Herinneringen aan Jaap
Herinneringen van Margreeth Broens;
uitgesproken bij Jaaps afscheid, d.d. 29 april 2017
Kennismaken met Jaap moet in 1976 zijn geweest: op een feest van een gemeenschappelijke vriend, die ik kende van SIW, een landelijke organisatie voor vrijwilligersprojecten, waar ik actief was in bestuur en organisatie.
Die vriend was net als Jaap psycholoog, toen nog student. Ze kenden elkaar van de studie. Jaap werkte toen – nadat hij les had gegeven aan de Sociale Academie in Hengelo – aan de universiteit in Groningen, bij het IFI – Inter Facultair Instituut, dat hij IFI bleef noemen ook al heette het daarna ULO, Universitaire Lerarenopleiding. Want behalve de naam veranderde er niets, vond hij. Het was de lerarenopleiding, waar hij college didactiek gaf aan studenten scheikunde.
We raakten aan de praat. En ik ging bij hem op bezoek. Hij woonde toen nog in Lewenborg. In een rijtjeshuis met een stadstuintje en viel met zijn tuintje een beetje uit de toon omdat hij er ‘onkruid’ liet bloeien. Een lievelingsbloem was de teunisbloem. Zijn buren waren niet zo blij met zijn tuin. Hij at ook – niet alleen – uit het wild. De eerste keer herinner ik me nog: brandnetel als groentegerecht. En fruit onderweg in de publieke ruimte, aan bomen en struiken. En afwassen met een zeepklopper, wat ik ook bij mezelf ging doen en een tijdlang volhield.
We gingen samen op fietsvakantie: in Engeland. En hadden gesprekken onderweg. Jaap was een intelligente man. Hij schreef naar aanleiding van wat hij tegenkwam: om te begrijpen en uit te leggen hoe de wereld in elkaar zat, op geheel eigen Jaapse wijze. Dat heeft hij zo lang ik hem kende en tot het einde toe, zo lang hij het kon, gedaan. Hij maakte ook zijn eigen lesstof voor de studenten.
Daarna gingen we op vakantie naar Scandinavië. Met de trein een rondreis door Noorwegen, naar de gletsjers, waar hij zelf al eerder was geweest. Wandelen had niet zijn voorkeur. Fietsen in glooiende landschappen, meestal van dag tot dag verder. En buiten, niet in de grote stad. Zo logeerden we ook een aantal keren bij Pieter en Nel, die toen in Oslo woonden en werkten, en een huisje buiten hadden. Die ik toen leerde kennen.
Door het jaar heen hadden we minder contact, ieder ons eigen leven. Op zondag een rondje fietsen, anders dan het gewone rondje. Doordeweeks werkte hij en studeerde ik. Zo nu en dan samen eten. Een enkel keertje een herfstwandeling maken in de bossen, want hij was dol op de uitbundige kleuren van herfstbladeren.
Hij had het over buiten de stad wonen. Op een gegeven moment belde hij me op dat hij een vrijstaand huisje te koop had zien staan in Thesinge. Dat kocht hij. Met tuinhuis en later liet hij boven een groot raam aanbrengen waardoor hij een prachtig uitzicht over de weilanden had. Daar zat hij ook te schrijven. Daar wonen was de manier om jezelf verplicht uit te laten: per fiets naar de stad om boodschappen te doen.
Zo veranderde het fietsrondje wat. Op die manier werd de afstand tot zijn moeder, die in een flat in Lewenborg woonde, wat groter. De andere kant was, dat hij op die manier toch aan zijn lichaamsconditie werkte. Hij ging zo ongeveer dagelijks langs bij haar en had ook minimaal dagelijks telefonisch contact met haar, in het Zeeuws. Daarmee liet hij zijn zorgzame kant zien.
Rond 1982 was het dieptepunt op zijn werk, wat flinke invloed had op zijn humeur. Zijn doceren was niet doorsnee, hij was controversieel en ging er vervroegd uit. Schrijven bleef hij. De teksten gingen, zoals ik zei, over hoe de wereld in elkaar zat. Hij probeerde over die teksten het gesprek met je aan te gaan, stelde hoge eisen aan zijn gesprekspartners en was eigenlijk nooit tevreden over het niveau van de discussie er over. Intussen had hij de pc ontdekt. Op die manier probeerde hij programma’s te maken en op te sporen om na te gaan hoe vaak en in welke context hij bepaalde woorden gebruikte.
Zo typte hij ook in 1986 mijn eindscriptie uit, toen ik inmiddels met mijn man Han was verhuisd naar Delft. Ik breide voor hem een Noors vest, uiteraard in sprekende kleuren. Wat ook een hobby van hem was, was leer bewerken. Dat had hij geleerd in het sanatorium. Daar was hij omdat hij tbc had, tijdens zijn diensttijd. Defensie dacht, toen hij dat kreeg, dat hij simulant was. Dat dat niet het geval was, bleek wel toen zijn hele afdeling met tbc besmet werd. Daar werd schande over gesproken. Hij heeft er destijds de voorpagina van de Telegraaf mee gehaald. Moest een flink stuk van zijn long missen en heeft er een militair pensioentje aan overgehouden.
De techniek van leer bewerken gebruikte hij bijvoorbeeld om een boodschappentas te maken. Altijd stond de functie voorop. Het moest functioneel zijn. Hoe het er uitzag was er aan ondergeschikt. Hij dacht over het ontwerp na, wat je er mee wilde doen en zo was de tas van stevige stof, met een onderkant van leer en zat binnenin een apart vakje voor een fles.
Inmiddels had Jaap kennis gemaakt met mijn vriendin Maria, die ik kende via het al genoemde SIW waar ook zij actief in was. Zij woonde in Nijmegen en samen zorgden ze voor een maaltijd in mijn huis, waar vrienden van ons aten op de trouwdag van Han en mij. Maria studeerde onderwijskunde en ging verhuizen naar Groningen, naar Lewenborg. Ze raakten bevriend met elkaar en zo hielpen ze ons samen verhuizen naar Delft. Geweldige hulp. Zo kwamen ze ook op kraambezoek, met als cadeau een boek van Richard Scarry: tekeningen met woordjes over wat je zoal tegenkomt in de wereld.
Aan Maria heeft Jaap veel gehad in de tijd dat Jaaps moeder ziek en terminaal werd. Samen hebben ze haar tot het eind toe kunnen verzorgen. Helaas is Maria veel te jong gestorven, tijdens een op zich eenvoudige, galblaasoperatie. Ik herinner me nog dat Jaap me belde nadat ze was overleden. Hij was er kapot van.
We zagen elkaar vanaf dat ik in Delft woonde niet vaak meer; wel belden we geregeld met elkaar. Met verjaardagen en hij met Oud en Nieuw. Aan conventies als verjaars- en nieuwjaarskaarten sturen had hij een hekel en deed hij niet mee. Bellen deed hij ook als hem iets dwars zat of om zijn angst voor een kwaal, ziekte of aanstaande operatie te delen. Angst voor geheugenverlies. Te vragen om een oplossing hoe, met wie de geschreven teksten in de pc te krijgen en over de stichting die digitaal de nalatenschap van zijn teksten zou beheren. Waarvoor we in Deventer samenkwamen en waar ik met Ineke kennismaakte.
Angst voor geheugenverlies. Niet meer kunnen komen op gewone, alledaagse woorden. Die hij niet gebruikte omdat hij alleen woonde – daar voor koos – en ze niet hoefde te gebruiken. Zo keerde de hekel die hij had om alledaagse zaken aan te snijden – en geen afspraken te hoeven maken over wie de aardappelen mee moest brengen – zich op het laatst tegen hem. Dat zei hij zelf ook. Twee kanten: blij om contact te hebben met anderen maar tegelijkertijd gelukkig zijn met alleen leven, je gedachten naar aanleiding van wat zich in de wereld voordeed aan papier toe te vertrouwen, betekenis aan woorden te geven. Je ergeren aan de domheid van mensen zoals ze de aarde vernietigden.
De laatste keer dat ik hem telefonisch sprak, eind februari, was het gesprek vanaf het begin tot het eind, zo’n twintig minuten, een helder verhaal. Met een begin en een eind. Het is verdrietig dat hij, een markante persoon, er niet meer is maar gelukkig dat hem het stadium bespaard is gebleven dat zijn geheugen hem helemaal in de steek moest laten.
Herinneringen van Pieter Veninga;
geschreven, d.d. 26 maart 2019
Jaap heb ik in 1963 voor het eerst ontmoet. Beiden op zoek naar een studentenkamer, die we onafhankelijk van elkaar vonden aan de Verlengde Hereweg 23. In een tot studentenhuis vertimmerd herenhuis, kregen wij ieder de helft van een oorspronkelijke woonkamer aangewezen, à raison van 32,50 gulden ieder, later 37,50. De beide kamers waren gescheiden door een (asbest?) wand, die voor de meeste geluiden nauwelijks een hindernis was. 6 jaren hebben wij zo naast elkaar gewoond. Jaap bleef nog een half jaar langer.
Jaap was een paar jaar ouder dan ik en had een voorgeschiedenis van een half jaar ziekenhuis vanwege een in het leger opgedane TBC besmetting, twee jaar kweekschool en een baantje bij “De Schelde” in Vlissingen.
In die 6 jaar die wij naast elkaar hebben gewoond, valt op dat we feitelijk geen TV hadden. Belangrijke uitzendingen konden we zien op de TV van het ouderpaar, dat als hoofdbewoner was aangesteld. Zelf ging ik maximaal eenmaal per week TV kijken bij een oom en tante.
Dat betekende dat we voor vertier en maatschappelijke betrokkenheid meer aangewezen waren op radio en krant, discussiegroepen zoals de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond.
De zaterdagavonden werden vaak opgevuld met het bespreken van onderwerpen uit de “Meyers Konversations-Lexikon”. Onderwerpen die vaak leidden tot hilariteit betreffende het gebezigde Duits.
Voor Jaap was de Bijbel een van de ankerstenen voor zijn positie inzake maatschappelijke vraagstukken. Hoewel niet gelovig, vond Jaap in de Bijbel zijn belangrijkste bron/morele richtingwijzer.
Beiden hadden wij diverse colleges bezocht die meer van filosofische, maatschappelijke en politieke aard waren, naast psychologische onderwerpen die voor Jaap – als student psychologie – onderdeel uitmaakten van zijn persoon. Ik denk hierbij onder meer aan de colleges wijsbegeerte – de professoren Delfgaauw, van Melsen, Verburg, Bouman, Röling. Deze laatste als belangrijk epifenomeen van het betreffende tijdsgewricht dat sterk onder invloed stond van De Koude Oorlog. Daarnaast de inzichten van “juffrouw” Bladergroen met haar ontwikkelingspsychologie, met diepgaande consequenties voor de kentheoretische inzichten.
Jaaps manier van schrijven is gedurende de tweede helft van zijn leven steeds meer gericht op het voorkomen ‘fallacies’ die voortkomen uit de taal, zoals het aannemen van verbanden op basis van het bestaan van een woord. Bijvoorbeeld het woord schuld, een niet materieel begrip dat daarom uitgebannen zou moeten worden. Of, bij voorbeeld, verantwoordelijkheid. Jaap kon sterk afwijzend staan ten opzichte van dergelijke abstracte begrippen, die hij aanzag als verdoezelend.
Dat taal meer is dan een opeenstapeling van woorden die ieder afzonderlijk wel ergens naar verwijzen, maar nog geen praktische betekenis hebben, heeft Wittgenstein al onderkend in zijn tweede hoofdwerk “Philosophische Untersuchungen”.
Jaap is op dit punt blijven steken door te weinig oog te hebben gehad voor de communicatieve tol van de taal. Wellicht is dat ook het resultaat geweest van een voortschrijdende geestelijke verkalking als gevolg van Alzheimer.
Zo ook Jaaps steeds ongenuanceerder benadrukking van de herkomst van het fascisme uit de veroveringstochten van de Romeinen en de vrijheid van de mens fnuikende invloed van de Romeinse wetgeving, alsmede de invloed van de Rooms-Katholieke Kerk.
Jaap staat, met zijn afschuw van de Rooms-Katholieke Kerk als instituut, wel aan de protestantse traditie van de Lage Landen. In zijn maatschappelijke visie betreffende de vrijheid van de mens – die hij vooral zag in de afwezigheid van maatschappelijke knechting – stond hij ook in die protestantse traditie.
De afwezige vader en het door zijn moeder gevoede onafhankelijkheidsstreven zullen daaraan mede debet zijn geweest.
Jaaps “schrijfsels” zijn nu gedeeltelijk geordend toegankelijk gemaakt. Zelf is hij daarin niet geslaagd, ondanks enkele pogingen. Het zou mooi zijn als dit dankzij de komst van het internet alsnog zou gebeuren.
Herinneringen van Jan Schot;
uitgesproken bij Jaap’s crematieplechtigheid, d.d. 29 april 2017
Het ligt voor de hand herinneringen op te halen aan alle keren dat Jaap en ik elkaar tegenkwamen. Ik kan beginnen met het allereerste dat ik van hem heb meegekregen. Dat was de besmetting met TBC. Ik kan eindigen met het laatste dat ik van hem heb gekregen. Dat was het vertrouwen dat ik zijn zaken goed zou regelen, zowel voor als na zijn dood.
Ik ga niet al te veel vertellen over de afgelopen 25 jaar en de eindeloze filosofische discussies die Jaap en ik hebben gevoerd. Gesprekken waarin ik het in theorie vaak met Jaap eens was. In praktische zin was ik het veelal oneens met mijn oom. Ik heb met een echte wereld te maken waarin andere regels gelden dan in een zelfgekozen bestaan als schrijvende kluizenaar.
Het alleen zijn van Jaap kwam hem als schrijver goed uit. Zo had hij alle “denk- en schrijfruimte” om dagelijks bezig te zijn met zijn schrijfsels. Schrijfsels die hijzelf ooit spottend “woordopeenhopingen” noemde.
Enige thema’s uit zijn schrijfsels waren “de maatschappij als een spel waarbij sprake is van overwinnaars en verslagenen”, “de menshouderij”, “het juristengeneuzel”, “Robinson Crusoe”, “leeg gepraat”. Dat laatste vooral in combinatie met woorden die nergens naar verwijzen.
Belangrijk is te zeggen dat Jaap schrijver was en uitdrukkelijk geen publicist. Een boek laten uitgeven zou maar leiden tot kritiek en daar had hij geen zin in. Zo is ooit het plan gerijpt om pas na zijn dood zijn schrijfwerk aan de wereld kenbaar te maken.
Ik kies nu voor een thema uit het boek Prediker. “Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel heeft zijn tijd”. Ik zou daarop willen inhaken met te zeggen dat er een tijd is voor eindeloze gesprekken en een tijd voor een korte toespraak. “Er is een tijd om te leven, er is een tijd om te sterven”. Daar hebben we, zeker in de laatste periode, veel over gesproken met elkaar zonder daarover dramatisch te doen.
Jaap vertelde vaak over “moeder die voorlas uit de Bijbel”. Iedere keer liet hij merken hoezeer hij het heeft gewaardeerd dat zij dat deed zonder commentaar te leveren. Gewoon de tekst voorlezen zoals die voor haar lag. Om een term van Jaap te gebruiken, dit is nu een voorbeeld van “verbale hygiëne”. Ook gebruikte Jaap dit verhaal om het verschil uit te leggen tussen twee manieren van opvoeden, enerzijds “het vaderen”, anderzijds “het moederen”.
Ik heb in de loop der tijd gemerkt dat de kinderen van Jaap’s moeder (mijn oma), ieder op eigen wijze, met die verhalen zijn bezig gebleven. Die belangstelling voor de verhalen uit de Bijbel is ook op de volgende generatie overgegaan, denk ik. In ieder geval zijn Jaap en ik beiden weinig gelovig, maar onze wortels verloochenen we niet.
Jaap, ik herinner mij hoe je op de begrafenis van je moeder deze troostende woorden sprak. “Als er een God in de hemel bestaat, dan ben je nu bij Hem”. Ik zag en hoorde hoe je stem brak en je in huilen uitbarstte. Ik zag je eenzaam en alleen zijn. Ik heb toen heel bewust niets tegen je gezegd, omdat woorden soms tekortschieten. Veel passender was het om eenvoudigweg mijn arm om je schouder te slaan. “Er is een tijd van omhelzen en er is een tijd om los te laten”.
Jaap, ik treed nu in je voetsporen. Ik zeg nu tegen je “als de hemel bestaat, dan ben je daar nu ook”.
Herinneringen van Cor Keers;
geschreven, d.d. 25 maart 2019
De studie psychologie van Jaap Schot aan de Rijksuniversiteit Groningen (1963-1969)
Studeren aan de subfaculteit psychologie in Groningen in de jaren 60 was aantrekkelijk. Onder andere door:
- goede hoogleraren zoals Snijders, Hofstee, Kouwer, Bladergroen
- geen massale, maar overzichtelijke studentenaantallen
- prettige studentenstad Groningen.
De opbouw van de studie
Niet zozeer de nadruk op kant en klare psychologische feiten, maar wel nadruk op de wetenschappelijke methodes: observeren, benoemen, tellen (statistiek!) om feiten te ontdekken.
De kandidaatsstudie
Voor alle studenten een identiek 3-jarig programma met vakken als:
- algemene psychologie (geschiedenis en huidige stand van zaken)
- filosofie
- methodenleer (o.a. hoe een psychologisch experiment opzetten)
- statistiek
- grondslagen van de verschillende richtingen: klinische psychologie, kinderpsychologie, persoonlijkheidspsychologie, sociale psychologie, arbeids- en organisatiepsychologie, methodiek
De doctoraalstudie
Voor de 3-jarige doctoraalstudie moest elke student kiezen:
- een hoofdvak, met aan het eind een 6-maandsstage
- een tweede vak, met aan het eind een 3-maandsstage.
Naast deze gekozen vakken en bijbehorende colleges, waren er nog voor ieder verplichte colleges, met name twee jaar lang wekelijks colleges psychiatrie: het ene uur theorie, het tweede uur een “live” gesprek psychiater-patiënt; na afloop van het gesprek moesten de studenten de diagnose stellen.
Afkomst van de circa 50 studenten die hun psychologiestudie begonnen in september 1963
De subfaculteit Psychologie in Groningen heeft een goede naam. Niet alleen studenten uit de noordelijke provincies komen erop af, maar ook uit het hele land.
Zo komt Jaap Schot, die eerst de opleiding tot onderwijzer aan de kweekschool voltooide, helemaal uit Vlissingen om juist in Groningen psychologie te studeren. In Groningen, aan de Verlengde Hereweg, huurde hij een kamer in een studentenhuis: geen hospita, maar de studenten moeten samen zelf een goed “woonbeleid” voeren, zoals het gebruiken van de gemeenschappelijke keuken.
De eerstejaars als groep; ontstaan van vriendschappen
Veel colleges, vooral die uitsluitend voor de 50 eerstejaarsstudenten psychologie, werden gegeven in kleine collegezalen in oude panden in de binnenstad van Groningen. Bijvoorbeeld het “Heymans-Instituut” in de Oude Boteringestraat. Deze colleges hadden iets gezelligs en er was steeds gelegenheid om in gesprek te gaan met de docenten tijdens de colleges zelf en met elkaar in de pauzes.
Zo leerden wij studenten elkaar kennen: er ontstonden vriendschappen.
Daarnaast waren er massalere colleges in grote collegezalen van het “Academiegebouw” (Broerstraat). Colleges die verplicht waren voor studenten psychologie, sociologie, pedagogiek, filosofie en theologie. Onder andere de befaamde colleges filosofie van de professoren Bakker, Delfgaauw en Hubbeling.
Vriendschap tussen drie studenten. In het najaar 1963, vooral door die kleine colleges, raakte Jaap Schot bevriend met Roel Meertens en Cor Keers (schrijver van dit stuk voor de website Jaap Schot).
Als ik mij goed herinner kwam Roel Meertens uit de Achterhoek. Roel werd lid van de studentenvereniging Vindicat. Zelf kwam ik uit Amsterdam. Ik werd lid van de studentenvereniging Unitas. Jaap was een zogenaamde “nihilist”: hij was van geen enkele studentenvereniging lid. Het klikte tussen Roel, Jaap en mij. We richtten het “Driemanschap” op.
Doel van het Driemanschap
Psychologie studeren is pittig. Veel boeken lezen, veel tentamens doen, doorgaans mondelinge tentamens. De pittigheid zit er ook in dat eigenlijk alle normen en waarden die je tot dan toe hebt meegekregen in je opvoeding ter discussie komen te staan. Kortom, een regelrechte “cultuurschok”. Jaap, Roel en ik besloten om samen het Driemanschap te vormen om ons zo samen door deze studie heen te loodsen.
Naast het bovengenoemde hoofddoel hadden we als nevendoel: het vinden van gezelligheid bij elkaar; het kunnen voeren van fijne gesprekken, rustig op onze studentenkamers, en niet aan de drukke bar van Vindicat of Unitas.
Het 6 jaar lang functioneren van het Driemanschap
Naast het drukke studieprogramma kwam het Driemanschap gemiddeld één dagdeel per week bij elkaar op één van onze studentenkamers.
Het voorbereiden van de verplichte tentamens. Steeds spraken we af welke hoofdstukken van een bepaald studieboek we eerst thuis individueel grondig gingen doorlezen. Tijdens het samenzijn van het Driemanschap gingen we elkaar bevragen. Niet zozeer op feitenkennis, maar meer elkaar vragen stellen als:
- van welke vooronderstellingen (zowel expliciet als impliciet) gaat de auteur uit?
- wat zou een goede vraag van de docent zijn, straks op het mondelinge tentamen?
We meenden de tentamenstof pas goed te beheersen als we daarover “goede grappen” konden maken. Kortom, alles op een gezonde manier relativeren!
Het volgen van niet-verplichte colleges. Naast het studieprogramma zelf, naast onze wekelijkse gesprekken, vond het Driemanschap tijd om voor ons niet verplichte, maar wel boeiende colleges te volgen. Zo volgden wij colleges van:
- Willem Frederik Hermans over taal-analytische filosofie
- Professor Röling en zijn medewerkers van het Polemologisch Instituut
- Professor Nieuwenhuis en Professor van Gelder over pedagogiek.
Acties van het Driemanschap
Inmiddels behaalden wij na drie jaar alle tentamens en zo het kandidaatsexamen. Voor onze doctoraalstudie kozen we alle drie als hoofdvak Sociale Psychologie (Professor H.A. Hutte) en als tweede vak Researchmethodiek.
Gedurende de jaren 1968 – studentenopstanden in Parijs – en 1969 ontstond in de Subfaculteit Psychologie te Groningen een democratiseringsbeweging onder de studenten. Veel heftige discussies in massale collegezalen.
Ook het Driemanschap liet geregeld van zich horen. Als Driemanschap hadden we een eigen logo ontworpen: horizontaal naast elkaar drie cirkels, met daarin getekend drie gezichten: een vrolijk, een neutraal, en een droevig gezicht. Dit logo namen we mee naar de groepsdiscussies, zodat dit al snel geassocieerd werd met ons Driemanschap. Op de publicatieborden van de diverse psychologische instituten hingen wij ons logo op.
De discussies over de democratisering van de subfaculteit psychologie Groningen gingen vaak over de gewenste organisatiestructuur. Felle voorstanders, felle tegenstanders. Als Driemanschap werden wij flauw van deze discussies. We bedachten een meer didactisch model: Het Vraag-Aanbod-Keuzeplan (V.A.K.)
Simpel gezegd, in een gedemocratiseerde subfaculteit psychologie zijn te onderscheiden:
- Vraag, welke psychologische onderwerpen willen de studenten behandeld zien,
- Aanbod, de psychologische onderwerpen die de wetenschappelijke staf aanbiedt,
- Keuze, de uiteindelijke onderwerpen die jaarlijks behandeld worden.
We hadden een schema bedacht hoe vraag, aanbod en keuze in “goede banen” te leiden. Dit schema tekenden we in het groot op grote vellen karton, plakten dit grote schema vast in de grootste collegezaal (350 personen) en lichtten dit toe met een grote aanwijsstok. Zo had het Driemanschap een voor iedereen zichtbaar schema gemaakt.
Al noemden sommigen het V.A.K. denigrerend een “cafetariamodel”, het werkte in die zin dat het subfaculteitsbestuur uiteindelijk kwam met de opzet van projectgroepen, elke projectgroep geleid door een lid van de wetenschappelijke staf. Het systeem functioneerde. In veel projectgroepen was ruimte voor de zogenaamde “maatschappelijke relevantie”.
Op een dag kwam Jaap Schot trots aanzetten met een grote stapel boeken, elk boek gekocht voor een gulden bij De Slegte. Het betrof wel 20 exemplaren van het boek getiteld:” Zelfmoord der Menschheid”. Eigenlijk een voorloper van de Club van Rome (jaren 70), en nu (2019) alle discussies over klimaat, overbevolking en uitputting van de aarde.
Met een begeleidend schrijven en ons logo gaven we elke projectgroep zo’n boek cadeau. Een soort relativerend geluid tegen al het geroep om maatschappelijke relevantie van de psychologische onderwerpen van de projectgroepen. Dit was onze laatste interventie als Driemanschap.
Einde van het Driemanschap
Onze doctoraalstudie liep ten einde. De 3-maandsstage deden we nog samen (zie verderop), maar de 6-maandsstage deden we ieder apart. Zo ging ik een half jaar naar de Hoogovens te IJmuiden, en bleef Jaap in Groningen voor een stage bij Onderwijskunde.
Zomer en najaar 1969 behaalden we alle drie elk ons doctoraal. Het hoofddoel van het Driemanschap was bereikt. We beëindigden het Driemanschap, maar besloten wel als vrienden onderling contact te blijven houden.
Jaap Schot als denker
Terugkijkend op 6 jaar Driemanschap probeer ik nu (maart 2019) het denken van Jaap Schot te typeren, door eerst drie, voor hem belangrijke, boeken te noemen en daarna iets te zeggen over taal(filosofie), een stokpaardje van Jaap.
Gedurende het Driemanschap bracht Jaap drie boeken onder onze aandacht.
- John Locke (1632-1704): ”Essay over het menselijk inzicht”
thema: onze manier van denken. - Thorstein Veblen: “The Theory of the Leisure Class” (voor het eerst uitgegeven in 1899)
thema: onze manieren waarop we onze maatschappij ordenen. - R.D. Laing: “The Divided Self. An existential study in sanity and madness” (1959)
R.D. Laing: ”Strategie van de ervaring” (1969)
thema: de zin ontdekken in de ogenschijnlijke wartaal van gekken (hier: psychotici)
Samengevat: Er is een manier van individueel denken (Locke), van maatschappelijk ordenen (Veblen). Valt door een gestoord denken een individu “uit de boot”, wordt hij als “waanzinnige” opgesloten in een psychiatrische kliniek, dan loont het de moeite juist die persoon te verstaan (Laing). Kortom, Jaap was zeer begaan met het denken en de taal van de zonderling.
Taalfilosofie
Onderscheid tussen “beschrijvend verhaal” versus “inspirerend verhaal”. Al vrij in het begin van het Driemanschap introduceerde Jaap de begrippen:
- “beschrijvend verhaal”: beschrijving van de feitelijke gang van zaken
- “inspirerend verhaal” : het appèl dat die feitelijke gang van zaken op ons doet, oftewel onze manieren van zingeving die vaak verwoord wordt in verhalen
Taalveld en taalspel. Op aanraden van Jaap volgden wij colleges van Willem Frederik Hermans. Zo raakten wij vertrouwd met het denken van de taal-analytische filosoof Ludwig Wittgenstein. We begonnen zelf de begrippen taalveld en taalspel te hanteren. We kregen steeds meer aardigheid in het denken over taal.
Driemaands-stage Psycholinguïstiek. Inmiddels was bij de Subfaculteit Psychologie een nieuwe hoogleraar benoemd: Pim Levelt, met als leeropdracht de psycholinguïstiek. Boeiende colleges, met name over het denken van Noam Chomsky.
Als Driemanschap overlegden we met Professor Levelt over onze 3-maandsstage. Zo onderzochten wij onder supervisie van deze hoogleraar hoe mensen zinnen met een bepaalde grammaticale structuur begrijpen. We voerden ieder afzonderlijk onderzoek uit, maar onze uiteindelijke drie afzonderlijke scripties hingen wel met elkaar samen.
Dit project, waar zowel Prof. Levelt als wij schik in hadden, vormde een mooie afsluiting van het Driemanschap.
Jaap Schot als schrijver
Taboes doorbreken. Als schrijver nam Jaap dikwijls originele, afwijkende standpunten in. Zijn taalgebruik was vaak spottend, relativerend, uitdagend.
Schrijfdrang. Gert Visser begon in Groningen zijn psychologiestudie in 1964. Hij raakte bevriend met Roel Meertens en mij. Enkele jaren geleden organiseerde Gert Visser een reünie van het Driemanschap. Zo hadden Jaap, Roel en ik een levendig gesprek bij Jaap thuis in Thesinge. Daar liet Jaap zijn werkkamer zien, waar hij elke dag op de computer teksten schreef. Een enorme output!
We spraken af dat Jaap per e-mail enkele van die teksten naar Roel en mij zou sturen, zodat wij hem feedback konden geven. Een tijdelijke opleving van ons Driemanschap!
Tijdelijk. Jaap’s geschriften bleken – althans voor Roel en mij – moeilijk toegankelijk; niet-begrijpelijk voor de lezer geschreven, maar wel uit een grote schrijfdrang van Jaap zelf. Roel en ik hebben dit onafhankelijk van elkaar, telefonisch expliciet met Jaap besproken. Mijn contact met Jaap is toen – met wederzijds goedvinden – stopgezet. Ook het contact tussen Jaap en Roel werd beëindigd.
Jaap Schot als vriend
In zijn studentenkamer aan de Verlengde Hereweg te Groningen ontving Jaap mij altijd gastvrij, bijvoorbeeld wanneer ik op zondagavonden langs kwam voor een praatje. Koffiebonen maalde hij met de hand en hij zette lekkere koffie. Soms, wanneer ik overdag langskwam, bereidden we samen de warme maaltijd, waarbij Jaap zeer kundig zijn “hoge druk-snelpan” hanteerde. Kortom, een goede, gastvrije vriend.
Andere studie-activiteiten van Jaap Schot, naast het Driemanschap
Het dispuutgezelschap “De Piëtisten”. Een lees- en debatteerclub. Steeds bereidde één deelnemer de bijeenkomst voor door een psychologieboek samen te vatten en daarover met elkaar in gesprek te gaan. Jaap, Roel en ik namen hier aan deel.
Naast deze serieuze activiteit, gingen we er als dispuutgezelschap soms samen op uit. Bijvoorbeeld een weekend zeilen op een Fries meer, waar de ouders van een der deelnemers een ruim vakantiehuis hadden. Jaap vond deze gezellige activiteiten leuk.
De subfaculteitsvereniging “Heymans”. Elk jaar organiseerde de subfaculteitsvereniging “Heymans” een bezoek gedurende een week aan een zusterfaculteit in het buitenland. Zo gingen we in achtereenvolgende jaren naar Parijs, Londen, Kopenhagen en Praag. De excursie naar Praag was in de Praagse lente (eind april-begin mei 1968). Na de Russische inval ( augustus 1968) vluchtten Praagse studenten naar Nederland en voltooiden in Groningen hun psychologiestudie. Bij gebeurtenissen als deze toonde Jaap zich zeer betrokken.
Tenslotte
Een paar jaar na onze laatste ontmoeting overleed Jaap. Zijn neef (oomzegger) Jan Schot vroeg mij iets te schrijven voor deze website. Met name over Jaap’s studie psychologie en het Driemanschap. Dit deed ik graag.