Jaap Schot, 7 april 2003
Van oerknal tot einde van de tijd is een gebeuren. En dat gebeuren is een proces: wat later gebeurt, kan slechts door het voorafgaande, wat eerder tot stand (c.q. in gang) gekomen is, blijkt voorwaarde voor het latere gebeuren.
Het ontstaan van sterren en planeten valt binnen dat gebeuren als een korter durend gebeuren en is ook een proces.
Het komen en verdwijnen van leven op aarde: idem: een proces. Binnen dat laatste proces gebeur ik, inclusief mijn leren (= het ontstaan veranderen, kortom: het gebeuren van mijn apperceptieve massa) en mijn ‘denken’ (= tekst aanmaken die mij rechtstreeks langs binnen in mijn hersens in het geestesoor klinkt zoals de tekst van anderen dat doet via mijn oren.
Dat is allemaal gebeuren. Ook mijn ‘zelf doen’, die schijn van initiatief, initiatief dat dan genomen zou worden door MIJ. Dat IK (= die MIJ) is net als die tekstaanmaker een verzinsel, maar die tekstaanmaker, daar neem IK nog tekst van waar, besluiten vermocht ik van die IK (van MIJ) niet waar te nemen. Ik liet en laat het mij maar overkomen. Ik heb volstrekt te weinig kennis van het gebeuren waarvan ik als gebeuren deel uitmaak en niet als een vogel die boven een rivier vliegt vreemd aan ben en los van sta. Ik lig in die rivier en wordt meegevoerd. Zwemmen en überhaupt bewegen heeft geen zin, ik zou niet weten wat ik ermee veroorzaakte of voorkwam, omdat ik het hele gebeuren niet ken (niet kan waarnemen) en dus niet weet waar het mij zal raken. [Schoolvoorbeeld: Maria die om een wachtlijst te mijden in het ziekenhuis belandde waar ze werd geslacht (ja, per ongeluk, maar opzet of ongeluk zijn geen categorieën bij het beschrijven van wat er gebeurt).]
Maria is dood en ik ga ook: ik zei altijd tegen haar: als je gezond leeft ga je na twaalf uur die dag dood en anders ervoor, maar de dag van je dood kun je achten vast te liggen. Inderdaad werd haar operatie drie kwartier uitgesteld om haar dood na 12 uur te doen vallen.
Er is een tijd geweest dat de mensen goed genoeg konden denken en bespreken om op te merken dat ze konden doen en laten wat ze wilden, dat is: verwachten goed voor hen te zijn, maar dat er toch iets anders kon gebeuren: geluk en pech. Of noch geluk, noch pech. Alle gestreef is ijdel. Elk pogen de toekomst in te vullen is puur gokken: het kan wel en niet ‘lukken’. O.K.: er is dat verhaal van de Jood die God bad om de hoofdprijs van de lotto, telkens weer, tot de stem van God tot hem kwam en zei: “kom mij halverwege tegemoet en vul en zend een lottoformulier in”. Maar op dat niveau eindigt dan ook ons bepalen van de toekomst. Niet geschoten is altijd mis. Dat niveau.
Als ik binnenkort moet beslissen mij wel of niet zus of zo daar of elders te laten behandelen voor een medisch iets, dan zit ik in die situatie. Aan mijn keuze hoef ik geen gewicht te hechten: ik kan ook dobbelen. In feit “dobbel” ik namelijk sowieso, onvermijdelijk.
Toen de mensen dat eenmaal echt beseften, nu ja, die paar denkers onder hen, beschreven ze het gebeuren gezien als ‘wat hen overkwam’ als lot, noodlot. En, bezien als activiteit van de vulkaan, de zee, de zon, enz. als doen van die ‘dingen’ (‘dingen’ in vroeger eeuwen volgens ons, exacter tegenwoordig: gebeurens, processen, incidenten, gebeurtenissen), die actieven, zoals de sprekers actieven waren, doeners, doende dieren.
Later werden de mensen gebruikt door andere mensen en besprak men die actieven die geen onderworpen mensen (subjecten) waren, zoals zij, als goden, als geprojecteerde dwingers en aandoeners. Een opperheerser, dan een oppergod, later: een enkele God, uiteindelijke aanzetter van al die andere actieven tot doen. Heerser over alles (en dus ook over iedereen).
Als eenmaal die God er is, zullen de geïntimideerde en mishandelden op deze God de vreselijkheid van die heersers projecteren en die mensen die het als kind getroffen hebben met liefhebbende vrije ouders, die zullen op deze God die liefdevolle ouders projecteren: ze hebben niets anders om te projecteren.
Dat is het dan: ik ben als mens zoals een regendruppel in een bui. Enige tijd in vrije val en dan eindigt de druppel als druppel en stroomt en/of verdampt het water waaruit hij bestond verder. Het is nonsens te zeggen ‘wij vormen samen een bui’: er is initiatief noch enige betekenis voor ‘samen’. Wij gebeuren, laat ons onze vrije val genieten zolang die duurt.
0 reacties