aj28102003.
========
Thesinge, dinsdag 28 oktober 2003 11:01
Aanvullingen en correcties: 6-11-03 11:13:
Hallo Jan, Hier dan mijn antwoord.
Ja, het zou me wel aanstaan als er met jouw hulp een boek uit mijn teksten werd. Zeer zelfs.
6-11-03 11:13:
Deze brief is speciaal bedoeld om daar een begin mee te maken. Het grote overzicht eerst maar:
1. WAT. (zie verderop: 2. hoe, 3. wanneer, enz.)
1. in mijn hoofd zit een tekstaanmaker, die laat aan mijn geestesoor ‘inner speech’ horen en dat blijken kleine verhandelingen over diverse onderwerpen te zijn.
2. al meer dan dertig jaar lang schrijf ik die teksten uit, met de hand en met de schrijfmachine en met de computer. De beschreven papieren heb ik allemaal bewaard. Dat ís me toch een berg geworden:
* 20.000 blz. manuscript
* 10.000 blz. stencils
* 10.000 blz. digitaal opgeslagen.
Aldus een grove schatting. VEEL, heel veel.
3. die tekstaanmaker is de voorlaatste van een serie van die machines in mijn lijf: de machines waarmee ik zie, hoor, begrijp / opvat / versta, benoem/bespreek en uitschrijf. Die machines zijn een soort robot-computertjes. [Voor wat betreft de hardware: deel van ‘mij als genencombinatie’. En qua software zijn ze afkomstig van mijn omgeving / omlevende anderen.] [Ik leerde Nederlands verstaan, spreken en schrijven, ik leerde de Bijbel en de wetenschappelijke inspiratie kennen (en, hier belangrijk: muziek, dans, sport en spel en streven, volmaaktheid nastreven, bewonderen en verachten en rangschikken, die allemaal bleven me vreemd, en af en toe hinderlijk, als anderen er mee bij mij aan kwamen dragen).]
4. Die serie robot-computertjes kan een zeer beperkte hoeveelheid gegevens verwerken (door zich heen draaien). Het komt dus goed uit dat er zoveel buiten mij is, dat me totaal onberoerd laat, mij niets interesseert.
5. De manier waarop die serie robot-computertjes de gegevens behandelt vind IK goed. Áls ik dan iets aan anderen als erfenis zou willen schenken, dan die manier. ‘Die manier’ is los te denken van die hardware en als iemand ‘die manier’ overneemt, raak ik ‘die manier’ niet kwijt. Dat is een wonder als we ons niet realiseren dat wij [met dat ‘een zelfstandig naamwoord gebruikend’, over ‘die manier’ spreken] onszelf door de taal laten suggereren dat eigenlijk voor ‘die manier’ moet gelden wat voor elk stoffelijk ding geldt, namelijk dat de een of de ander het in zijn bezit heeft. Iets dat weg te geven is, zonder dat de gever het kwijtraakt, dat is ‘gek’.
6. ‘Die manier’ is a/ te beschrijven en b/ ‘in resultaten te tonen’ [met behulp van een hoeveelheid (fragmenten) van die teksten die ik uitschreef]. Braakballenonderzoek om achter het eetgedrag van een uil te komen.
7. Het gaat er dus mij om ‘die manier’ over te nemen te maken. Wat er, door die manier, toen over het toevallige onderwerp, op mijn papier kwam, is zo gebonden aan ‘mij toen daar’ dat het niet van belang is.
8. Ik moet niet aan de lezer bekend worden, zo min als andersom, maar ‘die manier’. Als het ons lukt lezers de gelegenheid te geven ‘die manier’ te leren kennen, zo dat ze die ook in zich krijgen, krijgen ze ‘die manier’ naast ‘de manier die zij al hadden’ en dan kunnen ze zelf kijken of ze moeten vervangen of samenvoegen of wat ook. Nou ja, dat overkomt hen, het gebeurt.
9. Vaak wordt ‘die manier’ aangewezen door van andere manieren [waarvan ik de output via de media ‘onder ogen’ kreeg] aan te wijzen wat ‘die manier’ daarvan doet verschillen. Deze zin is veel te ingewikkeld, maar in feite komt het er op neer dat ik behoorlijk begrijpelijk kan schelden op onzakelijkheid, het afleiden van de eigen aandacht naar een ander onderwerp dan waarover men begon, enz. enz.
10. Deze serie robot-computers verandert steeds van programma [ want van appercepiërende massa aangeleerds, het leren gaat maar door] daarom, om die reden, moet elke opmerking gedateerd zijn / worden. Er is geen permanentie in wie denkt.
11. Enz.
====================
6-11-03 12:11||| // 28 oktober 2003 11:01:
Dat ik ampele redenen heb aangevoerd om niet te publiceren, betekent niet zoveel.
Ik heb nooit geleerd
* hoe een boek te maken
* hoe te redigeren.
Ik ben tevreden met de originele gedachten die me invallen. Ik schrijf veel dingen die ik bij anderen in flarden en ingewikkeld gezegd of in telegramstijl aantrof uit eigen waarneming helder uit. “Nu begrijp ik het tenminste zelf”, weet ik dan.
Af en toe merk ik zelf ook wel dat een stuk tekst onhelder, in te ingewikkelde zinnen gesteld, is. Soms lees ik een stuk en weet dat het er staat, dat het niet beter kan, met het oog op de zaak en de taal. Maar dan is er natuurlijk nog steeds de mij onbekende lezer, met zijn gewoonten. En inmiddels ben ik opgehouden met ‘het mij een voorstelling van die lezer maken’, daarmee mijzelf bevrijdend van een onwelwillende lezer, die ik mij aanvankelijk steeds dacht, een debater.
============
Ik heb nooit geleerd of kunnen afkijken hoe ze dat nou doen, van een hoop tekst een boek maken.
Terzijde: Ik lees zelf ook niet meer van voor naar achter een boek (non-fictie bedoel ik, fictie krijg ik echt niet meer door mijn systeem heen geperst): hap snap lees ik. Zolang het me boeit. Het laatst, onlangs, las ik Midas Dekkers ‘Lief dier’. Dat heb ik van achter naar voor gelezen (hoofdstuksgewijze, niet woordsgewijze natuurlijk).
=============
28-10-03 12:42:
Zojuist nog, boven zoekend naar onze vorige briefwisseling, het zou immers zo leuk zijn die nu te vinden, zag ik dat ik dat gedenk over publiceren al in dec. 1978 (weer) uitschreef. Het is in mij, voor mij, ook een vraag met ‘ja’ en ‘nee’ tegelijk als antwoord: wat ik aanmaak aan tekst is in HET Nederlands, niet in mijn Nederlands: taal gebruiken is samen spreken. De toevallige regelingen die mij troffen gaven mij na mijn 46e mijn txaenz terug in eigen beheer en ik verdeed die niet, maar maakte tekst aan waar een intelligent volk naar zou luisteren. Dat ‘volk’ bestaat evenmin als luisteraar als het bestaat als ‘vrijsteller’ van mij (ik bedoel: teruggever aan mij van het beheer over mijn txaenz). Dat volk bestaat ook niet als ‘mijn volk waar ik deel van uitmaak, dat ik mede vorm’. Ik beleef evenmin als wie ook mijn ‘tekst aanmaken’ als een prestatie van ‘mijn volk’. En toch, als ik dit uitschrijf is het helemaal zo gek niet. De toevallige leiding van de universiteit waar ik werkte liet de hoogleraar die ik niet achtte ‘oninzetbaarheid’ als een eigenschap aan mij toeschrijven, waardoor ik werd ‘vrijgesteld’, in onbruik kwam zonder in enige nood te geraken.
Achteraf gezien was het niet eens 100% slimheid van mij dat ik niet ging zeuren en/of ging zoeken naar een plaats van bruikbaarheid of mij, dat voorstel werd ook nog gedaan, de WAO in liet schrijven. Maar het heeft erg goed uitgewerkt. Ik was en ben hartstikke gelukkig (happy).
Dat volk bestaat niet, functioneert niet. Als dan de universiteit niet in staat is mijn txaenz met deze kwaliteiten (hoedanigheden, specifieke, kenmerkende, eenmalige massa aangeleerde vaardigheden) te gebruiken, te benutten, aan het volk waar we over fantaseren ten goede te laten komen, waarom is er dan door 16 miljoen aanwezigen en/of door wie hen voor gingen geen organisatie gemaakt die de txaenz van ongebruikten ‘uitmelkt’ [let wel: gemolken worden is voor een koe geen vorm van verkracht worden, als wie melkt maar haar kalf is. Het gaat om het ‘eigenlijk een eenheid zijn’: moeder-kind, mens-volk.] De concurrerende/rangschikkende werkgevers en werkdoorgevers zijn niet ‘eigenlijk een eenheid’ (ook “sociale partners” noemen helpt niet tegen de parasiet – gastheer relatie die er in het echt tussen werkgevers en werknemers is). Het verzinsel ‘mens-volk’ is wel ‘eigenlijk een eenheid’. Maar het is een fantasie, want we zien er weliswaar, zoals uit heel veel fantasieën, idealisten uit handelen, maar zij zijn in de ogen der wereldwijzen: ‘nuttige dwazen’, vrijwilligers. Gelovigen. Lijders aan verbalisme, genieters van eigen dagdromen. Tot ze wakker worden en zien dat er alleen zuigers (de psychologische term) om hen heen staan/zijn. Bloedzuigers en steekmuggen houden hen als huisdieren.
========= 28-10-03 13:07|| 28-10-03 13:12:
==========
Onze correspondentie doet mij zeer goed. In een LEZER*is voorzien. Om meer gaat het bij schrijven niet, bij taalgebruik gaat het niet om meer dan ‘een ander met diezelfde taal’. Eén van mijn hoofdonderwerpen is (af en toe, nadat ik weer eens even ‘op de begane grond’ tussen de mensen ben geweest) dat dit ‘een ander nodig hebben’ hier door mij, gewoonlijk dus, onpersoonlijk wordt geformuleerd / gezien / waargenomen. Tegen dat ‘onpersoonlijk formuleren’ wordt daar (op de begane grond) enorm fel geprotesteerd: heel veel vrouwen zijn er hoog mee de gordijnen in te krijgen, onder het uitroepen van “ik ben dus vervangbaar, nou goed dat ik het weet…. Dreig, dreig.” Het is niet ver en lang zoeken naar ‘het zich opvatten als de “eigen” ama’, naar: die áma bedoelen met de term / het woord ‘ik’.
*[LEZER in onderscheid van lezer. Ik ben voor kranten, tijdschriften en boeken een lezer, vrijwel altijd. Uiterst zelden is wat ik lees iets over ‘mijn’ onderwerpengebied en/of op “mijn”, of überhaupt enige, trede van de Aztekentrap. Ik zou er niet eens op kúnnen reageren op dat eigen niveau van de schrijver. Ik zou het niet kunnen in beide betekenissen:
* geen gelegenheid, ik heb niet de gelegenheid de schrijver te spreken, te treffen
* niet de vaardigheid, er valt me niks in, op dat niveau.
Als ik iets schrijf over mijn eigen geschiedenis weet je dat het niet om die feiten gaat, die zijn voorbij (voorbij is niet te overtreffen). Over is over, meer of minder over bestaat niet, kan niet. Aandacht besteden aan hetgeen hier nu gebeurt is daarom zo zelden de moeite waard, omdat er niks van te leren is voor later, omdat het eenmalig is. Daarom is het zo fout om over de actualiteit na te praten, zonder heel duidelijk de leermomenten te kunnen noemen. [Oh, ik begrijp best dat er voor de gevangenen op de begane grond: met tig andere gevangenen in één cel (werksituatie, bijvoorbeeld schoolklas), allerhand te leren is. Maar als ze één zaterdag besteedden aan het betreden van de aztekentrap, dan wáren ze toch een stuk verder. Hier valt me in dat ik in militaire dienst altijd in mezelf sprak van ‘de tien toegewezen vriendjes’ op de kamer in de kazerne. Tien gevangenen in één cel, zonder enige misdaad of veroordeling, het was dan ook geen straf, gewoon een vorm van gebruikt worden, net als het scholier zijn dat was/is.
============
Je hebt je taal, je krijgt de beschrijvingen van je situatie niet ten geschenke. Die uitspraken moet je zelf aanmaken en zelden moet je ze doen. Dat dit mij invalt, dát is (uiting van) mijn ‘probleem met publiceren’. Ik ben bang voor reacties. Ik ben bang. Geïntimideerd. Niet recentelijk en niet door officiëlen, maar ooit op de lagere school al, in de eerste maand van mijn schooltijd was dat proces al voltooid. Ik was bang gemaakt. Niemand is gratis welkom in welke groep dan ook, en ik ben niet van plan gebleken, metterdaad, zonder enig bewustzijn daarvan hoor, voor erbij-horen te betalen (behalve natuurlijk contributie aan de vakbond en “belasting” aan ‘het Rijk’ en het nodige aan andere organisaties die gewoon veiligheid of zoiets verkopen). De kinderen en ‘identiteit-groepen’ eisen txaenz, want aangepast gedrag, hun eisen is niet zelden afpersen. Je onveiligheid, waarvoor vluchtend je je bij ons voegt, daar zorgen wij voor, als je geen lid bent. Je veiligheid is onze zorg, als je lid bent. /28-10-03 14:00||\
============
Deze machtlozengroepen hebben geen andere dwangmiddelen dan ‘de maffia’: onverwijld dreigen en geweld plegen. Als de staat tot zo’n identiteitgroep wordt gemaakt, wordt het er niet beter op. Valt, zoals hiertelande tegenwoordig de dreiging met geweld weg, (ontaard in criminelenbescherming tegen de burgers en hun eisen) dan vervalt ook de identiteit, dan vraagt men zich af waar de nieuwkomer zich aan zou moeten conformeren. Alles mag hier, zo ‘denken’ / zien / merken de kutmarokkaantjes, hap snap uit advertenties enz. vangen ze wat bevelen op: drink Cola, draag merk X schoenen, rijd een Ybrommer, weet ik veel wat ze menen te weten dat ze hier wél moeten.
=========
Als er geen grenzen en regels gelden (= met kracht gehandhaafd = van iedereen afgedwongen worden, met het nodige dreigen en met dat dreigen onderbouwende, dat eerst mogelijk makende uitvoeren van fysiek geweld) valt er niet te spelen. Als je een kleuter binnen de lijntjes wilt leren kleuren, zul je eerst in lijntjes moeten (laten) voorzien.
Wie dit door heeft handhaaft met een geweten de regels van de spelen die hij mee wil spelen. Spelen is wat (zo’n 999 permille) eenvoudiger dan zich in ‘het gegeven, echte leven’ gedragen / handhaven. Die eenvoud maakt de pret van het spelen uit: als speler kún je opgewassen zijn tegen / volwassen zijn ín je (spel)situatie. Geen onzekerheden omtrent je omgeving. Alleen omtrent de toekomstige zetten / bewegingen van je tegenspeler. Je zoekt als speler van spelen geen rust, maar een situatie uit een verzameling mogelijke ‘situaties die je aankunt’. Zoals een jager achter prooidieren aan gaat omdat hij weet dat hij die aan kan. Hier doel ik met het woord ‘jager’ niet op een lustmoordenaar die zich van mensen als prooi laat afhouden, zoals ‘onze’ huidige jagers, maar de wilde mens. Zo’n wilde mens weet niet precies wat hem te wachten staat, dat is het verschil met de slager die naar het abattoir gaat waar hij werkt.
========
28-10-03 14:00|||| // 6-11-03 12:45|
6-11-03 22:20:
SAMENVATTEND:
1. WAT: ‘die manier’ van omgaan met ‘wat mij onder ogen komt’
2. HOE: door middel van het aanbieden van op die manier gemaakte teksten plus aanwijzingen daarbij: “kijk, dát wordt daar gedaan door mijn tekstaanmaker (zie de bijlage ‘wattedoen’)
3. WANNEER: wat mij betreft zo spoedig mogelijk beginnen, want er is tekst genoeg, het is een kwestie van bloemlezen of zo. Dat is nu juist wat ik niet weet, waar het een kwestie van is. Daarvoor heb ik jou nodig.
4. WAAR: waar jij bent als jij er txaenz voor over hebt. DUS: zal ik, vermoed ik, liefst jou die digitale teksten netjes op een cd geordend moeten aanleveren. DAARTOE heb ik nu een ‘brander’, dus dat is in orde, d.w.z. te doen. Dezer dagen maak ik een afspraak met de man die mij gewoonlijk beroepsmatig helpt bij mijn gecomputer. Met zijn hulp kom ik dan aan een ‘volledige verzameling’ teksten waaruit de betere, bruikbare stukjes genomen en samen gesteld kunnen worden, als dat de methode is.
5. VORM: geheel aan doel en plezier bij het maken aan te passen. Wie weet hoe levendig een dialoog / interview vorm kan uitpakken. Nogmaals, dat is nu juist waar ik een leek ben.
=================
Zo, nu, donderdag 6 november 2003 te 22:35 hou ik op met deze brief, teneinde ooit tot versturen te komen. Ik kan me heel erg moeilijk op werk concentreren, in mijn eentje. Die laatste beperking hoort er wel bij, samen werken zal waarschijnlijk beter gaan.
Tot de volgende keer, Jaap.
0 reacties