Aan Jan, 30 september 1994

Categorieën: Brieven
Trefwoorden:

Thesinge, 30 september 1994

Beste Jan,

telkens als ik een brief van je in mijn bus vind, geeft me dat een plezierig gevoel. Dan heb ik weer een paar dagen een andere reden om te schrijven dan normaal. Gewoonlijk schrijf ik om die vaardigheid niet te verliezen en het antwoorden op een brief is een andere, ‘positievere’ reden.
===
Om zo’n boek als dat van Casti geheel te lezen, daartoe is de I van mijn IQ niet toereikend. Ik moet zoveel stellingen aannemen als waren het meldingen en dan daarmee logisch mee-redeneren met de schrijver, dat mijn werkgeheugen al gauw vol en overbelast is.
====
Hier en daar kon ik een klein stukje van wat er geschreven stond volgen en meedenken. Met (wat ik verstond onder de tekst van) diverse stukjes kon ik zaken die ik ken en begrepen heb, niet verenigen. Misverstanden, mag ik hopen.
====
Ik presteer het wel mezelf dat niet-kunnen niet kwalijk te nemen, ik maak mezelf wel wijs dat het de kwaliteit van mijn denken niet aantast als ik me beperk tot wat ik ken. De omvang van het doordachte wordt daarmee buitengewoon sterk verminderd, maar ik voel me zekerder.
====
Nadat ik het boek van C. had doorgesnuffeld, kwamen de boeken binnen die ik tegelijk met het lid worden van die club, besteld had bij De Vrije Gedachte. Naast mijn lidmaatschap van de VPRO en de EO leek me DVG ook wel eens de moeite waard. Over de EO verbaas ik me dat die mensen echt in boze geesten
geloven. De demonen die werkzaam zijn bij het ‘glaasje draaien’. Daarin te geloven is mij totaal vreemd. De VPROgids bevat teksten die voor mij totaal onleesbaar zijn en vooral op afstand oneindig van mij geschreven lijken. Een totaal andere tijd, waarin kinderen van rond de 15 jaar problemen maken, waar vroeger alleen psychiatrische patiënten op kwamen. Van mij uit gezien totale gekte.
De praatjes voor de televisie van Jan Vis van DVG klinken vaak heel intelligent in dit land en deze tijd der blinden. Vandaar dat ik dacht: ik wil het nu eindelijk wel eens doen: kennis nemen van waar die lui voor staan. Ik was het al zeker tien jaar van plan, echt waar.
=====
Het blijkt dat de mensen die zich Vrijdenkers noemen zich ook op grote afstand van mij bevinden. Denkenderwijs, bedoel ik natuurlijk. Het zijn allemaal vooral erg beschaafde lieden. Mannen in de wereld, er op betrokken, er belang in stellend. Ze zijn atheïstisch en ze voelen zich slechts thuis in de westerse filosofie; dat betekent dat Spinoza en Nietzsche veel aangehaald worden naast Voltaire en andere bestrijders van de roomse kerk. Daarnaast is de wetenschap bij hen erg populair. Tot zover is het nog consistent, maar, -zoals ik al zei-, ze zijn zo beschaafd. Dat leidt ertoe dat ze verdraagzaam menen te moeten zijn, democratisch, tegen censuur, pro homo’s, criminelen knuffelen en tegen fysiek geweld. Vooral ook: loyaal, wetsgetrouw, law-abiding. Een mij vreemd mengsel van onverenigbaarheden.
=====
Zulk een vreemd mengsel zet mij dus aan tot flink wat [ niet om te publiceren bedoelde ] tekst en voorkomt veel verveling.

====
Het spijt me natuurlijk wel dat me geen nieuwe begrippen en onderscheidingen worden aangereikt, maar veel uitspraken van anderen zouden mij nooit zijn ingevallen en ik kan dan wel af en toe een verband opmerken, dat me anders zou zijn ontgaan. Ik heb er dus geen spijt van die vrijdenkersteksten te hebben aangeschaft. Wel merk ik op dat daar in ieder geval de vooruitgang ook niet zo’n vaart loopt, terwijl toch bij deze mensen de minste officiële remmen liggen. Bij een van hen merkte ik overigens op dat hij gewoon bang was, toen hij ‘de identiteit van de vrijdenker’ uitschreef. Ik kan die angst heel goed mee-voelen. Het bedrijven en uitschrijven van atheïsme is het mishandelen van een stervend paard. De kerk kan niet meer terugslaan. De tijd van de Inquisitie is voorbij. Maar ga maar eens ageren tegen democratie, tegen verdraagzaamheid en voor censuur, dan krijg je de scheldnaam ‘fascist’ of zo. Wat hier nu heilig is, is even heilig als wat toen daar heilig was, het is om dezelfde reden heilig: de heersers daar en dan denken er hun positie het minst mee bedreigd, het best mee beschermd.
====
Atheïst zijn in dit land in deze tijd is niet te overtreffen flauwe kul. Het voortbestaan van de democratie wordt als voldoende aanbevolen gezien als er een rand-debiel roept dat Churchill niks beters kende. “Stop met het ontwikkelen van nieuwe wapens, Churchill kent geen betere dan de huidige.”
===
Zo is er het individualisme, dat is ook heilig. De individualiteit. Het als alleen gedefinieerd zijn, beschouwd, opgevat, behandeld, bejegend worden. Dat vindt plaats hiertelande hedentendage, zowel door de instanties, aan de loketten, in de brieven met briefhoofd, als door de familieleden. Daarnaast ook door vrijwel alle andere mensen.
====
Bestaat er een alternatief voor dat als alleen opvatten? Ja, in de jongensboeken vinden we verhalen over bloedbroederschap, bij de Noordamerikaanse Indianen. In oude verhalen over wat hiertelande was of nagestreefd werd vinden we het begrip eeuwige (onvoorwaardelijk en niet in de tijd beperkte) trouw. Trouw tot in de dood was weer iets anders, het kwam vaak in die boeken voor in combinatie met jong en gewelddadig sterven.
====
Die verhalen over niet alleen leven worden gekenmerkt door de aanwezigheid van gevaar. Waar gevaar is, zijn kleine dingen klein, geen ergernissen. Belangrijk en onbelangrijk zijn van elkaar te onderscheiden, daar waar gevaar is, evenals nodig en onnodig daar uit elkaar te houden zijn.
====
Waar gevaar is, daar is de aanwezigheid van een ander een voordeel: meer ogen en oren om op te merken wat er aan de hand is. Meer handen om de gezamenlijke veiligheid te verdedigen.
===
Wat te doen als er niets te doen is, als er gewacht moet worden op de nieuwe oogst, op de volgende overschrijving van de uitkering, en er geen gevaar dreigt ? De landbouw-culturen hadden daarvoor een reusachtig jaarlijks feestprogramma, hele religies en het feestelijk vieren van geboorten, genezing en dood. Ze feestten zich de tijden van toch altijd wat gespannen (het weer kon ineens ongunstig worden) afwachten vol. Elke onzin was te gebruiken, zo blijkt, als het doel, tobben voorkomen, maar bereikt werd.
====
Waar wachten de bezigheid is, is onbenul een deugd.
====
Het feesten is afgeschaft. Er is niet meer de angst voor de misoogst, maar voor de wegdrukkende kracht van de concurrentie: de oorzaak van de werkloosheid. Niet de (weer)goden (al of niet samen gebracht in een God) zijn er om te vrezen en te aanbidden, maar de vrije werking der economische krachten. Wij offeren niet, wij bezuinigen. Wie zijn ‘wij’? Nou, iedereen kent het feit dat hij daar geen deel van uitmaakt. ‘Ze’ in de regering, die ‘doen maar’ en ieder-een weet zich overgeleverd.
====
Iedereen leeft in dat zelfde gespannen afwachten dat de landbouwculturen kenmerkt, maar nog langduriger. Er wordt al jaren lang bezuinigd, terwijl het wachten op de oogst nooit zelfs maar een enkel jaar kon vullen. En dat wachten moest al met zoveel feesten van voldoende tegenwicht worden voorzien ten gunste van het psychisch welzijn der inwonenden. Wij hiertelande in de jaren tachtig en negentig van deze eeuw wachten af of we een baan, een uitkeringskorting of wat ook krijgen toegewezen. Streven komt neer op het maken van loze gebaren. In feite ligt de macht gespreid, in handen van wie deze of gene gelegenheid toeviel. Zelfs ik heb wel eens in een sollicitatiecommissie gezeten. En in een examencommissie. Naast c.q. tussen andere piepkleine mannetjes.
=====
Nadat de mensen niet meer samen leefden, maar nog slechts bijeen (na de inval van de oogstrovers, die zich bij de beroofden vestigden als rangschikkers) verdrongen de gezelschapsspelen met weinigen de feesten met allen, als deelnemers/betrokkenen.
Een andere manier om de tijd, de aandacht, het leervermogen, de vaardigheden en de energie te verdoen van al die mensen van wie daar dan niets geëist werd (omdat de bazen even niets te eisen wisten te verzinnen).
====
Voor de vrije mensen in de vrije natuur is het doen van het nodige het afleggen van een zekere weg naar de verzadiging. Voor de vrije mensen in de landbouwende culturen is het doen van het nodige het bevrijd zijn van het gespannen afwachten en het veilig stellen van de oogst en daarmee van zichzelf.
Voor de mensen in de civilisatie die de koopkracht dienen voor geld is het doen van het nodige (nu moet daar ineens bij gezegd worden: voor hun eigen leven en welzijn, dat dat het nodige en dat het nodige dat was, sprak eerder, elders, vanzelf) ‘onderhoud’, ‘bijzaak’, niet datgene waar het om gaat. Daarom wordt het nodige verpakt in waar het om gaat: in rangvertoon (in vertoon van kunnen en van ‘zich kunnen kopen’). Op dat vertoon volgt ook geen verzadiging, geen bevrediging, geen pauze.
====
De exemplaren van de diersoort mens zijn (psychisch, mentaal, geestelijk, noem maar op) bestand tegen gevaar. Fysiek is er van gevaar pas wat te duchten als het qua duur bovenmaats wordt. Gevaar is dreiging van pech, niet de pech zelf. [Ik hoorde dat nog eens geïllustreerd in een tv-uitzending over de eerste wereldoorlog.] Als ‘eustress’, goede spanning, is gevaar zelfs nodig voor de gezondheid. De durende onbeïnvloedbare gevaar-situatie geeft de ‘disstress’.
Ook de afwezigheid van gevaar gedurende te lange tijd is fnuikend. Met dobbelstenen en andere gokinstrumenten kan Vrouwe Fortuna worden aanbeden, zo voorziet de ledige, die tot verveelde wordt, in surrogaat-gevaar, in namaakspanning, om aan de afwisseling van spanning en ontspanning te kunnen komen.
====
In onze civilisatie is iedereen tot enkeling verklaard (en door als zodanig behandeld, bejegend te worden ook gemaakt, ook voor zijn eigen bewustzijn) en velen hebben vrijwel niets om handen: veel te weinig om moe van te worden, om aan ‘rust nodig hebben’ toe te komen. Hun leven is niet geheel gevuld. Altijd hebben ze aandacht, energie, vaardigheden over, als ze bezig zijn. Alles wat ze dan nog te doen hebben samen vult niet alleen hun 24 uur niet, het geeft ook op geen enkel moment de gelegenheid om zich geheel in te zetten.
====
Daar heeft de surrogaat-industrie de sport voor uitgevonden.
Sport is koopwaar, gelegenheid om te sporten wordt verkocht en gekocht.
=====
We hebben nu twee vragen:
1. wat kan een mens alleen in die situatie?
2. wat kunnen twee (of meer) mensen samen in die situatie?
====
Over het antwoord op die tweede vraag gaan de vragen en antwoorden (mijn vorige korte brief en jouw brief van 290994), die we al hebben.
Het antwoord laat zich kort samenvatten als: verdomd weinig succes boeken. Ruzie in de loopgraven. Laten we mekaar geen mietje noemen: er is een massa om voorrechten vechtende “werkende” mensen om ons heen en als nu eens de helft van hen “verpufte” (=in hun chemische elementen uiteenviel) dan waren onze problemen een stuk minder: passend werk zat bijvoorbeeld en ruimte om te wonen en om te wandelen.
=====
1. wat kan een mens alleen in die situatie?
Dat was die andere vraag, nietwaar.
In die situatie, niet met die situatie. Dat is de ingevouwde vooronderstelling in deze vraag: het te mijnen gunste veranderen van dat en die daar buiten mij, dat kan (ik) niet, geen alloplastiek en geen verlossing. Met ‘situatie’ bedoel ik altijd de omstandigheden voor zover die tot de betrokkene doordringen, door de betrokkene waargenomen worden. Aan wat ik niet waarneem, lijd ik niet. Hoogstens aan de (wegens tekort aan waarnemen en/of ‘met elkaar in verband brengen’) voor mij onverklaarbare gevolgen ervan.
=====
Ik denk dat het opgeven van het verzet tegen ‘wat is’ al iets helpt.
===
We zitten bij deze vraag met evenwijdige, soortgelijke, vragen als bij die andere vraag naar wat twee of meer mensen kunnen doen en / resp. nalaten.
====
Waar haal ik wensen vandaan?

Wenselijkheid in omvattender dan noodzakelijkheid.
Er wordt meer gewenst dan er nodig is.

Als we eens het wensen van iets onnodigs ‘begeren’ noemen. Dan kunnen we kijken of er iets zit in de Boeddhistische aanbeveling op te houden met begeren, in geval je je lijden wilt verminderen. In geval dat je je lijden niet wilt verminderen, moet je natuurlijk niet luisteren naar de Boeddha, want die veronderstelt steeds dat zijn hoorder van het lijden af wil.
===
Hoezo nou Boeddha? Die leefde zo’n 500 jaar voor Christus. Maar toen hadden ze daar al vele, vele eeuwen civilisatie achter de rug en dus al alle psychische verschijnselen die wij nu bij ons waarnemen.
====
Waar haal ik wensen vandaan ?
Die vraag is een variant op “wat is er aan mij van mij”?
====
Een deel van wat ik wens(te) wordt/werd mij als wenselijk gesuggereerd. Verzwaren die wensen mijn leven, mijn situatie? In wat ik niet nastreef, kan ik niet gefrustreerd raken. Hou ik ergens op met het wensen van iets, dan valt er een last van mij af. Als ik een begeerte nalaat, laat ik iets onnodigs na, definitie-kwestie, zie boven.
====
Een andere invalshoek is: heel goed nagaan wat er nodig is om te leven en wel te zijn, dat wil zeggen: volledig, volop en harmonieus te functioneren, dat is: alle functies, die je hebt, alle vermogens, harmonieus te gebruiken.
Ik bedoel daarmee niets ingewikkelds: een mus moet de gelegenheid hebben te vliegen, ik moet de gelegenheid hebben te spreken, een kat moet de gelegenheid hebben te jagen. Plaats, onderwerp en prooi zijn resp. niet wezenlijk. Vliegen, spreken en jagen dienen naast alle andere functies plaats te vinden en wel in harmonieuze verhoudingen van bestede tijd, aandacht en energie. Goede levensomstandigheden zijn te definiëren als die waarin om in het nodige te voorzien met de (aan)geleerde vaardigheden de betrokkene vanzelf harmonieus en volledig functioneert.
Weer niets ingewikkelds bedoeld:
een kat moet niet hele dagen hoeven te jagen, moet tijd om zich te wassen hebben; een mus moet niet aan de kost kunnen komen zonder ooit te vliegen, ik moet niet ononderbroken hoeven te praten, maar moet wel af en toe mijn spraak nodig hebben en dat niet te weinig (niet, bijvoorbeeld, slechts enkele minuten per dag, bij het betalen aan de kassa).
=====
Deze overweging kon ik op mezelf toepassen. Nergens vond ik carrière maken als noodzaak. Was niet verbazingwekkend, want ik wist al dat ik nooit een carrière begeerde. Maar als iemand een carrière begeert, kan hij vinden als middel tot welke doelen hij dat doet.
In mijn situatie waar ik het over heb, is het voor mij enig mogelijke dit doordenken aan mijn eigen kant: het mij veroveren van een carrière zit er niet (meer) in. =/1 oktober 1994\=
=====
….. impliceert het einde van het alleen-zijn niet noodzakelijkerwijs het begin van het rangschikken ?
NEE.
====
Maar deze retorische vraag is misschien een geschikt beginpunt voor een verkenning van iets wat heel dichtbij is, maar abstract [los van de personen, die toevallig in kwestie zijn dus] besproken kan worden.
===
Ik ken het gevoelsverschijnsel ‘eenzaamheid’ niet. Zelfs niet uit herinnering. Ik hou er dus mijn mond over.
Ik ken het alleen-zijn, ik ben het in de beschrijvende betekenis “fotografeerbaar” dus, vrijwel elke dag de hele dag, op een paar uur na. In de betekenis van ‘nooit-wij-zijn’ ben ik het altijd. Ik heb geen afspraken en geen andere regels dan die ‘administratief’, ‘vanuit het regiem’ voor iedereen gelden: regels dus van het type ‘boodschappen moeten worden betaald’, volstrekt plat.
====
Ik ben al zo lang alleen, al meer dan de helft van mijn leven, dat ik het andere, -met anderen samen wonen-, vergeten ben. Ik herinner me nog wel de lange reeks zelf-bevrijdingen die het overgaan vormden van samen-wonen naar alleen-wonen. Er is zo weinig echt nodig, dat is voor een samenwoner niet te geloven. Er is zoveel nodig, dat is voor een samenwoner, die altijd zus of zo door de ander verzorgd wordt, niet te geloven. Alles blijft altijd liggen waar ik het liet liggen, tot ik het verplaats. Niets gaat ooit naar zijn plek waar het hoort te liggen terug. Wat ik vergeet te doen, vindt niet plaats. Zelfs van de stomste dingen weerhoudt niemand mij. Ik hoef pas op te ruimen als ik weer eens iemand op bezoek krijg.
====
Nog meer viel er weg toen ik werkloos werd. Het is voor een gewoon mens in gewone omstandigheden onvoorstelbaar hoe weinig er van binnen uit voor mij hoeft. Het is onvoorstelbaar voor een gewoon mens in gewone omstandigheden in welk een absurde mate het voorzien in het nodige is vorm gegeven zodanig dat het ook voor mensen met een dwarslaesie mogelijk is. Als het er op aankomt hoef ik me nauwelijks te bewegen. Alles is op zeer korte afstand van mijn huis te koop, taxi komt desgevraagd voor de deur. Voorzien in eten, drinken, veiligheid voor slaap, enz., al die nodige dingen “kosten” geen tijd, leveren geen gelegenheid op voor wie niets anders te doen heeft, om zich moe te maken, zijn vaardigheden te gebruiken, zijn tijd te vullen. (Overigens ook niet om met anderen om te gaan, laat staan te spreken, laat staan iets te bespreken; de ander bevindt zich als achter een loket.)
====
Er is geen zaak meer de mijne, mij in handen gegeven, dus is er niets anders meer ter zake in mijn leven dan mijn eigen leven en welzijn. ‘Sociale isolering’ of ‘individualisering’, hoe men het ook benoemt, Robinson Crusoe-gewijs alleen, de woning is het eiland, het winkelcentrum is het schip, waaruit al het nodige te halen is (en blijft).
====
Mijn vaardigheden zijn snel opgesomd:
1. heel primitief timmermannetje spelen en
2. heel primitief wetenschappertje spelen.
Voor alle andere bezigheden zijn anderen nodig. Ik kan uitleggen, ik kan bespreken, ik kan practica verzinnen, opzetten en uitvoeren, maar daar heb ik anderen (studenten) voor nodig, die ‘gemotiveerd’ zijn. Motiveren, daar heb ik veel over uitgelegd, dat is een vreselijk begrip, net als leerkracht.
Maar dat is allemaal voorbij. Niets is zo voorbij als wat verleden tijd is. Voorbij heeft ook geen overtreffende trap. Gisteren, vorig jaar en honderd jaar geleden, het is allemaal evenzeer voorbij.
====
De vraag was voor mij niet:”hoe krijg ik andere omstandigheden waarin ik zoveel mogelijk van mijn vaardigheden kan gebruiken, dus ook die welke geen patience-karakter hebben?”
Mijn vraag was:”hoe functioneer ik nog zo goed, zo volledig en zo harmonieus mogelijk in deze gegeven omstandigheden, waarvoor ik niet hoef te vechten, die mij worden gegund?”
====
Ik heb namelijk geen zin in vechten. Wie vecht, dient; en ik heb geen zin in dienen. “Het systeem” [dit begrip rest mij nog van de jaren zestig] bestaat door het onderling vechten van allen.
Ooit speelde ik een keer “Risk”, een spel waarin het doel van elke speler de anderen onbekend is, maar wie het eerst zijn doel bereikt, heeft gewonnen. En dus zal iedereen elk streven van elk ander proberen te frustreren. Dat spel is uit het leven gegrepen.
====
Hier zit ik, dit is mijn eiland. Het is groot genoeg om van te leven als dier alleen. Sommige nodige dingen zijn er niet op dit eiland en daarvoor moet dan een surrogaat worden gevonden. In plaats van bespreken kan uitschrijven komen. De toehoorder, resp. lezer verdwijnt steeds meer uit het werkende brein.
===
Eenmaal uitgelegde verbanden en doorgedachte begrippen en onderscheiden zaken (opgemerkte verschillen) hoeven niet herhaald, maar blijven in gebruik, blijven meedoen, anders is er geen voortgang. Geen censuur [geen verbod dus op het weer vergeten van opgemerkte verschijnselen en verschillen] betekent: geen vooruitgang.
====
De vooruitgang is door deze ventielregel gegarandeerd en het verdwijnen van de lezer is geen verlies meer, maar een gemak. Het misverstaan is een bezigheid van de ander, zonder ander geen misverstand. Geen misverstand, wel vooruitgang, maar: wat staat mij aan onderwerpen ter beschikking? Wat is mij gegeven? Wel, heel weinig. Ik speel wetenschapje en dat betekent dat ik met mijn onderwerpen zelf in aanraking moet zijn. Wat ik van horen zeggen heb, c.q. waar ik alleen maar over gelezen heb, kan geen onderwerp van mijn bestuderen zijn.
Mijn televisie(ontvang)toestel is geen verrekijker. Ik weet dit programma over dat werd uitgezonden, ik heb daarmee dat niet gezien. Het leek alsof dat er was, gebeurde, maar ik heb dat niet gezien. Ik weet niets van dat. Ik weet: ze suggereren via televisie dat dat er was, gebeurde. Met televisie valt te liegen. Dus ik weet niets van dat.
=====
Voor mij blijft er bij zulk echt ongeloof, niet veel over. Alleen wat echt mij gegeven is. En daarvan laat veel mij volkomen koud. Neem nu het gegroei van al die vrije planten in mijn tuin. Ik geef er niets om. De volgende bewoner van dit huis zal al die planten (laten) uitroeien. Tot dan hebben ze hun tijd. Einde van mijn belangstelling.
===
Ik merk dat er steeds minder is waar ik belang in stel. Ik merk dat ik nooit erg belangstellend ben geweest, want ik voelde nooit enig verlies bij dat wegvallen, dat meteen begon, na mijn ontslag. Ik dacht nooit meer aan leraarschap. Ook politiek, ook die onderwerpen die partijpolitiek verre overtreffen, het blijkt allemaal nooit mij binnen gekomen te zijn.
====
Stilte. Rust. Leegte. Ruimte. Geen eenzaamheid.
====
Gelukkig ben ik gezegend met een arm gevoelsleven. Zolang ik geen zware griep heb, heb ik voldoende energie om het voelen na te laten; als ik verzwak kom ik met sentimentaliteit te zitten. Ja, het zou mooi zijn, trouw, bij elkaar horen voelen, je arm om iemand heen slaan. Van dat soort dingen, die gebeuren in andere omstandigheden.
Zoals ’tafeltje draaien’ misgaat bij goed licht, zo komen ook deze gevoelens er niet als er geen uitputting is en er gewoon niets te doen is. Daarom is er zoveel positief gepraat over hoe de mensen in oorlog, bij natuurrampen, ongelukken en armoe met elkaar omgaan, dichter tot elkaar komen, menselijker worden.
Ik verkies het eten van voldoende havermoutpap en voedzame vaste spijzen boven het voelen van allerhande ruimere bewustzijnstoestanden. Ik heb liever geen tussenmenselijke gevoelens dan een paar positieve, verpakt in een massa negatieve.
=====
Wanneer ik een gebeurtenissenreeks (al of niet een proces) kan begrijpen valt er niets meer bij te voelen. Wat ik opmerk, daarbij heb ik energie beschikbaar. Die energie kan in gedachten of in gevoelens of in handelen worden afgevoerd, gebruikt. Als ik dat wat ik opmerk kan hanteren, er meteen iets passends aan kan doen, dan worden er nauwelijks gedachten en zeker geen gevoelens gemaakt van (een deel van) die energie.
Daar is niets bijzonder zwaars mee bedoeld. Iedereen kan dat voor zichzelf opmerken. Al die bezigheden zoals het gas aansteken en stofzuigen en gaan slapen, zijn als je ze kunt doen zoals je ze op dat moment nodig vindt, vrij van alle gevoel en gedenk.
Denken en voelen zijn de reacties op het moeilijk of onmogelijk zijn van meteen passend doeltreffend het nodige doen.
Van die energie die (als ik niet passend kan handelen) in mij voor een onderwerp beschikbaar is, maak ik zoveel mogelijk gedachten, in ieder geval geen gevoel.
Ik heb veel tegen gevoel.
Ik kan met gevoelens niet logisch en consistent omgaan.
Ik zeg niet: er is met gevoelens niet zo of anderszins constructief om te gaan. Ik kan het niet en ik hoef het van mezelf ook niet te leren.
====
Ik heb in de loop van de jaren voor mezelf een begrippenapparatuur uit het grote aanbod gezocht en aanvullend zelf verzonnen, waarmee ik begrijp, waar ik niet kan ingrijpen. Doordat er weinig variatie zit in ‘het nieuws’ en in het onnieuws, het gewone, eindeloos herhaalde sowieso geen enkele, gaan de feiten zelf op orde liggen in die begrippensystemen.
Zo zullen er schepen vergaan, vliegtuigen neerstorten, mensen verongelukken, roddels worden verteld, tekorten en overschotten optreden en zo voorts. Elke dag worden de kranten daarmee vol geschreven. Elke dag komen de meeste gebeurtenissen niet in het nieuws. Alles is oneindig eender.
Ik begrijp niet hoe iemand daar een gevoelsmatig oordeel over kan aanmaken: “eender is zo saai” is bijvoorbeeld zo’n oordeel. Dat gevoelsoordeel is zo puur onnodig en onbenullig. Het is gewoon niets, exacter: het is nergens de oorzaak van en nergens het gevolg van, het is zomaar energie in gevoelsvorm, die kan enige tijd het bewustzijn vullen, zoals alle energie van de soort waar we het nu over hebben: die energie is bewustzijnsvulling in de vorm van gevoel, begeleiding van bezigheid of gedachte / verbalisering. Alleen als ze in de vorm van gevoel verbruikt wordt, blijft er niets van over; nou, niets, exacter: een grotere waarschijnlijkheid dat het gevoel de volgende keer weer gedachte en daad/bezigheid/ingrijpen te vlug af zal wezen.
=====
Er is geen standaard-opvoeding. Integendeel, er is groot gejuich over het verschillend, uniek worden van alle groeisels uit kinderen. Er is daarna en daarnaast grote propaganda voor het (bijvoorbeeld als consument) onvoorspelbaar (“creatief” heet dat dan) handelen.

Mede daardoor is elk ‘met een ander in zee gaan’ een gok. De waarschijnlijkheid dat uit een tweetal groeisels uit kinderen een eenheid kan worden is gering. Er zullen prachtige voorbeelden van te vinden zijn en die zullen, evenals de extreme lelijke voorbeelden, de beeldschermen vullen.
====
Waartoe dit beklagen ? Waartoe pogen dit te veranderen ? Waartoe hierbij een gevoel aanmaken ?
Interessant is ook de vraag: waartoe die propaganda voor het vormen van stellen? Daarbij denk ik: het zal me een zorg zijn waarom, er zal wel een belangengroep achter zitten, dat is met de andere inhouden van de propaganda (van wat me ongeadresseerd in de brievenbus resp. in mijn oren en ogen wordt geworpen) ook. Ik wil gewoon geen ongeadresseerde, niet aan mij als door de schrijver zelf gekende gerichte boodschappen/post ontvangen.
===== =/2 oktober 1994\=
Al die regels (normen, fatsoensregels zijn aangeleerd.
Natuurlijk: thuis, op school, op de speelplaats, via de media.
==
Daar waar de betrokkene ze leerde waren ze, per definitie passend, ze werden afgedwongen, daar, waren daar dus geldig, dus het volgen ervan was passend, deed de volger passen, terwijl het zich niet meer steeds helder voor ogen houden dat er sprake was van onder bedreiging gehoorzamen aan van buiten af gekomen regels, daar dan niet zichtbaar dom was. Het was niet zichtbaar, ervaarbaar, voor de vanzelfsprekendhouder zelf waarneembaar dom, maar het wás dom, OERDOM.
====
Dat oerdom-zijn blijkt pas later, als de betrokkene komt in omstandigheden (inclusief tussen omstanders) die er andere regels op na houden.
====
Dat ieder van ons, iedere betrokkene dat overkomt, is gegarandeerd, want ‘wij leven in een pluriforme samenleving’.
Dat betekent niets ingewikkelds: iedereen draagt jeans, maar iedereen heeft een verzameling reactiepatronen, die verschilt van die van ieder ander. Niet: op onderdelen en perifere punten verschilt, maar op onvoorspelbare wijze en in onvoorspelbare mate. Er is op de Nederlanders-medelanders geen peil te trekken: men weet niet wat men er aan heeft.
=====
Het is dus iedereen aan te bevelen zijn eigen toevallige opvoedingsresultaat als zodanig te kennen, (merk op wat je aan reactiepatronen en vooronderstellingen hebt, in je) te erkennen (niet doen alsof de ander niet terecht opkijkt van wat je doet en nalaat) en te herkennen (in het uur en vuur van het omgaan met de ander opmerken wat jij inbracht in en bijdroeg aan het proces van actie en reactie).
===
Niets is zo ongepast (in een veelvormige mensen-opeenhoping) als het jezelf (als toevallig opvoedingsresultaat) lekker laten gaan.
===
Ja, toch, er is iets wat nog ongepaster is: verdraagzaamheid eisen. Qua ongepastheid daaraan gelijk is: verdraagzaam zijn.
====
Dat klinkt in dit land in deze tijd zoals godslastering klonk in de middeleeuwen. Zoals die god een verzinsel was, zo is ook de te eerbiedigen en te verdragen ‘persoonlijkheid’ van de ander een verzinsel.
Die god bestond, want alle aanwezigen handelden als vanuit zijn (van hen onafhankelijk) bestaan. Precies zo bestaan al die toevallige bundels voorkeuren/vooronderstellingen/reactiepatronen/gewoonten, die men ‘persoonlijkheden’ noemt. Massa’s lieden handelen als vanuit het onafhankelijk bestaan ervan.
===
Door velen tot uitgangspunt van gedragskeuze genomen worden,
IS EEN VORM VAN BESTAAN.
====
Het is een vorm van bestaan die niet geëerbiedigd dient te worden.
GELOVEN, de bezigheid, IS FOUT, onafhankelijk van de vraag in welk verzinsel er geloofd wordt.
====
Het is dus helaas niet zo gesteld in de wereld dat men er van uit kan gaan “ik ben o.k., jij bent o.k.”, zoals een boektitel uit de jaren zestig luidt. Niet als (niet zolang) de spreker met ‘ik’ en ‘jij’ persoonlijkheden, opvoedingsresultaten bedoelt. Opvoedingsresultaten, ‘persoonlijkheden’, zijn plaatselijk, tijdelijk, voorwaardelijk O.K.. Ieder van ons is dan ook overal, altijd en onder alle omstandigheden genoodzaakt zich af te vragen of zijn gewone zo-zijn past.
=====
Wie de wereld (de omstandigheden) en/of de anderen aan zich wil passend maken, deze wil veranderen, is fout bezig.
Ook dwaalt wie denkt dat hij aan zichzelf verandert als hij aan zijn persoonlijkheid verandert of zichzelf verraadt als hij zijn aangeleerde gewoonten (van gedrag kiezen en oordelen vellen onder andere) buiten gebruik stelt en fris, onbeschreven, als een kind, de anderen en het hem omgevende tegemoet treedt.
=====
Leven in vrijheid is ongelijk aan leven met en tussen lieden die allen recht op star toevallig-zo(-geworden)-zijn hebben, eisen en uitleven. Dat is de samenleving à la de USA: iedereen recht op het najagen van geluk (the pursuit of happiness) winnaar wordt wie vastbesloten is en zonder scrupules. De Amerikaanse nachtmerrie.
====
Leven in vrijheid is minstens leven buiten het dictaat van het verleden, dus zonder enige macht vanuit die persoonlijkheid, die de neerslag van dat verleden is.
====
Ik ben tot nu toe niet buiten de dyade gegaan, hoewel het noemen van de USA-droom dat even zou doen vermoeden. Nee, geen enkele dyade hier nu is ondoordrongen van de centrale boodschap van alle reclame en propaganda: ‘jij bent soeverein, dat wil zeggen: aan niets en iemand verantwoording verschuldigd, oorsprong van keuzecriteria, niet slechts van keuzes.’
====
Het einde van het alleen-zijn is gelijk aan het einde van het rangschikken.
ik herhaal:
Het einde van het alleen-zijn is gelijk aan het einde van het rangschikken.
====
Hoe kwamen de mensen alleen ?
In de natuur en in de land bebouwende en vee telende culturen waren de mensen altijd alles behalve alleen. Ja, ieder exemplaar van iedere diersoort is een los lichaam1, dat wel, maar ik weet dat ik als kind mij niet beleefde als ‘losse persoon in principe bezig zich te handhaven en te vergroten tegen het streven van alle andere personen in’, terwijl dat toch de juiste formulering is van de passende instelling van de najagers van geluk.
====
Juist in dyades wordt happiness nagestreefd, geruild, veroverd en bevochten.
====
Hoe kwamen de mensen alleen te staan ?
Antwoord: door als zodanig, als losse enkeling bejegend te worden door de overheid. Let wel: er is geen geschiedenis die nawerkt, tenzij er nog de bewerkte iemand leeft, door wiens toen aangeleerde handelen….. Ik besef de onmogelijkheid om duidelijk te zijn d.m.v. een tussenzin waarin dit fundament.
===
De overheid heeft, dus de juristen hebben, losse enkelingen nodig om te kunnen verplichten, belasten en berechten, bestraffen en belonen. Daartoe maakt de overheid van ieder kind een van alle anderen (familie, buren en vrienden) losse staatsburger. Zo wordt iedereen alleen staand.
====
Niemand kan de gezamenlijkheid weerhouden van het verbreken van die natuurlijke verbondenheid. Verenigingen met dat doel zouden tegen de staat gericht zijn en worden verboden en vernietigd. Er is niets vriendelijks, vredigs of redelijks aan deze allen los snijdende overheid.
====
Gelukkig zijn de mensen gemiddeld behoorlijk dom (IQ 100 is echt laag) en reageren ze bovendien emotioneel, dus intellectueel op een nog lager pitje. De gewone mensen voelen aan wat hen overkomt, in plaats van het te bestuderen.
Het vanzelfsprekende wordt buiten beschouwing gelaten en de dichtstbijzijnde anderen worden gebruikt als projectiescherm / zondebok voor de schuld van het genoemde ‘los-snijden’.
====
Wat doen afspraken en regelingen?
Antw.: ze verbinden weer een beetje.
====
Afspraken en regelingen zijn strijdig met soevereiniteit, met onverantwoordelijke, redeloze, onredelijke, onvoorspelbare handelingskeuzeruimte.
Buiten de dyade met afspraken is en lokt die ruimte.
DUS: geen afspraak en geen regeling is gratis, het handhaven kost, namelijk dat wat nodig is om het binnen aantrekkelijker dan buiten te houden.
====
Zodra een regeling of afspraak leidt tot ‘gezeik aan je hoofd’, springt de deur naar buiten uitnodigend open.
====
De stad lokt de jongeren van het platteland vandaan, waar meer regelingen en afspraken worden gehandhaafd. Wie intelligent genoeg zijn merken op dat men alleen ruimer leeft dan zelfs getweeën.
[Ruimer, niet vrijer, vrij heeft geen vergrotende of overtreffende trap. Slechts de burger, die geen vrij-zijn kent, denkt van wel. Bij de burger heeft vrijheid zelfs een meervoud: ‘burgerlijke vrijheden’, gewoon een propagandistisch opzettelijk gemaakte taalfout.]
====
Maar wie zoekt er nou ruimte in de ruimte ?
In de ruimte om tegen alle anderen te vechten om voorrechten zoekt menigeen al gauw beschutting; zoveel ruimte is teveel van het aanvankelijk aantrekkelijke.
=====
Een vaak gemaakte fout is dan het zelf bouwen van een beschuttende verzameling van contacten, relaties, afspraken, gewoonten, regelingen, enz., die precies lijkt op die waaruit men weggegaan, weggewerkt, weg-gedefinieerd is.
====
Wat betreurt de eenzame ?
===
Het bovenstaande suggereert: betreurd wordt het wegvallen van de beschutting in de nu als leegte opgevatte ruimte. Het vertrek van (en daarmee het wegvallen van de bindingen met) de ander(en) wordt opgevat als verlaten, in de steek gelaten, worden. De duiding als verlossing, los (vrij) gelaten worden, blijft uit.
De ruimte is leegte als er geen zaken te doen zijn.
Dat er niets meer nodig is (behalve boodschappen doen) werd ook al aangestipt.
Er is een bepaalde zieke gedrevenheid nodig om wat er in de liberale democratie voor allen openstaat aan mogelijkheden tot actie, op te vatten als ‘uitdaging’. De afwezigheid van een beschuttende gevangenschap in enig geloof maakt dat er ook geen ‘opdracht’ is (bijvoorbeeld: het Evangelie of de Islam verbreiden).
Zelfs een zeer beperkt verstand van wat er in de wereld gaande is meldt al dat er niets hoeft en niets kan.
Menigeen (maar lang niet iedereen, ik bijvoorbeeld niet) heeft een persoonlijkheid waarin motieven voor ‘aan de slag gaan’ zitten. Van nature hoeft een mens alleen voor het nodige voor zichzelf te zorgen en de aardse (in tegenstelling tot de wereldse) omstandigheden waren in de eerste miljoen jaren zodanig dat onze functies daarin als passend en nodig en bruikbaar tot stand kwamen.
In het winkelcentrum ‘wereld’ kunnen we niet optimaal functioneren, als klant niet en als verkoper of producent niet.
====
Juist ook in vrijetijdsbezigheden is optimaal functioneren niet mogelijk, al zou het betaalbaar zijn. Die bezigheden hebben allemaal dit ene uitdrukkelijke gemeen: de onnodigheid.
Onnodigheid demotiveert. Onnodigs motiveert niet.
Jammer, maar niets aan te doen.
Koopkrachtige vraag motiveert niemand voor een bezigheid.
Het geld is nodig en wel voor dat waarvoor de geldverdiener gemotiveerd is.
Ook wie “werk heeft” kan eenzaam zijn in de betekenis van ‘in de leegte staan’. Er is niets te doen. Er is nergens een reden voor. In het nodige is al voorzien.
====
De bovenstaande alinea wordt weg gedrukt uit het bewustzijn, de anderen en het gevoel vullen dat bewustzijn geheel op.
====
De anderen en het gevoel zijn onbeïnvloedbaar. Zolang de anderen beïnvloedbaar zijn, is er geen verveling, geen eenzaamheid, want er is het gevecht. Wie vecht is niet alleen. Wie vecht is voor de anderen met (c.q. tegen) wie hij vecht echt bestaand en van belang.

====
Ik schrijf dat het gevoel* onbeïnvloedbaar is, dat is voor en bij mij zo gebleken te zijn toen ik de fout had gemaakt een relatie aan te gaan. Dat nooit weer. Ook geen huisdier, ook geen kamerplanten.
* Het gevoel, let wel: niet alleen het gevoel (bij) eenzaamheid.
====
Zonder regels en afspraken is het binnen de beschuttend bedoelde relatie net zo’n gevecht en net zo’n onbekend ruig landschap als ‘buiten’.
====
Buiten wordt overigens lang niet iedereen aangevallen, er wordt ons weinig afgedwongen. Men heeft het druk met elkaar. Er wordt niet op ons gejaagd. We hebben het niet druk met vluchten en wegkruipen. Er wordt ook niet om ons geworven (wat randgroepen buiten beschouwing gelaten). =/2 oktober 1994\=

1 Waar ik nou een hekel aan heb dat is aan die lieden die hier met een Siamese tweeling komen aandragen. =/\=

 

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This