Jaap Schot, 17 december 1984
- ondernemen en zich laten gebruiken, 2. een geloof aannemen plus of min actie, 3. zich laten wegdromen, 4. zich aan het innemen van een psychotrope stof gewennen, 5. het vrije kunstenaarschap enz.
1. ondernemen
1.1 ondernemend diensten verlenen.
Ik hoorde dat er per jaar in Nederland 15.000 van de 250.000, dat is 6 van elke honderd ondernemingen failliet gaan en een even groot aantal nieuwe erbij komen. Onderzoek wees uit dat Nederlandse ondernemers meestal weinig op groei en winstmaken gericht waren, veel meer alleen maar op wat doen voor de kost zonder daarvoor onder een baas te gaan werken. Ook ondernemers die enige tijd succesvol zijn, zijn niet blijvend goed, er moeten dus concurrenten zijn, gezien het gegeven dat de ondernemende de zorg voor een belang van zeer velen op zich neemt.
Dat ‘op zich nemen’ kan men zonder onjuistheid gerust ‘roven’ noemen. Goedkope en doeltreffende dienstverlening bestrijdt zelfstandigheid. Het is buitengewoon ontmoedigend voor wat betreft zelfverzorging, wanneer er in de winkels voor een lage prijs producten te koop zijn die men niet zo goed en dan nog slechts met zeer veel moeite zelf kan maken, terwijl men, als men met die zelfgemaakte producten zich buiten vertoont ook nog door de anderen afkeurend wordt aangesproken of minstens aangekeken op dat eigen product.
Dat is het wat de gewone mensen gewoonlijk overkomt. Ook dit verschijnsel is weer in de zuiverste vorm waarneembaar op lagere school en kleuterschool, waar een ware terreur heerst ten opzichte van afwijkend geklede kinderen, afwijkend gekapte kinderen, kortom afwijkende kinderen. Het is een grove misvatting te denken dat het aan de kinderen en hun natuur ligt dat zij zo terroristisch omgaan met de minderheden in de klas. De kinderen hebben de gewoonte om volstrekt het geraamte, de onaangeklede structuur van de wereld te zien en uit te spelen. Weer wijs ik op het schooltje spelen door kinderen die voor het eerst naar de grote school gingen. Zij spelen de leerkracht als een schreeuwende onderdrukker, een regelrechte onderdrukkende schoft. Volkomen terecht, zij zien door de verpakking van het geweld in glimlach, interessantheid en amusement heen.
Wat de leerkracht ook zegt en doet, een ding staat vast, wie van de kinderen weg wil en/of wil doen wat het zelf in zich voelt opkomen, die vindt het verbod op zijn weg : het kind zit gevangen en moet doen wat een ander wil dat het doet.
Dat het kind om al spelend deze terreur uit te drukken zijn leeftijdsgenootjes die voor leerling spelen aanbrult, komt doordat dat de juiste aangeleerde en wellicht zelfs natuurlijke wijze is om het beinvloeden van het gedrag van een ander weer te geven. Het is een natuurlijk gegeven dat een kind reageert op harde geluiden. Van harde geluiden schrikt een kind, schrikt een mens. Zelfs op de alarmkreten van andere diersoorten reageert de mens van nature. Als iemand een ander wil waarschuwen zal hij dat alleen in bijzondere omstandigheden, in onnatuurlijke omstandigheden, op een rustige toon en zonder stemverheffing doen. Dat zelfde geldt voor het bedreigen van een ander. Dat heeft een kind dat op de lagere school kwam en nu zijn belevenissen uitspeelt, al geleerd en zo drukt het passend uit wat het beleeft.
Het doet niet de leerkracht na in het maken van de verpakkingsgebaren, het geeft zijn kennis weer. Het kind heeft de civilisatie leren kennen. Dat kinderen op kleuterschoolnivo de minderheden terroriseren en discrimineren, die er anders uitzien en zich anders gedragen , is geen uitvinding van die kinderen, het is alleen een onverpakt doen wat de ouders en leerkrachten verpakt doen : het opvatten van wat er aangeleerd wordt als een bevel, niet als een alternatief naast andere mogelijkheden.
Ik herinner me nog dat ik ooit schrijfles gaf in een eerste klas van een lagere school en naliet de kinderen slechts een enkele mogelijkheid te laten om de letter in kwestie te vormen, een manier om die lettervorm als resultaat te krijgen. Meteen groot protest en wel van de leekracht, dat zou de leerlingen in de war brengen. Er was geen enkele kind in de war, maar daar gaat het niet om.
1.2. zich laten gebruiken als ondernemen.
Wanneer iemand zich als werknemer op de arbeidsmarkt begeeft doet hij dat meestal ondoordacht. Weinigen hebben tot zich door laten dringen wat de theorie of beter de doctrine is achter de arbeidsmarkt.
Diensten verlenen (ook als die diensten neerkomen op het verkrijgen of aanmaken van spullen) komt neer op het besteden van tijd, aandacht, energie, intelligentie en vaardigheden. Zolang er geen robots en computers waren konden alleen mensen vaardigheden bevatten en tijd van bestaan en energie hebben. Mensen waren dus nodig, zelfs wie alleen maar zonder extra vaardigheden, ongeschoold, tijd en energie beschikbaar kon stellen was al in staat iets op de arbeidsmarkt te brengen en te verkopen.
De kopers van arbeid zijn in het algemeen tussenpersonen, de werkgevers, die opdrachten tot dienstverlening en tot het “oogsten’ en aanmaken van spullen slechts doorgeven, vaker nog, opdrachten die ze voorzien alvast laten uitvoeren, met het risico dat die opdrachten nooit gegeven zullen worden.
De werknemer, degene die zijn arbeid verkoopt, neemt geen risico ten tijde dat hij arbeid verricht, maar ten tijde dat hij zich voor een of andere arbeid laat specialiseren. Dat specialiseren vindt onontkoombaar plaats in de loop van het verrichten van arbeid en als vergoeding voor dat nadeel is de loonsverhoging te legitimeren die men jaarlijks krijgt op basis van ervaring en ancieniteit. Wie eenmaal jarenlang ervaring heeft in een beroep kan het wel vergeten om van beroep te veranderen. Wie als zelfstandig ondernemer die diensten te koop aan wil bieden die ervaren en goed georganiseerde werknemers ook al op de markt brengen, kan het wel vergeten. De anderen leveren een goedkoper en misschien zelfs beter product. Wanneer een zelfstandig diensten aanbiedende ondernemer een gat in de markt blijkt te hebben ontdekt, gaan ook anderen deze dienst verlenen, met als resultaat dat die dienst goedkoper wordt en door werknemers verleend gaat worden.
Zo zijn er dus de rollen:
-ondernemer/risicodrager/werkgever
-ondernemer/werknemer, met de zekerheid van specialisatie oftewel van verlies van veranderingsruimte
-uitvinder, met de zekerheid van beroofd worden door werknemers.
De uitvinder kan via octrooien aan zijn trekken komen, de uitvoerende kunstenaar e.d. dienstverleners via Bumarechten, de aanmakende kunstenaar via auteursrechten, de werkgevers en werknemers hebben ook hun wegen.
Ondertussen is de klant koning en wordt het risiconemend investeren van geld in ondernemingen met dividend beloond.
Kortom in deze heerlijke, beste aller werelden, staat alles bol van de rechtvaardigheid, voor ieder die iets doet.
Voor wie niets doet voor een ander, onafhankelijk van de reden voor dat nietsdoen, is er recht op een uitkering. Met die uitkering wordt het feit afgekocht dat het onmogelijk is gemaakt om zonder wetten te overtreden zonder ruil voor zichzelf in eigen nooddruft te voorzien.
Er is een recht op arbeid, op de gelegenheid om via dienstenruil in eigen onderhoud te voorzien, maar dat mensenrecht wordt hier geschonden en die schending wordt afgekocht met uitkeringen.
Zodra en zolang die uitkeringen hoog genoeg zijn en de gelegenheid er is om zich zelf bezig te houden met consumeren, als men niet mag produceren, kan dit worden aanvaard. Maar het blijft voor de meeste mensen een zwaar en belastend bestaan. Men zou de productieve arbeid moeten verdelen over diegenen die niet zonder gelukkig kunnen zijn.
1.3 de reacties binnen dit economische.
Wanneer er daartoe voldoende afstand gehouden wordt tussen het inkomen en achting voor wie een van de genoemde rollen vervullen enerzijds en degenen die met een uitkering afgekocht worden anderzijds (tussen de actieven en de niet-actieven zoals dat heet), dan is door bevoorrechting van degenen die met succes een rol ambieerden, degenen die gekozen werden door of in naam van de soevereine besteders van geld, een garantie geschapen voor het goed, vaak zelfs het zo goed mogelijk vervullen van die rollen.
We kunnen spreken van competitie en van concurrentie en we kunnen vaststellen dat er sprake is van het aanmaken van vele nietwinnaars naast de winnaars. Dat er voor iedereen gelijke kansen zouden moeten zijn ten tijde van het startschot voor ieder der betrokkenen is een ondenkbare geloofsuitspraak. Iedereen in het hele systeem is bezig zijn verworven voorrechten te (laten) verdedigen tegen nieuwkomers.
Hele hordes mensen krijgen niet eens de gelegenheid om met lieden die al een rol vervullen te concurreren. Zij kunnen geen verliezers genoemd worden, maar ze zijn ook geen winnaars. De plicht om te solliciteren, dat is : zich als dienstverlener/werknemer voor gebruik aan te bieden is een vreemd onrecht. Mensen die teveel loonarbeid verrichten en mensen die teveel woonruimte bezet houden zijn niet weg te krijgen ten gunste van de nieuwkomers. Het verschijnsel ‘banen kraken’ bestaat nog niet, of men zou beunhazen als een aanzet daartoe moeten opvatten.
De vraag in dit opstel is dus: welke reacties zijn er mogelijk op deze stand en gang van zaken?
Wanneer men het vervullen van de genoemde rollen opvat als puur het verkrijgen van inkomen en afziet van de achting die er aan vastzit, liggen roof en diefstal en inbraak en fraude als mogelijkheden voor, die nog niet volledig door georganiseerde misdaadsyndicaten zijn ingenomen. In het wettelijk toegestane verkrijgen van geld is er dezelfde organisatie en indeling als in de onwettige daad, de misdaad.
Alleen door de wetten is er een verschil tussen de handelaars in heroine en cocaine enerzijds en de handelaars in heroine en cocaine die apotheker zijn anderzijds. Nog helderder wordt het beeld wanneer we de handelaars in alcoholica en in tabakswaren herkennen als drugshandelaars, die volstrekt toevallig hun drug ongehinderd kunnen verkopen ondanks immense negatieve sociale gevolgen van hun handel.
Met de beste wil van de wereld zelfs, kan men niet iets anders dan het gebruik van direct lijfelijk geweld als onderscheidend kenmerk van respectievelijk commercie en misdaad zien.
Het geweldsmonopolie van de staat staat centraal.
In een democratie zou ik dat beslist niet kwijt willen.
In een echte democratie niet.
In een namaakdemocratie, een dictatuur van de meerderheid, waar de belangenbehartiging en de behoudzucht ertoe leiden dat er grove fouten systematisch worden gemaakt en nooit herstelbaar zijn, wordt de spanning in de samenleving zo hoog opgevoerd dat de staat dit monopolie niet langer kan houden door overtuiging, maar tot geweldsuitoefening gedwongen wordt.
Een deel van de niet-winnaars, van de ongebruikten en van de met hun uitkering niet tevredenen maakt zich door het uitoefenen van geweld tegen zaken en tegen medeburgers duurder.
Daar kan de staat niet tegen optreden.
De oorzaak van die reactie ligt mede in de situatie waarop gereageerd wordt. Het beschermen van de bestaande verdeling van de werkgelegenheid en daarmee van de inkomens en van de achting is een manier waarop de staat toestaat dat door de gevestigde burgers spanning uit de maatschappij in de samenleving wordt ingevoerd.
Als die situatie met spanning er niet was, dan kon er ook niet op gereageerd worden, niet met berusting en niet met opstand. Niet met deze vorm van opstand en niet met gene vorm daarvan.
Het is geen schande en geen teken van invaliditeit wanneer men in deze vergevorderde dienstenverleningssamenleving geen nieuwe dienst weet te verzinnen en geen nieuwe onderneming weet te vestigen. Wie dan ook niet in gebruik genomen wordt, kan de misdaad in gaan.
Velen echter proberen iets anders uit en raken verslaafd, soms aan drugs, veel vaker nog aan een andere IDENTITEIT. Identiteit is hier het sleutelwoord.
Wie zich een identiteit aanmeet, droomt zich niet weg uit het gegeven in onbruik zijn, maar leeft zich er uit weg. Zodra, zolang en inzoverre hij dan via vrijwilligerswerk die identiteit uit kan leven, is het probleem opgelost. Hij heeft een antwoord op de vraag : “WAT BEN JIJ ?”
Antwoorden zijn bij voorbeeld: ik ben een homo, ik ben een junkie, ik ben een transsexueel, ik ben een christen, ik ben een heilsoldaat. En zo voorts tot in het oneindige.
De beste identiteiten zijn die welke de drager medestanders en een taak opleveren. Iets te doen en een sociale omgeving, precies ook dat waarin werk voor velen voorziet. Leuk is werk ook niet, en zo is het dan ook verklaarbaar dat men voor het hebben van een identiteit best wat moeite en leed over heeft, naast natuurlijk de tijd, aandacht en energie. Hieruit blijkt de psychologische onzin van het economieverhaal dat ik hierboven schetste, waar de werknemer zijn tijd, aandacht en energie verkoopt, alsof hij zich liever in zou houden en niets zou doen.
De werkelijkheid is anders: de mensen blijken een manier van doen nodig te hebben compleet met een verhaal erbij, om hun levensenergie te laten stromen.
Zo’n verhaal is de verwoording van hun identiteit. Die identiteiten slaan nergens op, het is allemaal wind, poeha, ‘ijdelheid’ en ‘zinloos’ in de oude resp. nieuwe vertalingen van het boek Prediker.
Voor de betrokkenen zelf voelt dat ongetwijfeld anders aan.
Velen van hen moeten bewijzen dat hun bestaan de moeite waard is, en ook dat zij het leven waard zijn, dat ze het leven verdienen, dat wil zeggen dat ze anderen er voor dienen. Anderen, die dan in dit ondoordachte verhaal wel zo waardevol zijn dat hun gediend-worden iemands leven waardevol, zinvol kan maken. Pure dwaasheid.
Dat zij het recht hebben te leven uit hoofde van hun bestaan alleen en dat dat een natuurrecht of Godgegeven recht is en geen door andere mensen verleend recht, dat hebben hun ouders en opvoeders hen niet verteld. De natuur en God komen er niet meer aan te pas, deze groeisels uit kinderen zijn restloos producten van de civilisatie voor hun eigen en andermans gevoel. De werkelijkheid is voor hen de wereld en de wereld is van mensen en door mensen gemaakt. De natuur komt alleen als een levend schilderij of als een vreselijke griezelige bron van ziekte en dood in hun bewustzijn.
Er zijn zoveel verschillende identiteiten, dat er geen zinnige algemene opmerkingen over te maken zijn. Niet slechts door spontane summatie maar juist ook door bewuste bundeling van medestanders leidt iedere identiteit tot een IETS. Van rooms tot punk en alle organisatievormen en organisatiegraden daartussenin.
2. Een geloof aannemen, plus of min actie.
Wie een identiteit aanneemt kan dat doen zonder er onverwijld uit te gaan handelen. Juist voor mensen die het druk genoeg hebben met het functioneren in de maatschappij, dat wil zeggen met het uitoefenen van en beroep, met produceren en dienstverlenen en met dienen voor geld is een identiteit een extra luxe. De identiteit is voor hen een tweede antwoord op de vraag “wat ben je ?”, zoals ze ook een tweede huis hebben. Ze kunnen er alleen in hun vrije tijd, die schaars is, wat aan doen resp. er in wonen. Maar het is toch goed er een te hebben. Geld kunnen ze er wel voor missen. Een identiteit weert bovendien de verdenking van puur materialisme af. Soms kan er ook een zakelijk voordeeltje staan tegenover de financiele offers. Zo valt het geloof in te passen.
3. zich (laten) wegdromen.
Het verkrijgen en behouden van een bevoorrechte positie in de maatschappij vereist dat men er vrij veel tijd en aandacht aan besteedt, aanmerkelijk meer dan de werkuren. Dat geldt van hoog tot laag.
Voor wie een baan heeft is er geen tijd om weg te dromen, voor wie geen baan hebben, zit er vrijwel niets anders op. Arbeid klontert namelijk. Aan de huisvrouw, het schoolvoorbeeld van een mens zonder loonarbeid, werd zo weinig mogelijk werk thuis gelaten en wat haar dan niet ontnomen kon worden, schoonmaken, afwassen en eten klaarmaken, werd haar zo makkelijk mogelijk gemaakt.
Aan dat vergemakkelijken was industriele arbeid te ontlenen en daarmee wordt het grote spel van het ongelijk verdelen van de inkomens en van de achting gespeeld.
Ook aan de tekorten aan onderwerpen om over en aan te denken wordt weer verdiend : schrijvers van boeken en zeepopera’s produceren er voor en hun arbeid gat gepaard met die van drukkers en financiers en en verspreiders.
Deze tak van de bewustzijnsindustrie levert dromen. Het consumeren van deze bewustzijnsconfectie is voor het lichaam niet echt heel schadelijk.
Erger is voor het lichaam de volgende reactie op het niet voldoende hebben om aan en over te denken.
4. het zich toedienen van psychogene drogen.
Van alcohol, lsd, heroine en cocaine is voldoende bekend dat ze worden ingenomen omdat ze invloed hebben op het bewustzijn. Ook met stimulerende en kalmerende geneesmiddelen kan men zulke invloed uitoefenen.
Wie inneemt droomt zelf, hoeft dus niet te kunnen lezen en opletten. Dat is ongetwijfeld een voordeel.
Afgezien van de angst voor de overigens te verwaarlozen ontwenningsverschijnselen is er alleen gewenning als reden om met innemen door te gaan.
Gewenning bij het uitblijven van het veranderen van de omgeving. Let wel, het optreden van veranderingen in de omgeving is niet voldoende, de omgeving moet radicaal, qua wortels van het gebeuren veranderen. Zoals de politieke veranderingen in de civilisatie slechts oppervlakkige veranderingen in de omstandigheden zijn geweest en zullen zijn, zo zijn ook de in de situatie van de innemende mensen aangebrachte veranderingen niet fundamenteel.
Hun situatie is de situatie van de ingezetene van de civilisatie. Zolang de civilisatie niet ophoudt, houdt ook hun situatie niet op te zijn wat ze is. Ze hebben dan ook geen reden om op te houden met innemen.
Herhaaldelijk hoorde ik op t.v. mensen zeggen dat het in landen waar de verslaafde jongeren nodig waren als werkkrachten anders ligt: daar kunnen ze de jongeren een andere positie in de maatschappij geven, hier kunnen we dat niet.
“Hier kunnen we dat niet”, zo duidelijk wordt het, maar duidelijker dan ook niet. De moed om te zeggen dat het feit dat banen een bezit zijn dat door de staat verdedigd wordt voor de bezitters tegen hen die niet hebben, de oorzaak voor deze of enige andere reactievorm is, die moed is er niet.
Die mensen die zoveel werk hebben, die moeten een deel van hun werk afstaan aan die anderen die arbeid nodig hebben. Die werklustigen kunnen dan meteen ook ophouden te zeuren dat zij voor de uitkeringen van die anderen zoveel belasting betalen. Die belasting is de prijs van het (laten) verdedigen van de baan tegen de werkelozen die werkwillig zijn.
Werkwillig is dan een term die de bereidheid aanduidt om arbeid te verrichten met hetzelfde doel als waarvoor men nu zich met gifstoffen vult: dat doel is : de werkelijke stand en gang van zaken in de wereld en daardoor in het eigen leven te vergeten.
5. Het vrije kunstenaarschap.
Dit is ook een manier van reageren op het gevangen zitten in de civilisatie.
De would-be kunstenaar doet alsof het toevallige product van wat hij heeft geleerd en ondergaan en meegemaakt door de eenmaligheid ervan waardevol is. In onze civilisatie is kunst gewoon een vroege vorm van porno, na de uitvinding van de fotografie vervangen door een perfecte opvoering van ‘de nieuwe kleren van de keizer’.
De teksten bij en over beeldende kunsten zijn echt nieuwe kleren van de keizer, maar iedereen die zichzelf niet bloot wil stellen doet alsof de keizer kleren draagt. Een toppunt vormen de boeken over componisten en composities. De volstrekte irrelevantie van de geschiedenis der muziek en der muziekmakers kan niet worden overtroffen.
Maar ik zal de laatste zijn om te zeggen dat die mensen die proberen Koning Klant en Jan Publiek via kunst een loer te draaien erger te veroordelen zouden zijn dan de fabrikanten van snoep en prullaria en van alcoholica, tabakswaren en andere drugs. De mensen gaan tot de uitersten om zich een boterham met beleg en luxe te verdienen.
Zouden de mensen er zelf in geloven ?
Het is moeilijk te veronderstellen, maar ze hebben er totaal geen voordeel bij zich helder hun situatie voor de geest te halen. Iedereen kent zijn werkelijke situatie voor de volle honderd procent, onbegrepen en onverwoord, dat is dus : kwalitatief veel en veel beter dan begrepen en verwoord.
Ze kunnen niet ontsnappen, waarom dan denken ?
Ik doe dit begrijpen en onder woorden brengen voor mijn plezier. Nee, ik doe het met plezier.
Ik doe het vanuit een duidelijke gedrevenheid.
Het is een totaal vruchteloze bezigheid geweest tot nu toe.
Dat ik nu niet meer voor geld dien, is niet aan mijn doordenken te danken, wel is het mede daar een gevolg van. Ik was niet meer verward, toen ik voor de keuze stond. Dat kwam door het begrijpen.
Kwam het daardoor ? Het ging er mee gepaard, het kwam er in de tijd als een passend vervolg achteraan.
0 reacties