Jaap Schot, 26 december 2011
Deze brief begeleidt het geheel van mijn bewaarde teksten**. Wie denkt dat deze brief ‘voor hem te moeilijk gesteld’, onzin, of om welke reden dan ook ‘hem niet aansprekend’ is, kán het lezen ervan nog een keer proberen mét die erdoor begeleide teksten. In de eigen omgeving moet hij dan actuele voorbeelden vinden van verschijnselen waarbij híj ‘wat kan’, met de woorden, onderscheidingen, begrippen, enz., die in die teksten van mij zijn gebruikt. Lees altijd van recent naar ouder, dan kom je eventuele veranderingen tegen: ván ‘algemeen ooit ergens, dus zoals aangeleerd’ ín ‘zelf strak gedefinieerd, want bijv. begrepen en/of op aanwijsbaars toegepast en daardoor verhelderd’. 26-12-2011 12:01|108||
——-
Start: 26-12-2011 10:32:
Dit wordt DE of EEN afscheidsbrief, laatste brief aan iedereen die hem leest. Ongeadresseerd anders dan aan ‘wie het vat’.
——-
Medische dingen (koprot) maken dat ik me extra helder als sterfelijk, eindigend, ervaar, ken, weet, voel (maar dat nauwelijks, ik was als kind, maar ben nu niet, een bij de dingen die ik opmerk voelend wezen).
Einde helder voor ogen, dat betekent uitschrijvend erbij spreken. Bij het onderwerp en met de aandacht bij dat onderwerp (1) en bij de taal (woorden, begrippen, onderscheidingen, verhalen) die ik gebruik (2). Niet bij een eventuele hoorder of lezer, want die is er nu niet.
Eén van de redenen waarom ik tot uitschrijven zonder publiceren ben gekomen, zodra de gelegenheid zich voordeed, was dat het mij niet lukt om in gezelschap, al mijn aandacht bij die twee zaken (onderwerp en taal) te krijgen en te houden, de aanwezigheid van de ander werkt als een lek, waardoorheen aandacht, een schaars iets, ontsnapt, verloren gaat. Communicatiepogingen zijn verspilling van aandacht. Tijdens het verkennen zijn ze dat.
——–
Na het verkennen heb je als ex-verkenner wat te melden. Aan het verkennen kan een einde komen door verschillende oorzaken:
1. het verschijnsel houdt op zich voor te doen
2. de verkenner houdt op te bestaan, te leven, te doen
3. de kwalitatieve mogelijkheden van de verkenner zijn uitputtend toegepast
4. de gelegenheid om verder te gaan met het opmerken van het gebeurende onderwerp zijn om andere redenen op
5. enz.
——–
Wie al verkennend, aandachtig bestuderend dus, wat opgemerkt heeft en daarbij spraak (uitspreekbaars in taal) heeft aangemaakt, moet niet zozeer een reden hebben om te publiceren, als wel: een reden om dat niet te doen. Het aanleren van de taal die hij gebruikt wás het binnentreden in de taalgemeenschap wier eigendom alle tekst er in, is. Niet zelden is het (na eigen aanmaak, nog) in bezit hebben van zo’n stukje gemeenschapsbezit gevaarlijk*.
———-
|*: ‘Gevaarlijk’, hoezo. Wel: de mensen van de taalgemeenschappen worden allemaal in civilisatie (= als menselijk gebruiksvee) gehouden, in mensveehouderijbedrijven, die ze ‘nationale staten’ noemen. Door (biologisch benoemd) soortgenoten, andere exemplaren van hun diersoort ‘mens’, worden ze als vee gehouden. Zoals koeien en paarden. Over dat en hoe dat in andere nationale staten gebeurt, berichten ons de journalisten, die tussen de reclameblokken ‘televisie’, en op de achterkanten van de advertenties krantennieuws ‘brengen’.
Die mensveehouders ( = de leiders, de hoogwaardigheidsbekleders, de managers, de eigenaren van de SOEVEREINITEIT, dus bij nader inzien alle koopkrachtigen) kennen het feit dat hun soortgenoten niet als vee gehouden wíllen worden. Het verzet tegen het op buitenbesturing staan is bij iedereen te vinden. In de vorm van ‘innerlijk verzet’, dat bij het overschreden worden van grenzen en grensjes ineens tot uiting komt.
——–
De mensveehouders doen diverse ‘dingen’ (= van alles en nog wat) tégen het met ‘opstaan tegen hen’ vorm geven aan dat verzet. “Ruzie zoek je thuis maar, in je meso-omstandigheden, met je naasten; niet dat door de omlevenden positief gewaardeerd wordt, maar het hoort een heel eind tot je ‘privacy’. In ieder geval: geen ongeregeld vechten in de openbare ruimte. In de openbare ruimte is vrijwel uitsluitend concurrentie en competitie, maar die twee zijn de bedoeling van het systeem van mensveehouderij hier. Concurrentie en competitie, dat zijn omgangsvormen binnen regels, in de orde die door politie en justitie worden gehandhaafd.
Dat in die vorm van opstand worden gebracht (van die tegenzin, die geen gevoel is, maar: beschikbare energie om zich te bevrijden) is HET gevaar, voor de mensveehouders, de binnensoortelijke parasieten. Voor hun positie, ja voor hun voortbestaan überhaupt. 26-12-2011 11:14|460||26-12-2011 12:33|716||
——–
|**: Over het geheel van mijn bewaarde teksten**.
Deze teksten zijn van datums voorzien. Het latere werd geschreven bij minstens vage herinneringskennis van het vroegere. Dat maakt het mogelijk na te gaan wat er in het onbewuste hersenwerk ‘tekst aanmaken’ werkzaam, actief, aan het gebeuren was, voorafgaand aan het mij invallen van die tekst en die daarna dan uitschrijven. Lezen zonder echte belangstelling voor onderwerp en taal van de gelezen tekst, is een gebruikelijk, door de propaganda ons aanbevolen gedrag. Om dáárbij passend leesvoer massaal publiek te krijgen, kreeg iedereen ‘vrijheid van meningsuiting’, waardoor wie publiceert, ‘van zich laat horen’, ook geen bestudeerbaar iets ‘achter’ of ‘onder’ zijn tekst hoeft te hebben. Alles wat achter of onder een meningsuiting zit blijft in onze orde, buiten alle beschouwing. Vrij van onderbouwingsplicht. En duizend andere, als vrijheden ons gegeven bewijzen van ons totale onbelang binnen de orde in de mensveestapel.
———
Wat doen de mensveehouders, de hoeders van het systeem waarin wij worden gehouden, nog meer om opstand te voorkomen? Nog meer, naast het ontnemen / opheffen van deze reden tot ruzie in het openbaar, van deze onderbouwingsplicht?
Antwoord: Vroeger en elders was de hoofdbezigheid van de overheid (= de bezettende veroveraar aanvankelijk en de erfgenamen van deze machtsorganisatie met geweldsmonopolie later) BEDREIGEN. (In onze geschiedenisboeken resteren nog de illustraties van schavotten met veroordeelden op brandstapels en aan galgen. Zo tonen onze voorlichters aan dat we er op vooruitgegaan zijn en nu dus blijdschap met de democratie plicht is.)
Nu, modern, hebben we:
1. systematisch laten verloederen van de taal als middel om een eenheid (een taalgemeenschap) van mensen die verstaan wat de ander bedoelt, doordat iedereen zorgvuldig de taal heeft aangeleerd en zorgvuldig gebruikt en zorgvuldig gebruikt om zich heen aantreft. In natuurfilms wordt verteld dat Stokstaartjes het elkaar melden als ze een roofvogel of een katachtig roofdier of een ander gevaar opmerken. Daarbij behoren bij verschillende gevaren verschillende vluchttechnieken. Het melden en wel op de juiste wijze, met de daarvoor ONTSTANE en AANGETROFFEN onderscheidende signalen, is de redding van de kleine groep, waarin ieder verloren individu een gemis is. Ónze situatie is die waarin het onderlopen van een groot kustgebied en het daar verdrinken van alle inwoners, slechts tijdelijk ‘wat ruimte’ oplevert. Van de zes miljard worden enkele miljoenen echt niet gemist. Het loont dan ook niet die landen te helpen met maatregelen tegen de armoe en de onnodige gevaren. De noodzaak ontbreekt en ziet: ineens is het de empirie die heerst. Alle rationele en gevoelsoverwegingen zijn zonder enig gevolg. Er is niets ingewikkelds aan, vandaar dat met alle middelen moet worden voorkomen dat er zó over gesproken wordt. NEE, vrijheid tot het uiten van meningen over trivia (de jurk van de een of andere B.N.’er of zo).
2. een enorme propaganda vóór ‘met voelen het bewustzijn laten volstromen’ en tégen ‘pedant gedenk (1) en het elkaar wijzen op loos alarmeren en op fouten in gemaakte meldingen (2). Niks ervan: sportwedstrijden en andere competitie (je ter keuring opstellen bijvoorbeeld) zijn er te over om, – met elkaar in vruchteloos vechten bezig -, je aandacht, energie en vaardigheden te verdoen in al je “vrije” (= niet in gehoorzamen, via, via, aan de koopkrachtige opdrachtgever om den brode bestede) tijd; bij die inspanning is tenminste zeker dat er niets relevants en/of doordenkbaars wordt geleerd
3. voorliegen, vertellen dat wij in vrijheid leven, en ons dan dringen, zo niet dwingen, zelf onze mensveehouderij te bemannen, nu ja, vechtertjes aan te wijzen die onderling de posten en de bijbehorende ‘persoonlijke, nee, niet private, voordelen’ verdelen, en de koopkrachtigen en de concurrerende ondernemenden niet in de weg zitten en niet voor de voeten lopen, integendeel, liefst.
4. verwarren, onder andere door het invoeren van één hoger begrip voor namen en wmsgg’s beide: zelfstandige naamwoorden. [wmsgg’s staat voor: woorden met slechts gebruiksgewoonten, woorden dus die nergens de naam van zijn, waarbij niets te vinden is om ‘er kennis van te nemen’ er is niets zintuiglijks naast het gebruik van het woord door anderen. En nee, slechts een prijs voor schitterend bedrog of onbenul is er voor het verhaal dat de eerste vertellers over ‘van die dingen’ hallucineerden. Dat denken we van Swift over die reizende Gulliver ook niet. Daar is geen reden voor. [Het is een leuke opgave om de functie te zoeken die het invoeren en handhavend doorvertellen van dat ‘gezichten zien’ door de diverse partijen.]
LET WEL: bijvoorbeeld het uitspreken van een woord als ‘ziel’ en/of ‘geest’ en/of ‘god’, hoeft vroeger niet dieper geloofd en toch doordacht te zijn geweest als bij de woorden ‘dader’, ‘persoon’ en ‘burger’ tegenwoordig hier het geval is.
Enkele eeuwen nadat ze als militaire bezetters vertrokken waren, kwamen de Romeinse mensveehouders terug, als priesters van de Roomse Staatskerk en zíj waren het die met eeuwenlange vervolging van heidenen, heksen, wetenschappers, ketters enz., het onderscheiden van verzinsels en zintuiglijk gegeven verschijnselen levensgevaarlijk maakten. En wat levensgevaarlijk is, leren liefhebbende ouders hun kinderen niet meer aan. ‘Je wilt ze niet voor galg en rad groot brengen’. Ik wil even opmerken dat de bevelhebbers over die ordehandhavers (met galg en rad en brandstapel en vuurpeloton) de boosdoeners zijn en niet die ouders en die dorpsonderwijzers.
=========
Over wat hem slechts introspectief gegeven is, kon en kan niemand communiceren. En eenzijdig daarover vertellen, in de psychoanalyse, jawel. Maar daarbuiten?
5. de aandacht afleiden van de ononderbroken leefsituatie, die wij allen gemeen hebben***, dat genoemde gehouden worden als gebruiksvee en trekken naar de lol, de spanning, het rangschikken op alle dimensies. En voor wie daarmee niet te trekken waren, is er ‘de seks’: voor ons, – sinds onze puberteit hormoonslachtoffer van onze eigen klieren – een buitengewoon moeilijk te negeren massa beelden en gedrag.
6. enz. (opsommingen van voorbeelden altijd open houden).
———–
|***: díe leefsituatie, van mensvee zijn, die wij allen gemeen hebben: de macro-omstandigheden in onderscheid van de meso-omstandigheden, met die de toegang voor anderen verhinderende ‘privacy’ en de micro-omstandigheden, waar het slechts introspectief gegeven zijn der onderwerpen waarbij gepubliceerd wordt, dit publiceren tot ‘dwaas gedrag’ maakt. Het publiceren over wat slechts introspectief gegeven is, is nog dwazer dan het ter keuring voorhouden van het eigen lijf, met of zonder met eigen smaak gekozen kleding en met of zonder plastische chirurgie en/of vermageringskunststukken en bodybuilding.
======== 26-12-2011 14:46|1.402||26-12-2011 14:56|1.523||26-12-2011 15:16:
— 26-12-2011 15:25|1.767||
Dit is mijn afscheidsbrief. Ik groet U allen zeer. 15:26|1.777|||
0 reacties