Jaap Schot, 23 juni 1987
Als ik dan een boek zou publiceren zou dat het volgende betoog inhouden:
1. iedereen heeft zijn eigen txaenz natuurrechtelijk tot zijn beschikking.
2. wie zich voortplant, kinderen laat komen, stelt hetgeen bezeten kan worden mede ter beschikking aan die nieuwkomers. Deze zich voortplantende lieden beperken zich niet tot het ter beschikking van “hun” kinderen stellen van wat zij, de ouders zelf al bezitten (algemener: aan voorrechten hebben), maar leven en stellen aan de nieuwkomers voor te vechten tegen alle anderen om bezit (voorrechten) te verwerven. Al wedijverend moeten de neiuwkomers hun best doen om het tot wat te brengen in de wereld.
3. zelfs als alle op aarde aanwezige mensen zich tot het voor hun leven en welzijn noodzakelijke zouden beperken, zou er al een mensenplaag zijn: andere soorten sterven uit tengevolge van de aanwezigheid en het doen en laten van de mensenmassa.
4. in het vrije westen wordt het met elkaar om ongelijk verdelen van de voorrechten vechten (wedijveren) de basis(motivatie) geacht voor de groei en bloei van de natieen, die met elkaar in wedijver geacht worden en dat daardoor zijn.
5. de mensen zijn te weinig begaafd om alle gevolgen van hun eigen en ander mans doen en laten te kennen, te overzien en op waarde te schatten. Ze zien alleen hun doelen: de spullen, de genietingen, de voorrechten die ze willen verkrijgen. Alle onbedoelde gevolgen achten ze te verwaarlozen of als dat niet gaat noemen ze het ongelukken. Zo maken ze zich er van af.
6. iedereen heeft dan ook een grote hoeveelheid txaenz nodig om te proberen het nadeel op te heffen dat hij van andermans streven en “ongelukken” heeft.
7. De burgers binnen de vrij met elkaar concurrerende naties wedijveren dus met elkaar. Daardoor, zo luidt het geloof, de leer van de civilisatie, stoten zij hun volk, land, natie, op in de vaart der volkeren. De op winnen, winst, het voor zichzelf verkrijgen van extra voorrechten gerich ten, komen tot extra prestaties, tot prestaties waartoe ze niet zouden komen als ze tevreden waren met hetgeen nodig is voor hun leven en welzijn, dat is: voor hun gelukkig zijn in harmonieus (biologisch, dus lustgevend) functioneren. Ze willen niet zomaar, als elk ander dier LEVEN, maar ze willen “iets van hun leven maken”, daaraan een inhoud geven die stof voor een biografische roman kan zijn.
Ze kennen het onderscheid tussen ‘biografisch leven’, met plezier leven, genietend en ‘overleven’ / ‘vegeteren’, van LEVEN hebben ze geen vermoeden. (LEVEN = harmonieus als een dier, lustvol functioneren in een passende natuurlijke, d.w.z. niet te manipuleren en niet gemanipu leerde omgeving. Lustvol / met genot, met plezier, met lol, maar is: zonder dat de zin-vraag gevoeld wordt t.a.v. het leven.)
Hun wedijveren wordt geprezen OMDAT HET HEN EN DE NATIE EEN GESCHIEDENIS, EEN VERHAAL GEEFT, topprestaties, ontwikkeling, vooruitgang, verloop in tijd geeft, in plaats van duur.
Dat geprezen wedijveren vormt een belasting voor hun medeburgersen andere tijdgenoten:
– omdat er maar een beperkte hoeveelheid voorrechten te verdelen is
– omdat de een zijn voorrecht een achterstelling en vaak zelfs een plicht, een nadeel, een txaenz-verlies, voor al of niet aanwijsbare anderen is
– omdat ook de onbedoelde gevolgen de anderen, de omwonende tijdgenoten, benadelen, storen, hinderen.
8. de propaganda voor het “iets van je leven maken”:(jouw en als het kan, via voorrechten, ook andermans) txaenz besteden aan een als een verhaal te vertellen geheel omhangt de kinderen met een persoonlijkheid. Thuis, op scholen en in de maatschappij, met sporten, muziek en het Guinness Book of Records wordt deze wedijver-religie ingescherpt: iedereen wordt ertoe ge bracht zijn best te doen; hier in het vrije westen: ieder omwille van zichzelf en om de winst die er voor de dader aan vastzit, niet omwille van het collectief, hoogstens voor een sub-collectief: een kerk, een partij, een God, een ideaal, een beweging, een vaderland.
Van die strevende persoonlijkheden is de civilisatie opgebouwd, zoals een muur van stenen. Anders gezegd: die strevende persoonlijkheden zijn de spelers van het spel dat ik ‘civilisatie’ noem: het spel van allen tegen allen om voorrechten ongelijk te verdelen. Dat spel ‘civilisatie’ lijkt op Risk: iedere speler (spelende groep) heeft zich een opdracht ‘getrokken’ (eigen gemaakt), een opdracht die niet zelden luidt: “vernietig alle roden”, (of zwarten, of gelen of nog anders gekleurden) of “verover heel …..”. Het “Voorwaarts Christen-strijders” is evenmin verstomd als het “Op socialisten sluit de rijen” en al zijn de nieuwere sociale bewegingen (vrede, anti-kern, vrouwenemancipatie enz.) wat anders van onderwerpsomvang, het spel ‘civilisatie’ is er niet anders door: er is nog steeds dat wereldtoneel waarop de vertegenwoordigers voor Jan Publiek als toeschouwer hun opgeklopte drama’s en hun gladiatorengevechten opvoeren.
Het gebeuren dat voortkomt uit het gespeeld worden van het spel van de civilisatie, het wereldgebeuren, is een door niemand bedoelde en / of gestuurde ramp. Dat melden ons dagelijks (in detailberichten zowel als in overzichten achter het nieuws) alle media.
De vernietigende txaenz die daar op dat wereldtoneel woedt en zo nu en dan ook onszelf treft, komt van ons en van niemand anders, oh tijdgenoten. Wij stellen ons ermee tevreden spelers aan te wijzen, het komt in onze media niet voor dat het breken van het spel als doel wordt genoemd.
Vrede willen is: het einde van de civilisatie willen, want civilisatie is oorlog. Wat we ‘oorlog’ hebben leren noemen is niets anders dan het aanwezig zijn aan het front, in het actuele gevecht. Het bestaan van de civilisatie is het altijd ergens op aarde aan de gang zijn van het met wapengeweld dwingen en vernietigen van anderen door degenen die hun voorrechten opeisen, deze afdwingen.
De prijs van de topprestaties die de civilisatie oplevert is: de oorlog die de civilisatie is. De topprestaties zijn voortbrengsel van hetzelfde monster dat ons de overlast levert van de overbevolking, de overbewapening, de onrust en de voortdurende rampmeldingen.
De lof op het ‘entrepreneurschap’, het risiconemend (gokkend dus) ondernemen, waarbij gewonnen en verloren kan worden, de ongebreidelde toename van het gokken in het algemeen, het zijn evenzovele ‘preken’ van de religie van de civilisatie: propaganda voor het heilige wedijveren, het heilige vechten, het heilige ongelijk verdelen, het in omloop brengen van hopen txaenz, beschikbaar om klonterend van eigenaar te wisselen.
Dit alles is niet moeilijk (in) te zien. Ik deel niet de optimistische hoop dat dit alles te lezen iemand tot dit inzien zal brengen. Ik verwacht al evenmin dat er iemand door van deelname aan het spel zal afzien. De spelers zullen teksten als deze niet lezen, de gebruikten, dat zijn de meeste mensen, hebben gewoon niet de gelegenheid op te houden met hun deelnemen, dat bijdragen is aan de hoeveelheid voor het spel beschikbare txaenz.
Kortom, ik zie geen licht aan de horizon. De civilisatie vindt gewoon haar einde doordat en zodra de aarde haar niet langer dragen kan. Niemand weet wanneer en hoe dat breken van de rug van het lastdier aarde zal plaatsvinden, het zal door de laatste er op gestapelde strohalm gebeuren, zo werkt dat.
Ik vind het merkwaardig dat bij mij alle gevoel uitblijft bij het uitschrijven van deze stand en gang van zaken. Wij, mensen, blijken niet weerbaarder dan de dinosaurussen: we zien het aankomen en we veranderen niet dat wat binnen onze macht ligt: ons eigen kleine gedoe, gevoel en gedenk. Vreemd, heel vreemd.
0 reacties