Beschouwing over taal en taalgebruik

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen | Overwegingsopstellen
Trefwoorden: eigen boek

Jaap Schot, 10 mei 1984

OVER TAAL EN TAALGEBRUIK, EEN BESCHOUWING.

1. De eenheid van analyse.

1.1. het WOORD.

Het woordenboek en de computer werken met het woord als eenheid waarin de taal wordt geanalyseerd. De computer kan (nog) niet anders, het woordenboek heeft het al verder gebracht,zo is er bij voorbeeld de Merriam Webster Thesaurus. In die thesaurus zijn de woorden opgevat als namen voor begrippen en op grond van het bij elkaar meer dan bij andere horen vinden we de begrippen bijeen, aangeduid met hun namen, de woorden. Het analyseren van de taal in woorden is vast onontkoombaar en zeer nuttig.Iemand spreekt, hij zegt woorden. Hij zegt woorden, uiterst zelden gebruiken we ‘eenwoordzinnen’ (zoals “au” en “ja” en “help”), maar het kan wel.

1.2. de VOLZIN.

De eenwoordzin vormt een soort brug tussen de analyse van taaluitingen in woorden en de analyse ervan in volzinnen. Over deze analyse en deze eenheid heb ik weinig te melden, bij het uitschrijven als techniek van ZELFverwerkelijking of ZELFvinding, zo men wil, is de volzinopbouw een belangrijk disciplinerend middel voor wie zijn gedachten uitschrijft,maar vooral ook voor wie de sporen die hij van zijn gedachten maakte door dat uitschrijven, bestudeert. De volzin is opgebouwd uit een onderwerp en een gezegde met daaromheen bepalingen en lijdende en meewerkende voorwerpen enz..
Door het stellen van vragen (WIE, WAT, WAAR, WANNEER, WAARDOOR, WAARTOE, HOE?) kan men onvolledige volzinnen aanvullen en zodoende er achter komen wat er aan de aanvankelijk uitgeschreven gedachten nog meer vastzit, dan er al op papier staat.

1.3. het BETOOG.

Volzinnen komen even zelden in hun eentje voor als woorden. Vrijwel altijd maakt een volzin deel uit van een verzameling volzinnen. Zo’n verzameling volzinnen noem ik hier nu een betoog. Zo’n betoog is een geordende verzameling verwoordingen van gedachten die een eenheid vormen. Die eenheid van samenhangende gedachten is niet van woorden gemaakt, maar onder woorden gebracht.
Die gedachten zijn wel van begrippen (concepten, verzinsels dus) gemaakt. Het KENNEN gaat aan het BEGRIJPEN vooraf. Het begrijpen gaat aan het benoemen van de begrippen vooraf. Het benoemen van de begrippen (met de Nederlandse of de Franse naam bij voorbeeld) gaat aan het in volzinnen uitspreken van het betoog vooraf. Het betoog is niet meer dan een codering voor dat BEGRIP VAN DE BESPROKEN ZAAK. Het betoog is niet dat begrip. Wij zijn niet telepathisch met elkaar bezig, wij sturen elkaar de gedachten niet toe, maar de verwoordingen van gedachten. We sturen elkaar niet de kadootjes toe, maar foto’s van de geschenken die we voor elkaar bestemd hebben. We kunnen niet anders. De ontvanger van de toegestuurde foto’s moet zelf thuis het gefotografeerde opnieuw maken, nee: NAMAKEN. We kunnen elkaar op een idee brengen om dit of dat begrip van een zaak te maken voor onszelf. Meer dan dat kunnen wij niet doen. Wie het begrip van de zaak in kwestie in zich voor zich zelf heeft nagemaakt, verneemt de verwoording ervan in zichzelf. Hij heeft zich het begrip eigen gemaakt.

1.4. het BEGRIPPENSYSTEEM (de conceptualisaties).

Zo’n verzameling samenhangende gedachten over een onderwerp, die we in een betoog uitzeggen, wordt met een begrippensysteem gevormd. De indeling van flora en fauna, zoals die door de verzamelaarsbiologie is vastgesteld, noem ik in dit verband geen begrippensysteem.
Met een begrippensysteem bedoel ik theorieën, zoals die van de levende natuur als evolutieproduct en zoals die van diezelfde delen van de bestaande werkelijkheid als schepping van een schepper met een bedoeling en met tevredenheid erover enz..
Begrippensystemen zijn niet door de begrepen werkelijkheid afgedwongen zoals ze zijn. Dit onderscheidt een begrippensysteem van een empirische indeling zoals die van het dierenrijk.

Er bestaan voor elk begrippensysteem (mogelijkheden voor) alternatieven. Binnen ieder begrippensysteem echter kunnen we WARE UITSPRAKEN van onware uitspraken onderscheiden. We onderscheiden die van elkaar door gebruik te maken van:
-waarnemingen aan het onderwerp (dat een deel van het ons zintuigelijk er in ervaring gegevene is)
-logica en
-interne consistentie van de verhaal- of beeldkant van het begrippensysteem.

We kunnen een begrippensysteem opvatten als een vat waarmee we waarheid scheppen, zoals men water kan scheppen met stoffelijke vaten. Men schept met een vat nooit HET WATER, maar wel water.
Zo is het ook met een begrippensysteem en DE WAARHEID. Met ieder begrippensysteem schept (verovert, verkrijgt) men enige waarheid. Men kan enige ware uitspraken doen. Ware uitspraken sluiten andere ware uitspraken in andere begrippensystemen nooit uit. Er is steeds meer water dan ik met mijn vat kan scheppen. Niets is echter dommer dan te stellen dat ik geen water schep. In het geval van waarheid scheppen met theorieën zegt menigeen echter wel “er is geen waarheid”, en “objectiviteit bestaat niet”, alsof iemand die een begrippensysteem gebruikt maar zou kunnen zeggen wat hij wou.
De soevereine vrijheid om een begrippensysteem te kiezen en daarvan te beweren dat het HET begrippensysteem zou zijn, is een dwaasheid. HET begrippensysteem dat terecht andere begrippensystemen buiten het bewustzijn van de betrokkene zou sluiten, bestaat niet.
Een begrippensysteem is een menselijk maaksel en dat betekent dat het niets heiligs en absoluuts heeft.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This