Bouw van het boek

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Definitieve boeken | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen
Trefwoorden: eigen boek

Jaap Schot, 11 april 1985

Motto
Nergens in de werkelijkheid
zijn en blijven de vrouwen zo jong en fris
en de anderen zozeer op mij betrokken
als in mijn dromen.

Nergens in de werkelijkheid ook
is mijn doen en laten zo vrij
van gevolgen die ik niet in de hand heb
als in mijn dromen.

Waarom leren we onszelf en elkaar
niet liever ons dromen sturen
dan onszelf en elkaar te richten
op het veranderen aan de werkelijkheid
of aan onze positie daarin.

Ook, zelfs uit wat ik schrijf is een boek samen te stellen dat niets uitzegt over mij. Op grond waarvan ik niet als subversief of gek betiteld kan worden. Een boek, dat zonder gevaar uitgegeven kan worden. Het tekenen van een gebiedenkaart van de life-space die voor ons allen geldt, is een onschuldige bezigheid.

 

Het definiëren daarin van de verschillende gebieden (cultuur, civilisatie, maatschappij, school, bedrijfsleven, beroepenleven enzovoorts) is eveneens onschuldig.
Aanwijzen dat er vele culturen, vele ‘-ismen’ en vele ‘-ocratieën’ zijn, kan al evenmin kwaad. Het is niet schokkend. Uit de veelheid van nastreefbaarheden (‘waarden’, ‘normen’, enzovoorts) volgt de caleidoscopische veelheid van (waarden)patronen, persoonlijkheden, persoonlijkheidsstructuren, identiteiten. Die ontelbare en onvoorspelbare wijzen van psychisch gesteld zijn, zijn constellaties van losse elementen (waarden enzovoorts). Onverbonden, ten opzichte van elkaar daar toevallig zo staand.

Bij persoon A kan waarde X centraal staan, die bij persoon B slechts perifeer voorkomt. Bij de een kan waarde Y helder stralen, die bij de ander slechts met moeite te zien is.

Dan kunnen persoon A en B ook nog al of niet beland zijn in een omgeving en tussen omstanders, die passen bij de door hen toevallig verkregen persoonlijkheid. Zodra, zolang en in zoverre die beide toevalligheden (persoonsstructuur en milieu) bij elkaar passen, zal de aandacht van de betrokkene wegblijven bij die twee onderwerpen. Zoals men aan ademen ook pas gaat denken bij benauwdheid.

A, B t/m N leven allen in de life-space zoals getekend. Wat ik uittekende is voor niemand specifiek, kenmerkend. Het geldt voor ons allen.
Het bestrijden van het zo-zijn van andermans waardenpatroon, andermans persoonsstructuur, andermans zo-zijn, is onbehoorlijk. Het verdraagzaam zijn tegenover het leven vanuit zo’n toevalsproduct als het eigen en andermans waardenpatroon (enzovoorts) is, is ook onbehoorlijk.

Het daarvanuit leven (doen en laten) is onbehoorlijk zodra, zolang en in zoverre dat omvat:

  • het doen van kwaad (bijvoorbeeld, mishandelen en “straffen”),
  • het uitoefenen van kracht,
  • het (proberen iets te) veranderen aan dat wat daar buiten je is (inclusief anderen),
  • het nemen c.q. onthouden aan anderen van voor jou onnodigs.

Zonde is het hechten van gewicht aan toevalsproducten zoals

  • ‘persoonlijkheid’,
  • ‘smaak’,
  • ‘overtuiging’,
  • ‘geloof’,
  • ‘identiteit’.

Zulke toevalsproducten zijn geen legitimatie voor het uitoefenen van kracht (druk) op de natuur in je, of om je. Ook niet zodra, zolang en in zoverre je offers gebracht of leed geleden hebt bij het verkrijgen ervan. Deze aangeleerde waarden, dit aangeleerde geven van voorkeuren, zijn middelen.
Middelen om te gebruiken bij het kiezen uit beschikbare alternatieve werkwijzen en alternatieve onnodige doelen (stelbare, i.o.v. als nooddruft aangetroffen, doelen). Om in het nodige te voorzien, en om in onnodige bezigheden alsnog aan het bij dat voorzien uitgebleven functioneren toe te komen, moeten we uit alternatieven kiezen. Het onstoffelijke gereedschap bij dat kiezen is dat wat we als ‘smaak’ , ‘persoonlijkheid’ en dergelijke hebben aangeleerd. Het bezit van gereedschap verplicht tot niets. Niet tot het bewaren, niet tot het onderhouden en niet tot het gebruiken ervan. Wat je kunt, dat hoef je daarom nog niet.
Wanneer mensen dat middelkarakter van hun eigen voorkeuren niet opmerken, komt op hun eventuele kinderen een last te rusten. De last van het herkennen en erkennen van dat niet opmerken, als een fout. Een fout van mensen die zij vertrouwden en van nature aanhingen. Kinderen die die last niet kunnen of willen dragen, geven die last door.

Ook het zo-zijn van de wereld/ de samenleving (voor omschrijving, zie de tekst bij de life-space kaart), is slechts een middel en geen doel. Het eender houden van dat middel echter ligt buiten de macht der levenden. De wereld verandert.
Al was het alleen maar als gevolg van de onderlinge strijd van hen die de wereld passend proberen te houden en te maken aan hun persoonlijkheid enzovoorts. Als miljarden ongelijke mensen proberen hun omgeving passend te maken en te houden aan hoe zij zijn, resulteert dat in veranderingen in die omgeving.

“Ieder woelt hier om verandering en betreurt die dag aan dag, hunkert naar hetgeen hij zien zal, wenst terug hetgeen hij eens zag.” zo luidt een dichtregel.

De strijd in kwestie komt neer op een strijd van de mensen tegen elkaar, maar is dat slechts doordat die anderen er zijn. Het streven is niet gericht op het schaden van die anderen, het streven is gericht op het veranderen van de omgeving. Het leven van deze aanpassers van dat daar buiten hen aan dat wat in hen rest van hun verleden (‘historogene alloplasten’), is een strijd.

Er is een (of het) alternatief voor het (proberen te ) veranderen aan het zo-zijn van omstandigheden en omstanders, bij handhaving van de nawerking van het eigen verleden. Let wel, dat is hun nawerking via dat eigen verleden.
Dat alternatief is het zich onttrekken aan hun nawerking via de sporen van je verleden. Dat is, je zo-zijn, je karakter, je persoon enzovoorts. Daarbij kun je dan de gevolgen strijdloos aanvaarden van hun huidige doen en laten. Die gevolgen tref je aan in de vorm van de stand en gang van zaken in de wereld hier en nu. Als je je niet “langs binnen”, via je eigen verleden, tot strijden laat brengen, kun je geluk hebben, of niet. Als je geluk hebt, kun je van wat ze je overlaten aan ruimte voorzien in wat je nodig hebt. En spelend de resterende functies oefenen en ‘in working order’ houden.

Pas als er je hier en nu niet voldoende ruimte gelaten wordt, ben je gedwongen kracht uit te oefenen.

Geld en bezit zijn vormen van bewaarbare ruimte.

Het uitschakelen van de nawerking van de anderen via de sporen van je verleden in je (je zo geworden zijn, je persoonlijkheid, je smaak enzovoorts), maakt het zo zuinig mogelijk omgaan mogelijk met wat je aan gelegenheid aantreft en niet hoeft te veroveren, hoeft te bevechten.

Ik kan geen reden verzinnen waarom niet sommigen ‘het veranderen aan dat daar buiten hen’, als een vorm van amusant in onnodige vorm alsnog functioneren, zouden opvatten. Als ik zou wensen dat ze dat nalieten, zou ik weer op mijn beurt een bijdrage leveren aan het pogen de wereld zus of zo te doen zijn of te doen blijven.

Wat ik stel komt neer op het zich beperken tot het voorzien in het nodige aan levensruimte, en dan stoppen. Het komt neer op het zich wijden aan geen enkele zaak. Ook niet aan die zaken die verborgen zitten in de voorkeuren die we in ons voelen, en in het feit dat we aangeleerde voorkeuren in ons voelen. Daar zit ‘m de kneep: de openlijk als een grote zaak aangekondigde strevingen (vaderlandsliefde, geloof, moraal en dergelijke) kan menigeen al herkennen als pogingen om ten koste van hem te leven. Velen die zich van zulke dwaasheden vrij voelen, schaden hun longen en hun lever door de aangeleerde voorkeuren voor sigaretten en alcohol uit te leven. Dat zijn vormen van schaden, vermomd als genot verschaffen.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This