Bronowski, Jezus, de hoeren, de tollenaars

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen | Uitgangsopstellen
Trefwoorden: eigen boek | onwelwillende lezer

Bronowski, Jezus, de hoeren, de tollenaars, (de USA-advocaten tegen de Union Carbid, Bhopal, India), moraliseren en kopen, als je het leven in civilisatie niet kunt tenietdoen, gebruik het dan voor het goede.

1. Bronowski heeft gelijk als hij stelt dat magie niet werkt. Het heeft niet geholpen dat men Jezus vermoordde, daarmee was de civilisatie niet van de aardbodem verdolgen. [verdelgen is de naam voor het wegmaken van hetgeen kwaad is, het is een klassiek voorbeeld van een naam waarin een beoordeling is meeverpakt, geimpliceerd, ingevouwen, in dit geval een veroordeling.]

2. Laten we helder en onvertekend het feit onder ogen zien dat er geen verlossende boodschap of theorie in omloop is. Als dat wel zo was, zouden de kenners ervan zich verlossen en de anderen zouden het kunstje ‘zich verlossen’ afkijken en nadoen. Het is niet nodig er extra naar te zoeken, in gewone radio- en t.v.-uitzendingen zeggen op de meest onverwachte momenten mensen uit dat ze zich gevangenen weten in de civilisatie. Gisteren nog in een programma over het onderzoeken van de Zuidpool zei dat een zeer gewoon expeditielid, zomaar even in een tussenzinnetje.
Er is geen verlossende leer in omloop. Er is een uitgang, die is eenvoudigweg door de deuropening. Door die opening kunnen we allen, maar slechts een voor een en onder voorwaarde dat we het feit dat het pand vol blijft dat wij verlaten. Evenals Orpheus dienen we na te laten om te kijken of de anderen die wij beminnen, die wij de onzen achten, ons wel volgen. Men kan er slechts op eigen kracht en initiatief uit, niet als men geroepen of gestuurd wordt.
Laten we in ieder geval weten in wat voor kooi wij zitten. Om de tien geboden nog maar weer eens met een aan te vullen: ten aanzien van het doen van uitspraken geldt: gij zult de waarheid die gij uitspreekt niet verpakken. Wat nodig is, is de naakte waarheid.
[de waarheid is analoog aan het water; de waarheid die ge uitspreekt is dus analoog aan het water dat gij drinkt. Bedoeld is dus niet DE (= alle ) waarheid, die slechts het verzinsel God (almachtig, volmaakt, alwetend enz.) vermag te kennen en die zelfs dan niet in staat is te achten dit kennen uit te zeggen in door ons zelf gemaakte voor ons mensen verstaanbare taal. Dit zeg ik er hier allemaal bij in reactie op de reeds beschreven in mij spokende onwillige lezer.]

3. Via de radio hoorde ik dat de advocaten die in de USA processen voeren ten gunste van slachtoffers van de vergiftiging door gas uit de Union Carbid fabriek in Bhopal, India, tot 30% van de uitgekeerde schadevergoedingen kunnen opeisen als honorarium voor hun diensten aan de eisers van schadevergoeding; eisers, die zelf aanvankelijk geen cent hebben, want de getroffenen zijn meestal achterbuurtbewoners.
Wat nu gebeurt is dit: niet uit een gevoel voor rechtvaardigheid maar uit pure hebzucht reizen tientallen USAadvocaten naar India om daar op afbetaling gerechtigheid te koop aan te bieden aan daartoe koopkrachtigen, d.w.z. aan duidelijk getroffenen, wier zaak eenvoudig te winnen is.
Zoals te doen gebruikelijk gaf de radio er bij wat de luisteraar er van moest denken. Het was afkeurenswaardig door de beweegredenen der advocaten.
Het is voor mij een open vraag: wanneer het systeem (in dit geval het in civilisatie bijeen leven, nu ja bestaan dan) niet is te verslaan, moet men van zulke zaken als ‘de drijfveer hebzucht’ maar gebruik maken als men gevolgen van het bestaan van het systeem wil compenseren, die men niet kan voorkomen.
Overheden in India en in de USA ontvangen wel belastingen van de Union Carbid, maar dragen geen enkele controlerende verantwoordelijkheid voor wat er gedaan wordt.
Er worden dus fouten gemaakt en onnodige risico’s genomen. Pas als het met zekerheid te verwachten, te voorziene is gebeurd, noemt men het een ongeluk en eist schadevergoeding, waar dat niet kan, want dood en ziekte zijn niet af te kopen. Ineens hebben ook de ondernemers het misdane gedaan, zij krijgen de schuld. Dat is kenmerkend voor het schuldschuiven. De gehoorzamende werknemers inden hun loon en worden niet verantwoordelijk gesteld, terwijl zij het natuurlijk feitelijk veroorzaakt hebben, al was het, wat zeer zeer onwaarschijnlijk is door te gehoorzamen aann ondubbelzinnige bevelen tot misdadige nalatigheid. Ik durf er van uit te gaan dat die bevelen niet gegeven zijn. Ik stel ook dat niemand gehouden is zulke bevelen te gehoorzamen.
Als de weerstand tegen zulke bevelen niet in het gewone volk ligt en leeft, en het doen en laten bepaalt (dat is : beperkt) dan is het volk ook niet beter waard dan de rampen die het treffen. Die rampen hebben ze niet te wijten aan misdadige ondernemers, maar aan hun eigen misdadige nalatigheid om wie onterechte bevelen weigeren te steunen en wie eraan gehoorzamen te lynchen. Volk dat zichzelf niet verdedigt, gaat terecht ten onder. Lynchen is een uiterste maatregel, maar de onwelwillende lezer die zich direct hierop stort en niet meer ziet dat hier ook het steunen van het goede ongehoorzaam zijn genoemd wordt, die is kenmerkend voor zijn soort.
Het met populariteit belonen van positief te waarderen ongehoorzaamheid is niet gratis voor het erdoor beschermde volk. Het is veel goedkoper, – zowel financieel als psychisch – , om het er op aan te laten komen en pas bij ongelukken te reageren. Dan kun je, als overlevende, zelfs nog geld krijgen voor het overlijden van verwanten voor wier gezondheid en leven je voordien zelfs de moeite van engagement, van het bijvallen van bevorderaars en beschermers daarvan, niet over had.
Eigen leven en gezondheid staan niet in het centrum van het denken en doen van de gewone man, laat staan dat van anderen, inclusief verwanten.
Veelvuldig kan men de klacht horen dat de mens niet in staat is alle gevolgen van zijn doen en laten te voorzien en te overzien. Daarbij dient wel te worden opgemerkt, dat de mens (als gewone man) er ook totaal geen tijd, aandacht en energie aan besteedt om te voorzien en te overzien. De mens is totaal gepreoccupeerd met zijn doelen, zijn voordelen en zijn belangen. Ook dat is volstrekt niet iets nieuws, in “Walden II” van B.F.Skinner (1948) is dat argument al te vinden evenals in duizend andere teksten, veronderstel ik. Zelfs die belangen behartigd de mens nog uiterst slordig, zodra er ook maar enig vooruitzien vereist is voor die behartiging. De mens is een denklui dier. Voor alle practische doeleinden is het een verstandloos dier. Wie niet kijkt is voor alle practische doeleinden blind. Zo is wie niet luistert voor alle practische doelen doof.
Politieke partijen bieden ieder hun eigen ‘isme aan om achter aan te lopen, gedachtenloos achter aan te lopen. Religies bieden ieder hun eigen leer aan om gedachtenloos uit te handelen. Er is vraag naar religies en ideologieen, juist omdat ze de volgelingen het denken ‘besparen’. Volgelingen zijn IETSonderdelen, zij staan in een traditie, zetten zich in voor een zaak, leven vanuit een leer, een doctrine, een ideaal, waarden.
Als we nu eens stellen dat waarde mag heten wat je aanzet tot voor jou goed gedrag, voor wat jou leven en gezondheid brengt, voor wat jou aan jezelf doet doen, wat een ander als weldoener aan je zou doen.
Bij die definitie zal een doctrine, dat is een verzameling aan elkaar vastgeprate waarden, nooit strijdig zijn met wat iemand uit puur eigenbelang en zijn verstand gebruikend voor zichzelf doet.

–//–

“Waarom vluchten jullie alle kanten uit van het echte centrale probleem vandaan?”
Dat is mijn vraag aan mijn tijdgenoten.
Het echte centrale probleem is : hoe een einde te maken aan de civilisatie.
Waarom laten mensen zich wijsmaken dat de civilisatie voor hen gunstig, plezierig, nuttig of nodig is?
Iedere keer weer breken de gewapende conflicten uit die we oorlog noemen en iedere keer weer doen we alsof het dreigen met wapens geen deel is van de oorlog.
Een oorlog is geen ononderbroken veldslag.
Oorlog heeft te maken met verkrijgen (veroveren) en met hebben en houden (verdedigen). Oorlog heeft hetzelfde onderwerp als de economie. Economisch handelen is oorlogvoeren. Politiek is ook grootstendeels geworden tot economisch handelen, tot het verdelen van de buit eerst, maar sinds het deelnemen van de staat aan de producerende ondernemingen ook tot het verkrijgen van buit. Dit niet meer uiteen te nemen geheel is het grote vechten.

Dat grote vechten gaat gepaard in de westelijke vrije wereld met
-de grote vrijheidsberoving,
-het elkaars leven leven,
-het grote knechten.
Kunsten, sporten en wetenschappen zijn versieringen, op het eerste gezicht. Bij nader toezien is te merken dat er hier sprake is van bezigheden die als middel tot andere, binnen dat genoemde grote vechten en dus binnen het grote knechten gelegen doelen. We kunnen opmerken dat kunsten, sporten en wetenschappen voor de kost worden beoefend door gespecialiseerden, d.w.z. door invalide gemaakte en weerhouden mensen, die niet kunnen wat nodig is om zichzelf te verzorgen qua leven en welzijn.
Kunsten, sporten en wetenschappen, kunstzinnigheid, sportiviteit en geneigdheid tot verstandigheid, zijn geen verworvenheden van de civilisatie, ze zijn in de civilisatie ten onder gegaan.
-door perfectionisme
-door commercialisering
-door professionalisering
-door specialisering.

Hetzelfde geldt overigens ook voor de religie, dat wil zeggen voor het aan elkaar praten van wat is opgemerkt en ingezien, gevoeld en van belang gebleken.
Deze omschrijving van wat religies zijn maakt duidelijk dat het in verhalen onderbrengen van dat alles ook doordat er mensen van gingen leven is verworden. Er zijn zelfs kunstmatige religies aangemaakt zoals ‘scientology’, nazisme en de leer van de Bhagwan.
De ingredienten die men bij het analyseren van de roomse kerkleer kon onderscheiden werden bewust en opzettelijk gemengd en toegevoegd naar smaak.
Te koop aangeboden wordt in die religies: identiteit.
Het resultaat van het bestaan van mensen met confectieidentiteiten is het bestaan van de IETSen.
Het gevolg van het bestaan van IETSen, d.w.z. van samengevoegde uitwerkingen van het doen en laten van vele mensen id het bestaan van ‘het wereldtoneel’. Het beeld bij dat woord is een toneel, een verhoging, bedoeld om het belangstellend toezien te vergemakkelijken. Op het toneel bevinden zich slechts de spelers d.w.z. de bekleders van posities. Ook hier weer is de roomse kerk het allerduidelijkste voorbeeld: de paus beweegt zich op het wereldtoneel en wordt door andere spelers ontvangen en door de gapende massa bewonderd of veracht. Het nieuws dat ons dagelijks wordt voorgezet is een ooggetuigeverslag van dat wereldgebeuren.

Het spelen op het wereldtoneel heet politiek. Het kiezen van de spelers heet democratische rechten uitoefenen. Zowel het gewapende als het ongewapende vechten vindt onder het publiek plaats en laat de spelers op het toneel onaangeroerd. Dat geldt in oorlogstijd zowel als in vredestijd. Wat men oorlog en vrede noemt zijn beide strijdperiodes, die slechts van elkaar verschillen voor wat betreft de soort wapens die gebruikt worden. Ook als men zegt dat het ergens vrede is, betekent dat niets anders dan dat het front toevallig enige tijd elders verloopt. Daar waar het front niet is, kan men waarnemen dat het oorlog is door op te merken dat men in een oorlogseconomie leeft. “Achter het front” is een verkeerde uitdrukking, de juiste uitdrukking is: daar waar het front niet is. Iedereen die niet aan het front is, is er achter, aan welke zijde dan ook.

Ik heb niet anders dan begrippen en woorden en een schrijfmachine tot mijn beschikking, ik kan alleen maar aanduiden. Mn kan zich in het wereldgebeuren inleven en er partij kiezen en er in opgaan. Men kan ook buiten het verhaal blijven en kijken hoe het gemaakt wordt en men kan er ook de aandacht van af leiden en om zich heen zien wat er gebeurt.
Fundamenteel voor het onderwijs is dat onze aandacht wordt afgeleid van wat wij daar dan concreet kunnen waarnemen. Onze aandacht moet zijn bij Napoleon waarover verteld wordt, niet bij de juffrouw die vertelt, dat heet opletten. Dat dat opletten zou zijn, dat is de centrale mystificatie in het onderwijs. De waarheid is dat het hier gaat om het afdwalen van de aandacht van dat wat is naar wat wordt ingebracht in het bewustzijn,
als fictie,
van buiten,
door anderen.

Zo leren we naar films kijken, ons inlevend.
Zo worden wij tot mensen die geloven in het wereldgebeuren, dat een levende film is.
In een film, van ene Sylverberg geloof ik, wordt het nazisme uiterst verhelderend en mij overtuigend aangewezen als de regievoering door Hitler en zijn trawanten van “een film uit Duitsland” (dat is de titel van die film van S.), met het Duitse volk als geregisseerde massa en met in de hoofdrollen lieden als Goebbels en Goering en Himmler.
Ik vind het verbazingwekkend dat ik maar nooit mensen tegenkom of op t.v. zie, die dit door hebben en er zich van afkeren, zonder escapisme. Kijk het is niet constructief om in te zien dat het wereldtoneel toneel is, fictie, met kwaadaardige uitwerkingen op het publiek en zich dan af te keren naar nietgespeelde toneelstukken, die vertoond zouden kunnen worden, de zogenaamde Utopieen.
Ook is het niet voldoende alleen maar in te zien dat die Utopieen de moeite van het bestuderen niet waard zijn, vanwege hun slechts louter mogelijk zijn in plaats van werkelijk gespeld te worden.
Ook dan kan men zich nog afkeren van wat is, naar wat niet is, maar ook niet pretendeert te kunnen zijn: de eerlijke openlijke wegdroomfictie, via boeken of via opium e.d..

Wat ik wil is dat ik niet slechts in mijn eentje, maar samen met anderen kan waarnemen wat is. Wat ik zou willen is te vergelijken met: samen met een ander, een gesprekspartner, in deze schouwburg die er van de aarde gemaakt is, gevangen zittend, zonder weg te kunnen, praten met elkaar over het feit dat we in deze schouwburg zitten en ons niet inleven in het stuk dat gespeeld wordt en niet verder veel praten over de wijze waarop het stuk gespeeld, en geregisseerd, begonnen en gemaakt is, omdat we het al als een stuk aandacht afleidend niets hebben herkend.

Ik zou met die ander(en) willen bespreken of we gezien de gevolgen ervan onder het publiek de ban van het stuk niet zouden moeten breken, dat wil zeggen zouden moeten proberen het ingeleefd zijn der massa te onderbreken, af te breken, in plaats van toe te zien hoe de massa haar kinderen het uitzicht op de mogelijkheden buiten de schouwburg ontneemt, met het geweld van scholing.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This