Jaap Schot, 2 maart 2003
Ik vat de taal, exacter: de opgelopen begrippenverzameling, op als de bron en oorzaak van het gedenk in een mens. Natuurlijk, de poes denkt ook, anders ving hij nooit wat, maar ik maak mij wijs dat hij er niet bij praat in zichzelf, zoals ik doe.
Ik ‘zit te wachten’ op tekst die mij invalt en die schrijf ik dan uit. Ik zit op die tekst te wachten als die poes uit alle prentenboeken, die voor een uitgeknaagd gat in een plint zit te wachten. Ik kan niet bij wat er áchter die tekst die naar buiten komt, zit, mijn geestesoor hoort die tekst en dat is het eerste waar IK (‘mijn ik’ is al helemaal een vreemde uitdrukking) aan kom.
Ik ga mee met Locke: er is niks binnen om te beginnen, wat er uitkomt, is er eerst ingekomen: ervaringen en begrippen, grammatica, logica en consistentie en dan komt er tekst uit: zoals die muis uit dat knaaggat.
Als ik die begrippenapparatuur van anderen overgenomen heb, dan hoef ik er niet zo’n overdreven eerbied voor te hebben dat ik er zelf niets aan zou durven veranderen en toevoegen en afdoen. Zo ben ik dan ook met mijn begrippenschat en mijn woordenschat en mijn verhalenschat omgegaan. Ik heb gedaan en doe alsof het mijn bloedeigen speelgoed / gereedschap is.
Zo maakte ik mij mijn eigen taaldeel. Privaat bezit kan taal nooit worden, zonder op te houden taal, dus waarschuwingsmiddel, communicatiemiddel en contactmiddel te zijn. Waar niemand verstaat, is er geen taal. De taal der Mohikanen sterft met de vóórlaatste Mohikaan.
Mijn programma was: mijn eigen taalgereedschap scherp maken, en ook ophouden met een groot aantal gewone bezigheden:
1. napraten,
2. meepraten,
3. melden simuleren,
4. aandacht vragen / publiceren, en
5. tegenspreken,
en dat deed ik.
Tegenspreken is, net als napraten en meepraten, ook aangepast gedrag: je neemt de begrippenapparatuur (de opvatting van wereld en werkelijkheid) van de ander, die jij tegenspreekt, over. Het gaat er juist om die reeds in zwang zijnde begrippenapparatuur te verlaten en te vervangen of minstens met onderscheidingen uit te breiden. Met de gebruikelijke begrippen zijn de zinnige gedachten wel reeds gedacht, de ermee mogelijke inzichten wel al gewonnen.
Als je spreekt moet je bij kennis zijn, bezig te kennen, dat is: waar te nemen. Anders gezegd: melden, iets te melden hebben en anders: niet doorpraten, niet spreken.
0 reacties