Concept voor boek

Categorieën: 2000, 1 januari – 2004, 31 december | Archief
Trefwoorden: zakgericht

Jaap Schot, 7 november 2003

INHOUD (van een hoofdstuk of een boek).
=============
DE WOORDENSCHAT.
================

1. Een woord is een uitspreekbaarheid die in gebruik is bij de taalgebruikers.
2. Sommige, lang niet alle woorden zijn namen van begrippen.
3. Sommige, lang niet alle begrippen zijn voorstellingen van dingen die echt gebeurden, echt gebeuren, of alleen maar verzonnen zijn (zeemeerminnen) [‘gebeuren’ is hier wat ze bestaan noemen, maar eigenlijk ‘steeds veranderen’ / vergaan dus, is.
4. De woordenschat is de naam voor alle woorden op een grote hoop gegooid, niet uitgezocht, niks is terug te vinden.
5. De woordenlijst is de naam voor al die woorden op alfabet neergelegd, zodat ze een plaats hebben en terug te vinden zijn. Dat terugvinden is in deze lijst is voor Lingo en Scrabble. Want de spelling moet je al kennen.
6. Het woordenboek is de naam voor die woordenlijst, maar dan bij ieder woord iets over de gebruiksgewoonten er van: de ‘betekenis’, vaak uitgelegd, aangeduid met behulp van andere woorden, wat niet erg helpt als je de taal niet kent, dus die andere woorden ook niet.
7. De Brockhaus geeft dan plaatjes bij die woorden waarbij dat kan. Dat helpt enorm.
8. Verklarende woordenboeken neigen soms tot encyclopedieën, verhaaltjes en verklaringen bij woorden waarbij dat kan en een plaatje niet.
9. Encyclopedieën verlaten dan de woordenschat als onderwerp van behandeling en studie en gaan naar de onderwerpen waarover met de taal gesproken wordt. Die weg leidt verder, via de systematische encyclopedieën naar de bibliotheken en daarin naar de stapeling van het wetenschappelijk bekende.
10. Blijven we bij de woordenschat als onderwerp van studie en dwalen we ook niet af naar het vergelijken van ‘de geschiedenissporen van taalgebruik’ met ‘wat nu gebeurt’ en/of naar wat hier in het Nederlands en elders in dialecten of ‘vreemde talen’ gebeurt. Dan komen we ertoe op te merken dat er verschillende uitdrukkingen / synoniemen zijn, om hetzelfde mee te bedoelen (onder de aandacht van de hoorder te brengen, aan deze te suggereren, in deze wakker te roepen). Platte en deftige uitdrukkingen en frasen, voor inhoudelijk hetzelfde, blijken te bestaan. HET JUISTE WOORD niet alleen voor de juiste onderscheiden ‘zaak’, bij het juiste begrip, maar ook: bij de juiste sociale situatie.
11. Ook die sociale situatie is een onderwerp waar ik bij vandaan wil blijven. Zie ‘My fair lady’, dat gaat daar over. Terug naar de taal. De woordenschat ligt nu in plaats van op één grote hoop gegooid of totaal toevallig ten opzichte van de betekenis alfabetisch geordend op hoopjes ‘woorden die gebruikt worden om ongeveer hetzelfde te bedoelen. Al wie hier nut van wil hebben moet de taal al kennen en de diversiteit van sociale situaties: ‘het juiste woord’ helpt hem dan bij ‘How to put it’. Wat hij zegt is minstens zoveel bepaald door het gehoor als door het onderwerp.
12. De arts en de jurist hebben een geheimtaal, die ze, net zoals de roomse priesters dat met hun Latijn doen, verdedigen en ‘verkopen’, níet als geheimtaal, maar als middel tot gesprekken voeren over de taalgrenzen der gewone (ongespecialiseerde) mensen (leken) heen. Bij de juristen, die van eng nationaal recht leven, als rechter, aanklager, wettenschrijver en advocaat bijvoorbeeld, gaat die smoes niet op. Maar daar komen ze mee weg.
13. De natuurwetenschappen zijn (spreken een taal) los van elke sociale setting. Bij vorst en vuilnisman heet keukenzout NaCl. Overal ter wereld. De andere wetenschappen zijn stinkend jaloers op zo’n taal als die van de scheikunde. Op dit stuk, de namen voor verschijnselen (attractie en valentie en zo) zijn minder, want afkomstig uit de gewone taal.
14. B.J.Kouwer’s ‘Spel der Persoonlijkheid’ geeft een andere manier om de woordenschat te ordenen, dan ‘per wetenschap’. Kouwer legt binnen de woordenschat der psychologen de woorden op hoopjes die voor één theorie of één model (bespreekbeeld) in gebruik zijn. Een computerprogramma dat iemands woordenschat zou inventariseren zou per theoreticus diens hoopje leveren. De ethologen leverden mij als student een stencil waarin werd gewezen op het gebruik in diverse wetenschappen, bijvoorbeeld de biologie en de psychologie van een beschrijvingsmiddel uit een andere wetenschap als model (= bespreekbeeld): schoolvoorbeeld: het hydraulische model. Spanning en druk.
15. Er is ‘wetenschappelijk feit’ naast ‘regeling’, ‘waar-zijn’ naast ‘gelden’, samenwerken naast gebruiken, ‘doorgegeven noodzakelijkheid’ naast ‘(soeverein) bevel / willekeur’. Zaakgerichtheid naast zakgerichtheid (gerangschik). Er zijn dan ook twee hopen woorden: twee ‘hoofdhopen’. Er zijn twee gevechten:
* Dat met de eigen beperkingen t.a.v. waarnemen om de waarheid
* Dat met de anderen om de hogere rang.
In geen van beide gevechten strijden goden, dus worden er in geen van beide absolute en volledige waarheden via telepathie overgedragen.
Het doel van wie om rang vechten is: vals alarm slaan, de hoorder tot bewegen brengen. De wetenschapper heeft geen ander doel dan zijn eigen KENNEN van ‘wat gebeurt’. Hij heeft noch tot mededelen / waarschuwen, noch tot geheim houden enige reden, als wetenschapper.
Niet de religies zijn de vijanden van de wetenschappelijke mentaliteit, maar de slavenhouderij / de civilisatie / de rangschikkerij / het sociale is dat. En daar zijn de religies als staatsreligie vijanden van de wetenschappelijke (gezagloze, ongerangschikte) mentaliteit. Sportiviteit en wetenschappelijkheid zijn mentaliteiten, onverenigbaar met rangschikken en/of zelfvertoon: zaakgerichtheid is de kern (c.q. basis) van beide.

Ik hoef niks, de lezer hoeft niks. ‘Hoeven’ = op bevel moeten. Dat andere is nodig zijn. Aan modieuze kleren hebben ze behoefte, adem halen moeten we. Pratend over ‘economie’ proberen we onder ‘behoefte’ ook ‘wat nodig is’ onder te brengen. En in de praktijk van het maken van dingen (kleren en schoenen en meubels en auto’s en zo voorts en zo verder) máken ze ook niet meer ‘modeloze’ oplossingen voor steeds weerkerende noden / noodzakelijkheden /nodige dingen.

Ik hoef geen goed te doen. Ik hoef geen kwaad te doen. Ik hoef niks. En dat geldt niet, dat is waar.

Mijn teksten zijn sporen van de manier waarop ik mijn wetenschappelijke mentaliteit uitleef. Ze zijn niet bestemd om gelezen te worden. Ik hoef niet te publiceren, omdat
1. ik een ander financieel inkomen heb dan uit verkoop van mijn teksten en
2. ik alleen leef.

Ik hoef mijn teksten ook niet geheim te houden, om redenen in mijn eigen ama. Ik publiceer(de) alleen maar niet omdat ik dat technisch niet kan en zonder moeite niet kan en er de txaenz niet voor over heb. Ik heb bij publicaties niks te winnen, wel breng ik er mijn rust mee in gevaar, wat dom is.

Als (nu) ik niet publiceer, kan ik rustig uitschrijven ook al zouden hele volksstammen en rijen machtigen zich aan mijn tekst ergeren.
Allen die leven in (en met) die taal van verzinsels [goden, IETSen (zoals nationale staten en multinationals en ‘de Kerk en de Islam)] zijn vijanden van wat aangetroffen wordt door degenen die wetenschappelijk die taal en het geheel van gevolgen van het gebruik daarvan bestuderen en beschrijven.

 

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This