Jaap Schot, 25 februari 1985
In het Nieuwsblad van het Noorden van zaterdag 23 februari 1985 stond een krantenkop: ‘Criminaliteit hoort bij het leven zoals de seizoenen’. Deze stelling werd in de mond gelegd van iemand die tot advocaat generaal benoemd was bij het hoogste rechtscollege in ons land.
Het is verre van mij deze uitspraak toe te schrijven aan die betrokken persoon en nog verder is het van mij deze uitspraak te weerspreken.
Het doel dat ik met dit boek nastreef is slechts het analyseren van wat hier ‘het leven’ wordt genoemd. Met ‘analyseren’ bedoel ik: onderscheiden.
Onderscheiden is het erbinnen aanbrengen, aanwijzen of aanduiden van onderscheidingen. Er worden en werden binnen wat hier ‘het leven’ heet onderscheidingen aangebracht, aangewezen en aangeduid door anderen. Ik probeer me zoveel mogelijk aan te sluiten bij die onderscheidingen en de daarbij gebruikte termen. Mijn voornaamste doel is het de lezer/gebruiker van mijn uiteenzetting ervan af te brengen op welk punt dan ook minder te onderscheiden dan hij kan. Dat doel houd ik, ook daar waar iemand door te onderscheiden nog niet anders kan doen en laten dan erzonder. Ik acht onderscheiden wat apart is en verschilt de moeite waard, ook al geeft het (nog) geen extra greep op de werkelijkheid waarbinnen onderscheiden wordt. Ook al kunnen de handen er nog niets aan veranderen, voor het brein heeft het doorzien van de stand en gang van zaken wel al positieve gevolgen. De positieve uitwerkingen van het onderscheiden zijn het eerst te merken in het brein, in het verstand. Dat wat wie onderscheidt bewust gemaakt wordt omtrent de stand en gang van zaken in kwestie stemt in het geval hij goed, dat is maximaal, onderscheidt, overeen met de werkelijkheid. Hetgeen hem bewust wordt is niet erger dan de werkelijkheid en het is ook niet minder erg. Het goed onderscheidende brein geeft, aan het eigen bewustzijn, een beeld van de werkelijkheid dat niet geretoucheerd is, om met een term uit de fotografie te spreken. En het geeft aan dat bewustzijn, en, sprekend, ook aan de anderen, een passende tekst omtrent de werkelijkheid.
Ik probeer in dit boek die grootheden te onderscheiden die ook los en apart zijn, ook al raken ze elkaar. Het is ermee als met een ruwe diamant, die kan men kloven of slijpen. De facetten die na het kloven aan de buitenkant zitten, waren van nature voorgegeven. Bij het slijpen kan men ook vlakken maken waar die niet voorgegeven of voorbestemd waren. Er worden binnen wat hierboven in de krant ‘het leven’ werd genoemd vele indelingen gemaakt, die het karakter van geslepen vlakken hebben. Als die vlakken eenmaal zijn aangemaakt, is hun aanwezigheid niet te ontkennen evenmin als hun uitwerking op dat wat het brein van de gebruiker dezer onderscheidingen hem in de vorm van gedachten en/of gevoelens bewust maakt. Zulke indelingen werken dus, evenzeer als een door kloven onthulde, tevoorschijn gebrachte, voorgegeven indeling [een gedeeldheid dus, DE gedeeldheid(?)] werkt.
De werking in kwestie betreft ‘de geest’, het bewustzijn, niet altijd de techniek, de daden, de mogelijkheden voor de handen. Het kennen van de stand en gang van zaken betekent nog lang niet altijd het kunnen ingrijpen daarin. Wie zijn brein met een niet passende indeling laat werken, loopt het risico eventuele gelegenheden tot ingrijpen en verbeteren van het ingedeelde, niet op te merken als ze zich voor hem voordoen. Ook wie zelf levenslang geen gelegenheid krijgt, draagt bij tot het waarschijnlijk maken van het aangegrepen worden van alle gelegenheden, wanneer hij aan zijn tijdgenoten (inclusief de jongere tijdgenoten) een passende indeling doorgeeft. Een passende indeling van wat nu is, PLUS de techniek om zulk een passende indeling op elk moment te toetsen aan de werkelijkheid. Diverse nu niet passende indelingen zullen vroeger, toen ze werden verwoord, passend geweest zijn bij de werkelijkheid van toen. De werkelijkheid van toen, zoals die waarneembaar en ervaarbaar was voor degene die zijn kennen bewustmaakte in tekst en deze uitzegde.
In mijn boek streef ik precies deze twee dingen na:
de beste indeling die ik kan vinden doorgeven, en
de techniek doorgeven die ik toepas(te) om die indeling te vinden en te toetsen.
Het is duidelijk dat mijn streven om aan te sluiten bij de gebruikelijke termen enerzijds en om een niet alledaagse, maar betere indeling te geven anderzijds, een moeilijkheid oplevert, ook voor de lezer. Gebruikelijke termen roepen in de lezer wakker wat er in hem als mogelijk bewustzijn sluimert, voorgegeven is, vanwege de denkgewoonten van zijn brein. ‘Denkgewoonten’ staat hier voor gebruiksgewoonten ten aanzien van de indeling die ’s lezers brein in gebruik heeft gekregen. ‘Gekregen’ is hier, vanwege de ligging van het initiatief ertoe, een betere term dan ‘genomen’.
Dat wakker geroepen worden is nog het beste van de mogelijke gevolgen van het lezen. Ik vermoed dat er in de meeste mensen wanneer ze lezen in het geheel niets wakker geroepen wordt. Ik vermoed dat bij velen het gelezene niet tot die diepte doordringt. Het eerste teken dat dat doordringen plaats vindt, is voor de meeste mensen waarschijnlijk dat er tegenwerpingen in hen opkomen. De lezer voelt niets, zolang de tekst die hij leest hem niet ergert en niet “streelt”. Streelt, d.w.z. hem gelijk geeft, hem in zijn mening bevestigt. Van iemands ‘mening’ spreekt als men datgene aanduidt, wat die mens spontaan omtrent een onderwerp invalt, hem in gedachten komt, hem in het bewustzijn wordt gebracht door zijn eigen brein, dat met zijn eigen (tweedehands!) begrippenapparaat werkt.
Terzijde: het is bewerkelijk wanneer iemand na wil gaan hoezeer zijn begrippenverzameling een apparaat is, d.w.z. een gestructureerd en door die structuur samenhangends producerend iets.
0 reacties