Jaap Schot, 28 juni 2001
De apperceptieve massa is het geheel van dingen die we hebben geleerd, opgeslagen in ons geheugen. Die dingen suggereren, elke keer als er bij ons (bij hen dus) een nieuwe ervaring binnen komt, een reactie. Het is de ontvangende massa ‘dingen van vroeger’.
Ten aanzien van (= gezien vanuit) onszelf als genencombinatie (als lichaam, als dit exemplaar van onze soort) zijn die dingen die wij meemaken (die we ondergaan, die ons worden aangedaan) toevallig en niet ter zake: de zaak is: volledig en harmonieus functioneren, met alle organen, evenwichtig, gezond, in balans: geen uitersten en dus geen toppresteren om anderen te overtreffen, overtreffen is geen doel (behalve voor stotende steenbokken en dat soort met sex bezige mannetjes met een tijdelijke testosteronvergiftiging).
Het is de bedoeling van opvoeders en kerkelijke predikers dat iedereen zich identificeert met zijn eigen apperceptieve massa. Als hij daarvan afstand neemt en de afkomst (van buiten, onder andere van bemoeizuchtige anderen) ervan opmerkt, dan is dat sociale opstand.
Het is echter zo dat wij in onze taal een beschouwend ik hebben ingebouwd (aangetroffen): ik praat over mijn lichaam en over mijn apperceptieve massa. En die ik die dan spreekt heeft daartoe afstand. Als je dat beschouwende ik nu ‘onsterfelijke ziel’ noemt, dan komen de verhalen in het geheugen waarmee de kerk die beschouwer bang heeft proberen te maken en zijn aandacht heeft afgeleid: ván de bevrijdende opstandige manier om het begrip te gebruiken náár die angst voor het eeuwig (als verdoemde) voortbestaan ervan, in de hel.
Het onuitgesproken doel met psychoanalyse is het in de apperceptieve massa aan het werk krijgen van dat beschouwende ik. Dat beschouwende ik, dat bekijkt en bespreekt, op de divan, in vele uren: die apperceptieve massa.
De analysant is als beschouwend ik, als buitenstaander bezig met zijn apperceptieve massa. Die suggesties die er uit komen zal hij leren herkennen als zodanig en niet langer opvatten als zijn eigen wil. Dát (niet langer opvatten als eigen) is de truc: beschouwen alleen helpt (verandert, hoezeer ook een voorwaarde nog) niks.
Er bestaat niet zoiets als een eigen wil: het lichaam meldt nodigs aan het brein en dat heeft niks te willen, alleen iets te regelen, ten dienste van het hele lichaam, waar het deel van is. ‘Er deel van zijn’ is echt totaal verschillend van ‘er als een exemplaar van een van de vele soorten, ook in leven’: de relatie van een cel tot een (zijn) organisme is een heel andere dan die van een individuele plant of dier tot zijn ecosysteem. Het is het verschil tussen ‘ vervul je plicht en verantwoording’ en ‘functioneer volledig en harmonieus, dan ben je o.k., want je past je niet aan en het om je heen past zich niet aan jou, het gaat hard tegen hard. Maar daardoor doe je ook, -wijselijk zuinig met energie -, niets onnodigs.’
Ecosystemen zijn geen couveuses voor wie er in leven.
Organismen zijn dat wel voor de diverse soorten cellen er in.
Het nieuwe dat ik ervaar komt binnen bij de sporen van de ervaringen die ik vroeger opdeed, bij wat ik vroeger al leerde. Wat ik al leerde doet ongevraagd en beslist mee op eigen initiatief bij het bepalen van het gedrag dat mij als reactie op het nieuwe wordt gesuggereerd. Intimidaties werken levenslang en elk gedrag kost een geïntimideerde extra energie om die intimidatie te overwinnen.
Met wat je toevallig geleerd hebt kun je in je huidige situatie geluk of pech hebben. De tekorten en de overtollige inhouden van je apperceptieve massa zijn toeval. Ze zijn veroorzaakt en soms zelfs aanwijsbaar aangedaan, aangebracht, opgedrongen door anderen, maar dat maakt totaal niets uit. Het gaat er om jezelf duidelijk te maken wat je daar dan NODIG moet hebben en moet doen en hoe je daarin kunt voorzien met de voorhanden middelen (inclusief apperceptieve massa: vaardigheden en inzichten en ‘kunnen herkennen’ dus onder andere ).
Het overkomt me zeer vaak dat ik weet: hier kan ik met mijn vaardigheden enz. niets van maken. Nou, dat is dan zo. Anderen kunnen van andere dingen weer niks maken, dat is dan zo. Als je maar kunt LEVEN, ja LEVEN, niet alleen maar leven en overleven. LEVEN noem ik: volledig en harmonieus functioneren. Leven zonder hoofdletters is hetgeen waar de meesten van ons toe veroordeeld zijn doordat wij toen we het hadden kunnen leren niet leerden (niet de gelegenheid daartoe hebbend) wat we nu nodig hebben. Duizend keer overkomt je dat en bij mij heeft dat ertoe geleid dat ik de situaties waar ik toch niets mee kan, maar ben gaan mijden.
0 reacties