Jaap Schot, 9 oktober 1992
-n.a.v. boekje-
Schrijver: Korzec, Michel
Titel: De kitsch van het holisme.
Verhandeling over de mythe van de Heelheid in de moderne fysica, het holisme, de New Age beweging.
Ik heb geen weet van de nieuwe fysica, noch van het holisme, noch van de New Age, noch van de oude of meer recente Chinese wetenschap. Daardoor kan ik tot en met bladzijde 90 spoorloos doorlezen. Er worden voorbeelden genoemd van bedrog en boekverbrandingen, van overinterpretatie, ambitie, leugens, halve waarheden, weglatingen, verkooptrucs. Niets nieuws dus.
Dan komt een antwoord op de vraag die de naam van het hoofdstuk is: ‘Wat is een oceanische oerbelevenis?’
“Het holisme”, zo schrijft K., “is:
1.- een kennisleer, 2.- een verlangen naar een met betekenis bezwangerde werkelijkheid, 3.- een heimwee naar een wereld zonder velerleiheid en wisselvalligheid, 4.- een beweging met een boodschap. 5.- de nieuwste poging om geloof en wetenschap te verzoenen.”
“Een voorstander van rationalisme en determinisme gelooft bijvoorbeeld in een objectieve werkelijkheid die onafhankelijk van de waarnemer bestaat, waar gevolgen door een oorzaak worden voorafgegaan en waar een scherp verschil is tussen verleden, heden en toekomst. Deze filosofie is onontbeerlijk voor het koken van een ei of bij het solderen. Maar men kan daarmee niet het ontstaan van het heelal verklaren, noch de bouw van een atoomkern. De taal van de kosmologie is de tensoralgebra in de relativiteitstheorie en de filosofie en poezie van de subatomaire werkelijkheid wordt uitgedrukt en uitgebeeld in de quantumtheorie.”
“Beide”, zo vervolgt K., “zijn in tegenspraak met de dagelijkse ervaringswereld en een daarmee verbonden ‘kop is kop en kont is kont’-wijsbegeerte. Vandaar de onstuitbare opkomst van de mystieke, religieuze en literaire metaforen in de moderne fysica.”
Dit stukje zint mij niet. Omdat ik meen hier iets van te kennen. Niet van tensoralgebra, had ik nooit zelfs maar deze naam van gehoord. Niet van quantumtheorie, dat is en blijft voor mij een woord en verder niets. Niet van het ontstaan van het heelal, dat gaat me te boven. Niet van de bouw van de atoomkern. Ik had, heb en krijg ook nooit toegang tot het grote speelgoed waarmee dat alles (het heelal en dat uiterst kleine) pas kan worden waargenomen (indirect), naar men zegt. In het Oude Testament staat beschreven hoe de priesters en hogepriesters toegang hadden tot het heilige en het heilige-der- heilige waar de gewone gelovigen nooit mochten komen. Zo als tussen die gewone gelovigen en het Heilige-der-Heilige is mijn relatie tot dat openbarende speelgoed. Nu ben ik geen gelover gebleven, misschien wel nooit geworden. Vertrouwd heb ik de mensen vroeger wel en daarom aangenomen dat ze waarheid spraken, niet logen, niet mij bedrogen. Nou, ze zeiden dat God er was, aanbidbaar en wel. En ik sprak niet alleen niet tegen, in vertrouwen op hun waarheid spreken, ging ik er van uit dat die God bestond.
Ik weet nu waarom ze onwaarheid spreken en dat sommigen van hen, de deskundigen, liegen; d.w.z.: willens en wetens deze onware uitspraken doen, als zetten in een gezelschapsspel dat zij spelen en waarin ze die gewone hen in vertrouwen napratende gelovigen gebruiken, zoals de boeren hun vee gebruiken, als een bron van inkomen. Hun religieuze onwaarheden zijn gereedschap waarmee van een grote hoeveelheid van die eenvoudige vertrouwende mensen een collectief, een bruikbare massa te maken is, een volk of zo, met legers en een arbeidersmassa.
Met de theoriëen en berekeningswijzen van de elite die met het genoemde grote speelgoed spelen zijn atoombommen, weer- en spionagesatelieten en dergelijke te maken.
Het maakt niets uit of die God bestaat en of de quantumtheorie en de schoenvetertheorie juist zijn, de openbaringen resp. waarnemingen zijn doeltreffend: de massa vormt legers en de bommen ploffen en priesters en natuurwetenschappers hebben een hoge status en een hoog inkomen, voorrechten en macht.
Het kan me totaal niets schelen of er een heelal bestaat of niet, of er subatomaire deeltjes bestaan en of er goden zijn of niet. Ik heb er gewoon niets mee te maken. Alle tijd, aandacht, energie, toewijding, belangstelling enz. enz. die ik aan die dingen, die mij niet gegeven zijn, besteed, mis ik om dat wat mij wel gegeven is te doordenken. En daar zit ‘m nou net de kneep: het zelf opmerken, waarnemen, begrijpen, doordenken en voor het voorzien in wat je nodig hebt gebruiken van wat je wel gegeven is. Dat is wat je als mens, als dier, moet doen. En dat is het nu net waar de veehouders die jou als vee willen houden je van af willen houden. Wel, dat lukt hen bij vrijwel de hele mensheid. Het blijkt dus een gemiddeld erg domme diersoort.
Maar ik wil dat niet als enige opmerken. Ik struikelde over deze paar zinnen op bladzijde 95 door de er gebruikte woorden: ‘in tegenspraak met’. Laten we het nog even helemaal nemen:
“Maar men kan daarmee niet het ontstaan van het heelal verklaren, noch de bouw van een atoomkern. De taal van de kosmologie is de tensoralgebra in de relativiteitstheorie en de filosofie en poëzie van de subatomaire werkelijkheid wordt uitgedrukt en uitgebeeld in de quantumtheorie.”
“Beide zijn in tegenspraak met de dagelijkse ervaringswereld en een daarmee verbonden ‘kop is kop en kont is kont’-wijsbegeerte. Vandaar de onstuitbare opkomst van de mystieke, religieuze en literaire metaforen in de moderne fysica.”
Welke ‘beide’ zijn dat nu, ‘het ontstaan en de bouw’ of ‘die algebra en die theorie’? De eerstgenoemde, bouw en ontstaan, zijn mij niet gegeven en ze spreken ook niet. Algebra en theorie in kwestie spreken ook niet, maar geven we de schrijver dat even cadeau, dan staat er dat ware uitspraken [die met behulp van die algebra en die theorie gedaan moeten worden, gegeven het via het speelgoed gegevene] in tegenspraak zijn met andere ware uitspraken. Dat is onzin.
Ware uitspraken zijn nooit met elkaar in tegenspraak.
Ik had daar toevallig kortgeleden nog even mijn aandacht bij toen ik vertelde hoe een a.s.-scheikundeleraar eens zand, mica en asbest naast elkaar toonde en vaststelde dat dit drie natuurkundige verschijningsvormen waren van voor de scheikunde een en hetzelfde: SiO2.
Het kan me voor mijn betoog hier niet eens schelen of dat waar is. Ik wijs alleen maar aan dat daar iemand terecht vaststelde dat de scheikunde, toch een succesvolle wetenschap, niet werkt met een theorie waarin ze beweert uitputtend te zijn in haar beschrijvingen van de gegeven werkelijkheid.
Hoe je het ook wendt of keert: met ware uitspraken zeg je waar-genomens (in tegenstelling tot verzonnens) uit. Al heb je het orkest niet gezien, je hebt de muziek gehoord. Al heb je alleen over de geluidssterkte bericht, je hebt daarmee niet de wisselende toonhoogten ontkend. Er is geen weergave mogelijk die samenvalt met het weergegevene, geen verslag is gelijk aan hetgeen verslagen, vermeld, verteld, wordt. Geen zinnig mens heeft ooit beweerd dat die gelijkheid er is. Als het iemand goed uitkomt weet hij altijd heel duidelijk uit te leggen dat de tegenspraak gevolgtrekkingen betreft, die berusten (in het beste geval, waarin er niet al vechtend gelogen wordt) op de verkregen gegevens (waarnemingen) plus allerlei aannames, die ook als premisse werden gebruikt. Je hoeft maar enkele van die aannames als premisse te gebruiken en je hele gevolgtrekkingen-bouwwerk mist alle stevigheid.
Het ‘kop is kop’-begrippensysteem toegepast op de werkelijkheid is, – in de praktijk van mijn bestaan als niet tot het genoemde speelgoed toegelatene -, een bron van ware uitspraken. Op precies dezelfde manier is dat begrippensysteem het juiste als waarop het geloof, die algebra en die theorie juist zijn: omdat je er wat mee kunt, omdat je er handelen op kunt baseren en dan slagen in je opzet.
Bij dat geloof, die algebra en die theorie is namelijk dat wat je wilt: rang, status, verwerven, mensen als vee houden, wapentuig en verdedigbare energiebronnen fabriceren, macht vestigen voor de andere als politicus spelenden in hetzelfde spel. En dat lukt ermee.
Wie zelf leeft wil slagen in zijn pogen om in het omgaan met zijn gegeven omgeving te voorzien in wat hij introspectief als voor hem nodig waarneemt. Niet meer en niet minder. En dat lukt ook. Met die ‘eenvoudige, primitieve’ begrippenapparatuur.
Er is geen strijd tussen de uitspraken van de priesters/spelers enerzijds en die van de gewone zonder dat genoemde speelgoed zelf bezigen anderzijds. Er is geen strijd totdat die gewonen gaan geloven en die religieuze begrippensystemen gaan toepassen op hun gegevens. De tussenmoleculaire ruimten in mijn hamer zijn er voor mij niet als gegeven, alleen van horen zeggen, evenzeer als Gods zegen over mijn werk er alleen van horen zeggen is.
Dat is de kitsch van die wetenschappen en van die religies.
En het betoog van K. is wat mij betreft prima voor wie ruzie zoeken met elkaar als deskundigen-van-horen-zeggen of als spelers met het genoemde speelgoed (het technische spul en de inspirerende verhalen). K. zelf geeft ‘de formatieplaatsen’ aan als dat waarom gevochten wordt.
Ik sta buiten dat gevecht. Ik word, toevallig, niet gebruikt ook. Ze zullen dan ook niets van mij horen. Het is hun wereld (hun slagveld, hun front) niet de (het) mijne.
0 reacties