DAGBOEK 08 DECEMBER 1996 onder Wordstar
==============
De statuszoekers willen ‘mens’ / ‘subject’ [oorsprong van alle (c.q. hun) subjectiefs] zijn. Daarom, dat is de achterkant daarvan , willen ze geen ding zijn.
Voor mij geldt jegens zo iemand met zo’n slavenmentaliteit dat ik hem geen menszijn dien te schenken in mijn opvatten van de werkelijkheid, WANT: hij speelt, dat is: handelt volgens regels en dus als een ding, een automaat, een biologisch geproduceerde op scholen en thuis geprogrammeerde robotcomputer. Ik moet zo’n slaaf als een ding opvatten omdat hij voor mij ONAANSPREEKBAAR is. Aanspreekbaar is een mens, een robotcomputer is door deskundigen te gebruiken (wat ze ‘bedienen’ noemen, soms, minstens vroeger noemde men het omgaan met machines zo).
Wat onaanspreekbaar is, is ontoespreekbaar. Praten tegen de mist en de zon is dwaas. Wie tot slaaf is geworden (al of niet door eigen schuld of toedoen) is tot een ding geworden.
Aanspreekbaar zijn is ongelijk aan door de gezamenlijkheid bij monde van de juristen aansprakelijk gesteld worden (resp. zijn). De vrije wil die de lieden met een (de) slavenmentaliteit geacht worden te hebben, krijgen ze slechts toegeschreven door de juristen. Zonder vrije wil (subject zijn, oorsprong van gedrag, potentieel initiatiefnemer en potentieel ‘zelfbeheerser’ zijn) is geen schuld en dus geen mishandeling met juristisch praatje mogelijk, is geen STRAF mogelijk dus.
=============
De man die mij mijn neus brak had daartoe de kracht (en vaardigheid en gelegenheid), niet het recht, hij was er niet toe gemachtigd. Voor mij was hij niet doeltreffend tegen te werken en niet te mishandelen. Ook was hij onaanspreekbaar. Ik eer hem niet door hem als een mens op te vatten en boos op hem te worden. Ik ken hem geen hoger status toe dan een losliggende tegel in het fietspad, ook die kan oorzaak van een lelijke val zijn, en ook die dient gemeld te worden bij de autoriteiten wier wereld het is (het is voor mij slechts mijn omgeving). Zoals ik een tak die mij op het fietspad in het gezicht dreigt te slaan achter een andere tak kan breien, zo kan ik via de politie misschien het stompen door die onverlaat wat zeldzamer maken. Maar het is hun boom en hun medeburger. Die boom wil ik niet beschadigen, die dader kan ik niet beschadigen.
===========
Ik voel mij met die slecht (want onbedienbaar) afgestelde robot computers van biologische teelt totaal niet verwant. Voor mij zijn het dingen, waar ik gelukkig niet mee om hoef te gaan. Het is de uitvinding VREDE die maakt dat ik alleen en ongewapend tussen dit soort dingen rond moet lopen, en dat ook kan, meestal. Geen enkel vrij mens, alleen of in een kleine groep, zou ongewapend gaan leven, omdat dat niet verantwoord is buiten het paradijs, dat is: daar waar het opgevreten worden niet gewoon aanvaard wordt, waar dat ‘kwaad’, ‘nietgoed’ wordt geacht. Gevangenen zijn ongewapend, ontwapend.
==============
Die lui die mij verbieden om (1) gewapend rond te lopen en om (2) angst om mij heen te zaaien teneinde me veilig te stellen, die lui moeten ook die daders in toom houden. Zij genieten het aanzien en innen het extra salaris der ‘verantwoordelijken’, dan moeten ze ook het bijpassende werk doen. ‘Voor mij’ zijn slavenhouders en slaven met elkaar bezig en niet met mij. Ik erken niet hun recht of zo om zich te rangschikken, dat wil zeggen: te vernederen en achter te stellen. Want al leggen zij alle nadruk op het bevorderen (het tot iets of zelfs ver brengen), elke bevordering is een achterstelling en/of relatieve achteruitgang, degradatie, voor vele, zo niet alle andere strevers naar hoger rang en strevers naar ‘binnen het rangenstelsel blijven’.
============/////////\\\\\\\\\\\\\\\\====================
0912’96: (01.19):
============
Vroeger probeerden de mensen om hun kinderen een KARAKTER te laten krijgen. Voor een goed karakter, en dat werd nagestreefd, waren voorschriften en men wist het te herkennen als men het zag. Tegenwoordig moeten de ouders van hun kinderen CONSUMENTEN (= soevereine cellen van de grote soeverein Koning Klant) maken: de larf moet een smaak ontwikkelen, voorkeuren, txaenzbestedingsgewoonten aangeleerd krijgen. Wat een mens ook doet, hij consumeert al doende. En dat is het enige waar het in onze samenleving om gaat: dat wij elkaar wat te doen geven in de vorm van opdrachten, bestellingen, bevelen. Aan het gehoorzamen, het voldoen en het uitvoeren verdienen wij dan geld: wij dienen elkaar voor geld. We dienen geen doel en geen God, we dienen (gehoorzamen en bevelen) als tijdverdrijf, als besteding van de [door opgevoerde arbeidsproduktiviteit en het in gebruik nemen van ‘energieslaven’ (robots en was e.d. automaten)] onnodig geworden, “vrij gekomen” txaenz. We kunnen veel meer dan we hoeven en zijn blij met de gelegenheid het schijnbaar tot plezier van iemand anders, te doen. Werk is voor een reusachtig hoog percentage een middel tegen de verveling, de ledigheid. Het onmisbare functioneren in het afwisselend (variërend) belasten van onze organen krijgt door arbeid, werk, geld verdienen, de schijn van nodigheid, onze aandacht wordt er door wat we doen van af geleid, van weg geleid, van dat functioneren en het nodig zijn daarvan. Ten diepste schuwt en haat een groot deel der mensen gymnastiek, het joggen, het functioneren, bewust en opzettelijk om zich in vorm, in conditie te houden. Opstellen schrijven in plaats van kruiswoordraadsels maken (oplossen), dat voelt aan als ‘zinniger bezig gaan’ (in dit geval: met woorden).
=================
Net zo min als de voorspoedige veehouders en landbouwers weten wij raad met onze vrije tijd. De angstige spanning of de oogst zal lukken is er bij ons uit, de angst voor werkloosheid is zelfs niet meer zo erg reëel, hoe groot ze ook is, het is geen angst voor iets anders dan de leegte, de ledigheid. De oplossing van de culturen (landbouwers en veehouders) was: feesten houden datumgebonden en gebeurtenisgebonden feesten.
Onze huidige oplossing is: ons over en weer, door elkaar laten dienen voor geld. Als die dienst het maken van een ding of van spul is, wordt dat voortbrengsel onnodig vroeg weggegooid, buiten gebruik gesteld, vernield, teneinde de maker opnieuw de kans om geld te verdienen te kunnen geven. Omdat er ‘voor de markt’ ( in tegenstelling tot: op bestelling) wordt gemaakt, is de voornaamste positieve hoedanigheid (de KWALITEIT) van elk produkt: de verkoopbaarheid, het uitnodigende, het kopen uitlokkende.
De soevereiniteit [VRIJHEID genoemd] van de enkelingconsument is schijn. Ten eerste is soevereiniteit een door de lager geplaatsten (= zij die daarvoor alleen als leverancier en dus alleen in hun werktijd spelen) verleende eigenschap. Het is een EIS. Voor een keuze stellen is ook: in verlegenheid brengen, dwingen om op dat moment een smaak te tonen, een voorkeur uit te spreken, en wel een waarop men door de omstanders wordt gekeurd, dat is: gerangschikt.
============
Wat mij vooral zo hindert in de neodarwinistisch leer van het gewetenloze, zelfzuchtige gen, dat is dat er met gebruikmaking van enkele diersoorten uit de ontelbaar vele die er succes hebben (gehad) wordt aangetoond dat Thatcher de grootste filosofe was: er is niet zoiets als de gezamenlijkheid, er zijn alleen losse enkelingen die vechten met alles en allen waarmee ze in aanraking komen.
==========//////////////\\\\\\\\\\\\\\\\\\\=================
NU KOMT: DEC 1096S.DGB:
DAGBOEK 10 DECEMBER 1996 ONDER WORDSTAR
===========
IK MOET ME EVEN UIT EEN KLEINE NEERSLACHTIGHEID SCHRIJVEN.
Ik moet tot me door laten dringen dat ik het niet beter kan krijgen dan ik het heb. Ik hoef van niemand iets. Dat is de grootste vrijheid die te bereiken is. Ik hoef niet nu van opzij van anderen iets, maar ik hoef ook niet via mijn geheugen van vroegere mensen in mijn buurt [ van mensen die vroeger in mijn buurt waren] iets. Mijn geheugen werkt niet als een agenda, ik herinner me geen opdrachten en ik krijg ze nu niet.
Dat is vrijheid, in onderscheid van wat ze keuzevrijheid noemen en in onderscheid van soevereiniteit = [kunnen doen wat je wilt, waarvoor je dan een wil nodig hebt, een verzonnen zintuig waarmee je zou kunnen zien (waarnemen, in jezelf aflezen) wat je aan onnodigs zou wensen].
Vrijheid is er wanneer je alleen het nodige moet. Ik hoef alleen het voor mij (mijn lijfelijk functioneren met al mijn organen) nodige.
Wat mij nu af en toe ergert is het feit dat er geen anderen zijn die samen met mij vrij willen zijn. Of anderen die van hun onvrijheid af willen. Nee, de onvrijen willen niet vrij zijn. De soevereinen, de lui die ‘koninkje’ spelen, dus ‘Civilisatiegodje’, willen hun smaak en de andere delen van hun persoonlijkheid niet kwijt. Zij voelen zich nu juist ‘mens geworden’. Die soevereinen die soeverein zich tot slaaf van een ideologie of goddelijk beveler hebben gemaakt, willen niet alleen door het leven.
Ik ben vrij, ik hoef dat zelfs niet aan mijn tijdgenoten te melden. Ik hoef niets. Dat dus ook niet.
============
Om met ze te mogen omgaan, dat achten de anderen een gunst die zij verlenen: ze moeten zuinig zijn met hun txaenz; wat geen wonder is omdat zij wel van alles en nog wat moeten. Voor hen geldt niet dat ze niets hoeven.
Ik kan niet zeggen dat ik alles of zelfs maar van alles mag. Mogen komt van de anderen, de tijdgenoten (al of niet via hun fantasieën, hun goden, hun wetten, hun ideologieën); mogen is alleen ‘in het spel’ ten aanzien van het onnodige, hetgeen je wenst. Wat ik niet wens en wel mag, is voor mij niet van enig belang. Wat ik nodig heb (of moet) en niet mag, daar wordt mij mijn gevangenezijn, hun cipierzijn duidelijk.
==========
Dat ik geen erge wonden opliep aan mijn ziel en dat ik ervoor kon kiezen om alleen te gaan leven in een eigen huis, zonder werk (dwangarbeid), dat is niet zozeer een verdienste als wel een zegen. O.K., dat zij zo, nu voel ik me af en toe verveeld, omdat ik het nu wel zo ongeveer allemaal tig keren heb uitgeschreven en het nu wel begrepen heb. Onderhoud moet ik er aan plegen, juist ook, zoals nu, aan het positieve van wat me overkomt, van wat ik mee maak. Vervelend is het dat ik niet mee mag spelen, nu ik niet de anderen boven mij stel, opdat zij mij een naam geven en beoordelen en plaatsen.
========
Welnu, dit was het dan weer een keer. Ik zie geen oplossing, ze zoeken geen hulp bij ontsnappen, ze willen alleen maar binnen blijven en het daar zo intermenselijkgeriefelijk mogelijk hebben. Het gaat hen uitdrukkelijk niet om objectieve geriefelijkheid, om passende schoenen en goede kleding. Integendeel: de vorm gaat voor, de nietfunctionele vorm, de mode, de snit, het design, het ontwerp.
Het is niet het niet mee mogen spelen, het is het alles reeds in bezit genomen aantreffen, het nergens aan mogen komen. Dat wil zeggen: wat niet mag, is aan wie het toch doet en sterker is dan de verdediging, in feite wel toegestaan. Er is vrijwel geen straf voor wie neemt. Integendeel, de rover is de rijke en de rijke is de hoog geplaatste, geld stinkt niet.
De gezamenlijkheid verdedigt het eigendom erg slecht: de pakkans is uiterst gering en de bewondering voor wie neemt is groot: het is initiatief binnen het rangschikken [het vechtspel om voorrechten]. Iedereen moet maar zelf zijn txaenz, zijn spullen en zijn spul verdedigen, inclusief zijn geplaatstzijn. Het vechten [ = het roven en het van zijn plaats dringen van elk ander ] is de centrale bezigheid in het spelen om voorrechten. Er is niets tegen het vechten, er is geen streven van de gezamenlijkheid naar vrede, integendeel.
=========
Wat ik niet nodig heb of nodig moet, daar hecht ik geen waarde aan. Het heeft de door anderen er aan gehechte waarde, maar die is voor mij geen reden om het te willen hebben. Integendeel, ik heb het liefst helemaal geen dingen die anderen ook begeren. Dat kan niet, want er is niets te beginnen in het leven zonder een voorraadje geld en dat begeert iedereen. Maar verder heb ik het liefst onbegeerlijks, als het mij maar levert wat ik nodig heb.
==========
Ik weet niet of anderen, die de gelegenheid krijgen om te ontsnappen uit het spel, de vrijheid in, die kans vaak aangrijpen. Er zijn vele voorbeelden van succesrijke ongelukkigen die niet op konden houden met optreden hoewel ze stinkend rijk waren. Brigitte Bardot schijnt dat enigszins te kunnen. Elvis Presley kon het bijvoorbeeld niet.
===========
Hoe dan ook: beter dan buiten is het binnen niet. Al is er buiten niets meer mogelijk omdat alles wat er aan bezigheden en spullen is al in bezit genomen is en daarin gehouden wordt, toch is het buiten beter dan binnen het vechtspelgebied.
=========
============//////////////\\\\\\\\\\\\\\\============
21.03:
=========
Paul Hopster probeert onderscheid te maken tussen
onderschikken (rangschikken op die ene helft benoemd) enerzijds en
erkennen van leiderschap en machtsverschillen anderzijds.
Dat nu is het te koop aanbieden van verdund water.
==========
Kort samengevat is dat zo: er is geen almachtig god nodig voordat er overmachtige vorsten zijn, aan wie een meerdere moet worden toegevoegd, teneinde hen weer op aarde terug te kunnen brengen. Van de absolute heerser naar de zetbaas van God: omlaag dus met die koning. Als de burgerklant dan Koning Klant wordt, rijkdomsverschillen zijn machtsverschillen, dan verandert dat niets: de rijkaard blijft mens in onderscheid van God. Dan komt er een ontkenner van het bestaan van God, een ontkenner die een nietkenner is van wat de bedoeling was van de verzinners van het concept God, met dat concept: die koning klein krijgen. En ziet: wie dan God dood maakt, bereidt hoogfilosofisch het heersen van de vrije marktkrachten over alles en iedereen voor. Weet die filosoof veel, nee, die weet niet veel, die heeft een klassieke opleiding en is dus zonder kennis van wat is gehouden en dat in minstens zeven talen. Dat heet gymnasium, geen onderwijs [in aanraking gebracht worden met zaken], maar hersengymnastiek [andermans teksten vertalen en becommentariëren, met lege handen, zintuigen uitgeschakeld, zonder enige omgang met het in die tekst besprokene].
=============
DVG 271 blz.5 rechterkolom, regel7 tot 14 van onderaf geteld:
(sommige) “Atheïsten, zoals PH, erkennen wel leiderschap en machtsverschillen, zij erkennen wel verhoudingen leidergeleide, bestuurderbestuurde, hogergeplaatste in een lijnorganisatie lagergeplaatste, werkgeverwerknemer, maar dan betreft het alleen machtsverschillen of machtsverhoudingen tussen mensen. Zij erkennen geen bovenbazen, met bovenmenselijke almacht.”
======
Die atheïsten waarover het hier gaat zijn gewone slaven, volstrekt aangepast aan het dienen van Koning Klant, aan het leveren aan de meestbiedende. Die atheïsten zijn van die denkers, die na een ontkenning buiten adem zijn en volstrekt aangepast en ongevaarlijk, respectabel, met normen en waarden uitgerust, ‘burgertje’ spelen met de rest.
Hun goddeloosworden heeft hen van niets bevrijd, of slechts, in het geval ze zelf ooit geloofd hebben , van een hen aangeprate illusie.
============
Voldaan van zoveel ontkennen hebben ze niet eens in de gaten dat ze nu zelf moeten zorgen voor nieuwe manieren om iets in te brengen tegen de dictatuur van (de) andere mensen, hun tijdgenoten, in hun functioneren als Koning Klant (alias Jan Publiek), ‘de markt’;
nieuwe manieren in plaats van het verzinnen van (en die anderen doen geloven in) een boven alle mensen staande God.
============
Stel namelijk eens dat er zoiets is waar je tegen bent, bijvoorbeeld het invoeren van tweegevechten waarbij de loonslaven elkaar verwonden, verminken en op termijn of zelfs acuut doodmaken.
Waar moet je een beroep op doen? Zelfs die mevrouw die ze altijd voor ethiek voor de beeldbuis halen, maakt geen indruk op die gladiatoren, hun vrienden, vriendinnen en hun houders en hoeders.
===========
De Schepping wordt gereduceerd tot de natuur en die moest volgens al die goddelozen (inclusief Marx) vooral onderworpen, bestreden, gebruikt, verbruikt, vernietigd (volgens de minister van Industrie van Brazilië nog in de jaren zeventig: boom voor boom door een schoorsteen vervangen) worden. Dan wordt de natuur gereduceerd tot ‘milieu’ (ons milieu wel te verstaan) en tot ‘bezit dat opgeborgen en/of anderszins bewaard moet worden’ (de genenvoorraad, voor latere biologisch producerende fabrikanten).
===========
Nergens is er in of uit het lege heelal der goddelozen een stem te vernemen die normen en waarden meldt en ook de onwilligen dwingt zich daaraan te houden. De ondernemer mag men tegenwoordig niet meer kwalijk nemen dat hij vervreemd van wat hij doet, slechts winst nastreeft. De armoedzaaier mag men tegenwoordig niet meer kwalijk nemen dat hij zich, als had hij een bron van wat nodig is in zijn bezit, kinderen aanschaft en vervolgens zichzelf en die kinderen ten koste van de natuur in leven houdt.
=============
Uit een leeg heelal, oh goddeloze, komt geen enkele norm, geen enkele waarde, en niemand zal zich tot het zich aanmeten en gebruiken van verstand van zaken laten bewegen door iets anders dan EENPERSOONSzelfzucht, ZO LEERT ONS DE NIEUWSTE VERSIE VAN HET DARWINISME.
============
Er zijn (volgens zeggen, DVG 271 blz. 6 rechter kolom regel 10 t/m 13 van boven) atheïsten die tegenover vertrouwen in iets bovenmenselijks ‘vertrouwen in mensen’ zetten (en dat zelfs graag). Nou, dat vind ik sterker onverstand dan nodig is om te geloven in duizenden goden: het komt neer op zich blind maken voor alles wat er aan nieuws na en naast Auschwitz bekend gemaakt is. Zo’n atheïst ontkent wat hij kent, namelijk het feit dat er op vele, vele mensen niet te vertrouwen is.
===========
Nee, het beseffen dat God maar een concept, een verzinsel dus, is, dat is geen blij besef. Ik kan dat beseffen ook niet meer ongedaan maken in mij. Ik ben niet klaar als ik dat beseft heb. Ik besef daarna dat er dan helemaal geen hoop meer is: er kan niet meer worden gehoopt, gebeden, op verlossing door nietmensen gerekend. Wie op verlossing door mensen rekent is volledig het irrationele binnen gegaan, gevlucht in de waan van het goede in die mensen die ergens iets over te zeggen hebben. Die waan had zelfs Rousseau niet: die dacht alleen dat de kinderen goed uit de handen van de schepper kwamen en dan onverwijld door de reeds aanwezige anderen werden verpest en verknipt tot geciviliseerden.
===============
11 dec 1996 / 00.40:
=============
Nee, mijn denken kan niet zomaar stoppen bij het constateren dat mij geen blijk gegeven is (wordt) van (1) het bestaan van een schepper van het onderwerp der natuurkunde noch van (2) het bestaan van een Bestierder van het gebeuren in de mensenwereld. Ik constateer precies tegelijk met dat mijnietgegevenzijn van God dat ik dan overgeleverd ben aan mijn tijdgenoten. God zij mij genadig. Aan elke andere diersoort overgeleverd zijn is lichter, minder gevaarlijk.
===========
Ja, kom, ik hoor en zie en lees ook wel eens wat van wat ze elkaar melden. Nee, dat oorlog en geweldpleging uitzondering zijn, dat kan hun reden om te melden niet zijn, want dat is niet zo. Bedreigen en bedriegen zijn regel, zijn het gewone vechtspelgedrag van al diegenen die in hun ogen hoog geplaatst en belangrijk zijn. Het is maar een kwestie van tijd tot men over Hitler spreekt als over Adolf de Grote, zoals over Alexander de Grote. Massamoordenaars blijven altijd in de herinnering en uiteindelijk komen ze in ere.
==========
Niet als beslissers en machthebbers waren en zijn deze en gene voor de invoering en toepassing van de universeel verklaarde rechten van de mens. Als het ze goed uitkomt, zijn ze er voor, elders en in andere omstandigheden ertegen. Mozes of mevrouw Roosevelt, dat maakt niets uit: goed bedoeld hoor, die teksten, maar het zijn teksten en verder niets. Nooit anders dan door toeval doodde de bliksem een bezige misdadiger.
===========
In een leeg heelal, met alleen maar een tekst. Dan klampen ze zich vast, de goddelozen aan wet en recht; hopen ze op de onafhankelijke rechters en op het democratisch of anders cratisch proces dat gerechtigheid zal onderbrengen in wetten en oefenen [ = doen bestaan als oorzaak van handelen] in recht. Een nieuw geloof. Krampachtiger dan al het vorige, want tegen alle dagelijkse waarnemingen in. En strijdig met alle herinneringen en verhalen, op de heiligenlevens en andere verzamelde anecdotes na. De godgelovige gelooft zonder gezien te hebben, de atheïsten van PH doen het ondanks dat ze het tegendeel zien, hier, nu.
============
Tegen beter weten in klampen velen zich vast aan geloof in de (toegegeven trage) vooruitgang van het handelen der mensen: Biafra was toch minder erg dan Auschwitz: de uitgehongerde mensen hadden er beter weer bij en zaten niet zo nauw opgesloten. Hinderlijk in dit verband is dat in Joegoslavische concentratiekampen de gevangenen en cipiers weer blanken waren.
=========
Het is wat goedkoop om de godgelovigen hun geïnspireerdheid en hun enthousiasme te verwijten en zelf na te laten de eigen, onvermijdelijke wanhoop zich bewust te maken. Goedkoop. Een truc.
=========
Schepper-zijn is geen functie. [zoals wordt beweerd op bl 7 linkerkolom regel 9/10 van dvg 271.] Niet in zijn mij geschapen hebben functioneert God, maar in zijn mij kennen en behoeden: in zijn er voor mij ook zijn, buiten, naast, boven, mijn tijdgenoten, aanspreekbaar, denkbaar, als bewijs dat het denkbaar is onafhankelijk van, niet-overgeleverd aan je tijdgenoten en hun vechtspel ‘civilisatie’ te zijn.
=========
Zonder dat concept [denkbeeld] ‘God’ is het veel moeilijker je los van je tijdgenoten [en dus van de subgroep waarin je geworpen bent] te maken, nu ja, te denken. Zonder dat concept moet jij met hen of moeten zij met jou mee, als jullie ergens heen gaan. Aangezien zij vrijwel zeker niet jou zullen volgen, hoe intelligent je ook enig objectief probleem oplost, komt het er op neer dat je jezelf wijs moet maken dat je voor de democratische of aristocratische of xocratische machtsuitoefening bent. Je bent helemaal niet sociaal, je bent goddeloos, alleen en machteloos en je hebt dus geen keuze.
===========
Net zoals de gedachte dat jij een verkenner op aarde bent, deelnemend waarnemer voor de bewoners van een andere planeet dat doet, zo geeft het concept ‘God’ je ook een extra in je leven; een extra, vergelijkbaar met het extra dat een spion heeft, die wel leeft als ware hij kleermaker, maar in feite gegevens verzamelt voor ‘de zijnen’, elders.
=================
Nee, voor de kreet ‘Ook de mens is een sociaal dier’ is het echt te laat. [DVG 271 blz. 8 linkerkolom regel 21 van onderen]. Net zoals voor de definitie van de mens als ‘animal rationale’. Het onbegrip ‘De mens’ wordt in roomse propaganda gebruikt en daar voorzien van wat dan en daar ter inspiratie gewenst wordt geacht. De moderne biologie gebruikende propaganda voor het Thatcherisme doet dat [het zelfzuchtige gen, die paar beesten die ze bij het vreten van jongen van de eigen soort hebben weten te betrappen worden ineens tot voorbeeld voor allen], zoals de rationele monniken het toen deden voor de ‘animal rationale’ en een paar zeldzame menslievende daadkrachtigen later voor dat ‘sociale dier’.
==========
Wat mij voornamelijk zo hindert is het retoriek bedrijven om aan het verder denken te ontkomen. Verder denken nadat je God hebt afgeschaft en niet blijven schieten op de godgelovigen. Het nut voor en/of het welzijn van de soort (en soortisme is ook een heilloos en onheilig ideaal) is vrijwel alle beslissers volstrekt onverschillig. Zie wat je kunt waarnemen van het doen en nalaten der meeste mensen. Een heilige, een tegenvoorbeeld vinden en daar de hele massa aan ophangen, dat kun je overlaten aan wat de rooms gemaakten ‘De Kerk’ noemen.
==========
Niet religie leidt tot samenlevingsvormen, maar samenlevingsvormen brengen een religie en wel die religie die daar past. De religie verbindt niet, het is niks, het is geen onderwerp bij enig werkwoord. Religie doet niets, evenmin als de ethiek van mevrouw D. op televisie.
===========
Verantwoording weegt niets. Er is geen enkele reden in wie dan ook voor om schuld of verantwoordelijkheid te voelen jegens een medemens of enig ander wezen naast hem, laat staan jegens de gezamenlijkheid.
“Een ongelovige moet zich direct voor de betrokkene verantwoorden.” Nee, lieve zoetige Paul, de ongelovige moet ervoor zorgen dat de pakkans hem niet treft. Hij wil geen politiestaat. Hij citeert dat iedere consequentie naar de duivel leidt. Er is niet zoiets als schuldgevoel, verantwoordelijkheid, ruiterlijkheid, eerlijkheid, sportiviteit of iets dergelijks. Dat zijn allemaal lege woorden uit de propaganda, waar die goddelozen die eindeloos de atheïst uithangen en tegen de paus en “De Kerk” blijven ageren, mee rooms gemaakt zijn, vroeger ooit.
==========
Medemenselijkheid is ook zo’n volstrekt leeg woord. Het inspireert geen enkele succesvolle. Het inspireert verliezers, het is een gebruikswoord voor bedelaars. KIJK, NEEM WAAR, CONSTATEER.
==========
ONZEKER WETEN IS GEEN WETEN.
=========
============//////////////\\\\\\\\\\\\\\\================
NU KOMT: DEC1196S.DGB
DAGBOEK 11 DECEMBER 1996 onder Wordstar
===================
De atheïst blijft ‘ist’ en dat is een standpunt. Zo men beweeglijkheid wil in het spreekbeeld: het isme is een pantservoertuig vanwaaruit op andere pantservoertuigen (andere ismen) geschoten wordt.
=========
Ik spreek van buiten alle ismen. Ik vat al die ismen op als overbodige bedenksels. ‘Levensovertuigingen’, ‘levensbeschouwingen’ ik zie er de noodzaak, het nut, ja de lol niet van in zoiets te hebben. Voor mij geen ‘gemeente van ongelovigen, vrijdenkers, humanisten of atheïsten’.
=======
Het is een godvervangingsmiddel om te denken dat wie misdoen schuld zullen voelen en verantwoording zullen willen afleggen jegens wie zij aanvielen en of deze schadeloos zouden willen stellen. Niks van dat alles is waarneembaar. Er kan in geloofd worden door wie het geloven als bezigheid niet opmerken en verwerpen omdat ze het te zeer vast denken aan het geloven in goden, doctrines en religieuze teksten.
=========
Nee, de bezigheid geloven is fout, zonder dat daarbij de inhoud een rol speelt. “Atheïsten ontlenen inspiratie aan allerlei geloof, maar niet aan het godsgeloof.”
==========
Wat zou die bezigheid zijn, die men ‘geloven’ noemt. Dat zal wel weer nergens te vinden zijn. Introspectief misschien bij wie geloven. Maar daar kan ik niet bij. Ik geloof namelijk niet. Een atheïst die aan allerlei geloof[(s)inhouden] inspiratie ontleent is mij even vreemd als een godgelovige. Vreemder is hij mij eigenlijk, want hij is als de vrouw van Lot: tot een zoutpilaar geworden, opgehouden met zich verwijderen van waar hij niet zijn moet.
==========
Het gebruiken van het concept ‘God’, dat kan ik volgen. Het geloven er in, dat niet. Wie dat gebruiken van dat concept niet begrijpt, kent die eigenlijk wel uit ervaring het opmerken bij zichzelf dat hij concepten gebruikt, verzinsels?
==========
Wie eenmaal geleerd heeft dat vele concepten die hij gebruikt verzinsels zijn, kan rustig doorgaan met gebruiken. Het is niet belangrijker dan dat hij leert dat hij niet hoeft te doen wat hij aan vaardigheden leerde. Wie kan fietsen is daardoor nog niet verplicht te fietsen. Wie fietst, exacter: aan het fietsen is, die is dan een fietser. Zodra hij loopt is hij geen fietser meer. Zoals een fiets een gebruiksvoorwerp, zo is een begrip, een concept een stuk denkgereedschap. Het hebben en kunnen hanteren (gebruiken, benutten) ervan, verplicht tot niets, opent slechts mogelijkheden.
========
Menig van zijn geloof af vallende rooms gemaakte slaat het protestantisme over en probeert meteen, in een grote sprong zich van het concept God en wat daaraan allemaal vastzit in de religie te verwijderen. Het protestantisme hield dat begrippensysteem waarvan het concept God er maar een is (zij het een tamelijk centraal). Dat systeem is veel omvangrijker en het leeft, in tegenstelling tot het povere stelletje respectabiliteitsmiddelen van de humanisten: de losse verzameling ‘normen en waarden’ en de uit de eigen duim gezogen ethiek en moraal. Uit de eigen duim, want er is geen openbaring, er is een leeg heelal en zij zijn zelf hun ‘de mens’ en die meneer De Mens is de bron en verzinner van alles.
=============
Als een gelovige twijfelt aan de zin van het geloof is er iets mis met zijn geloven, dan is hij aan het fietsen zonder te weten waar hij heen wil resp. waarom hij fietst (bijvoorbeeld om te bewegen, voor zijn spieren). [overgang blz 10 naar blz. 11]
===========
De goddeloze zoekers naar normen en waarden zijn als lieden die de trapas (God) hebben weggegooid en nu de wielen laten draaien; vroeger gebeurde dat draaien vanzelf, nu moet mevr. D. op tv de ethiek komen uitleggen.
==========
“Er is”, zo stelde mevrouw Thatcher vast, ” niet zoiets als de samenleving’. En zij had gelijk. Hetzelfde gelijk dat ook Mao had die de macht zag komen uit de loop van Het geweer. De atheïst van PH echter heeft inhoud nodig voor zijn geloof en wil de verantwoordelijke, schuld voelende crimineel als verzinsel (denkgereedschap) behouden. Nou, dat er een schepper is, lijkt mij waarschijnlijker, maar wat belangrijker is: het is minder misleidend zich een schepper te denken, dan een crimineel, die uitkomt voor zijn daden, schuld voelt en bekent, genoegdoening wil geven. Ja, kom. Om een scheppergod te bedenken hoef ik geen feiten te ontkennen en mij niet van de verschijnselen af te wenden: ik ken Hem niet en ik begrijp zijn gedrag niet, maar de gewone (inclusief de criminele) medemens, die zich overal uit probeert te praten en dat nog alleen als hij absoluut niet meer botweg kan ontkennen, die kan ik niet wegdenken.
==========
Die medemens is ongeschikt tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Dat is jammer, maar het beweren van het tegendeel komt neer op het ontkennen van de feiten.
===========
blz. 11 rk r. 16 19:
Waar haal PH dat toch vandaan dat zijn soort atheïsten dat zouden moeten. Dat is iets dat alle mensen moeten of wat niemand (geen van hen) moet, hoeft te doen. Het is onzin dat het een of ander een plicht zou zijn voor deze en geen plicht voor gene. Alle mensen zijn zonder of met dezelfde rechten en plichten geboren en als ze in de loop van hun leven door een ander onderworpen worden, dan verplicht dat hen tot niets, wat betekent: dan wordt over hen macht uitgeoefend (of op hen kracht, fysiek geweld), maar zij hoeven zichzelf niet wijs te maken dat die sterkere, die machtigere, GEZAG heeft, dat jegens hem EERBIED betaamt. Iedere vrij geborene, en dat zijn wij allemaal, kan slechts gevangene worden gemaakt, tot slaaf, gezag erkenner maakt hij zichzelf EN WEL ALS HIJ DE FOUT IN GAAT. De fout zo’n atheïst a la PH te worden, die leiderschap, bestuur, lijnorganisatie en dat soort verpakt geweld meer ERKENNEN.
==========
“ER WORDT JE”, zo schrijft PH wat snerend, als ik het goed aanvoel, “aandacht, liefde, troost en leiding beloofd” . Op dezelfde bladzijde 5 lezen wij in de rechterkolom dat de atheïst van PH leiderschap erkennen, en machtsverschillen.
Wat betekent ‘erkennen’ ?
Kijk, die bekeerlingen nemen leiding over zich aan omdat ze daar blij van worden. Wat zou hun kwelling kunnen zijn geweest voordat ze leiding hadden? Ik kan me indenken dat die mensen die zich bekeren tot zich, tot hun bewustzijn, hebben laten doordringen, dat zij niet zouden weten waaraan zij hun tijd, aandacht, energie en vaardigheden (‘hun leven’ heet dat) zouden moeten, zouden kunnen besteden, waarin ze het zouden kunnen investeren. Het is denkbaar dat de leegte en/of uiterste moeilijkheid hen trof van dat door PH voor zijn atheïsten zo aanbevolen ‘genieten maat nooit ten koste van anderen, positieve kanten proberen te zien en negatieve belevingen proberen te voorkomen of te overwinnen’. Misschien lukte het hen (door hun eigen of andermans zozijn en zodoen) niet erg: misschien konden zij niet ‘heel goed en verantwoordelijk leven met andere mensen’ (blz. 13 boven); Je moet de daarvoor geschikte anderen maar tegenkomen en door hen worden opgenomen in hun ‘wij’.
=============
Wat betekent ‘erkennen’ ? Het is instemmen, he. Het is niet alleen maar het opmerken van het bestaan van. Dat doet de opstandeling ook, die merkt de bevelen van de leider op, merkt de geweren van de soldaten en de revolver van de politie op en erkent toch niet die leiding. Hij volgt zijn eigen doel, dat kan worden gereduceerd, en dat vaak ook wordt, tot overleven. Al overlevend en daartoe gehoorzamend zoeken naar ontsnappingsmogelijkheden.
Wie gehoorzaamt is praktisch niet [psychologisch wel] te onderscheiden van wie met vreugde de leider volgt. Het is van belang te weten wie de leider erkent en wie niet, want sabotage en ‘zich drukken’ dreigen bij wie niet erkennen voor te komen.
==========
Hoe zit dat nou met die atheïsten van PH ? Nou, die erkennen de leider, de leiders, de leiding, de wetten, de normen, de gang van zaken, de regelingen zoals die nu eenmaal zijn en tot stand komen. Respectabele aangepasten dus. Geen nihilisten. Geen anarchisten. Geen protestanten, nee, goede radertjes in het wereldlijke, godloze maatschappelijke gebeuren [de dictatuur van Koning Klant (alias Jan Publiek) is dat hier].
=============
En ik zou niet verbaasd staan wanneer zou blijken dat juist dit het atheïsme zo geschikt maakt als onderwerp voor wie vrijdenker wil heten zonder het consequent, radicaal, te willen (durven, of van zichzelf hoeven) te zijn.
===========
Waar blijf je zonder God ? Wat blijft er over. Nee, niet die erkenning van verpakt dreigen en verpakt geweld plegen, dan is God beter. Als je daar blijft, zonder god, dan is het concept god een stuk denkgereedschap waarmee je je kunt bevrijden uit de noodzaak te erkennen.
==========//\\=============
DAGBOEK 13 DECEMBER 1996 onder Wordstar
==============
Voor winst [dus om hoger in rang te worden, voor bevordering] wordt voor anderen desnoods zelfs nodigs en goeds gedaan. Het doen van nodigs en goeds is, met andere woorden, gekaapt door de winststrevers. Het wordt niet om zichzelfs wil gedaan, maar om de winst. Zo wijst ons goed verzorgd zijn in de handen (de macht) van de winststrevers / rangschikkers dan ook geenszins op een positieve instelling van diegenen die ons verzorgen en met diensten en dienstwilligheid omringen en omwerven.
Van het kwaad dat om er winst mee te maken gedaan wordt, leeft en bloeit de klaagnijverheid: de kritische, vrije, onderzoekende, onthullende media. Die industrie maakt tekst, geluiden en beelden aan bij hetgeen gedaan wordt en bij wat ondanks en onafhankelijk van der mensen handelen gebeurt. Verder veroorzaakt deze nijverheid nog slechts de verdeling van enig geld, via de beloningen aan de nijvere werkers.
Het kwaad wordt ononderbroken verder gedaan, zo nodig elders en aan en door anderen. De vuile industrieën worden verplaatst van wie van die vuilheid weten. De humanitaire strevingen, zo stelde dezer dagen een Duitse minister, moeten niet in strijd met de vrije wereldhandel worden gebracht. Dit stelde hij naar aanleiding van het feit dat de USA om vrijhandel in te tomen had gesteld dat het afschaffen van kinderarbeid en milieuvervuiling op wereldschaal voorwaardelijk gesteld moest worden om tot een overeenkomst te komen, een vrijhandelsverdrag met haar, de USA, te sluiten.
Zo zit dat met het goede en het kwaad. Het is niet zo dat iedereen maar goede anderen vindt om mee te leven zonder god en zonder andere illusies. Dat is een illusie: dat altijd wel zullen kunnen vinden van voor sociaal goed samen leven (zonder zich dwang van buiten te denken) geschikte anderen.
============
Op het zich minderen aanschaffen staat een beloning in de maatschappij, het is het enige waar een beloning op staat. Overtreffen, dat is het enige dat moet en altijd positief wordt geacht en beloond.
Het zich aan beperkingen of remmen daarbij onderwerpen is een niet verboden luxe. Wie erg veel meerderen heeft en wie erg ambitieus is, die zullen beide afzien van dat zich begrenzen en remmen.
==========
Geld stinkt niet en “wij” (dat zijn de aan zich rangschikken bezigen) willen geen politiestaat en geen wetten van Meden en Perzen (wetten dus die voor ieder mens gelden, van de allerhoogst geplaatste tot en met de allerlaagst geplaatste, zonder gelegenheid zich er onder uit te kronkelen).
“Wij” willen wetten die niet worden afgedwongen. Voor wie uit gewoonte meisjes willen verminken om ze de lust aan sex te ontnemen, willen “wij” een uitzondering maken op ‘de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam’. Zo zijn “wij”: wetten zijn er om op te schrijven en om wie ze niet kan ontduiken er van vrij te stellen met een bijzondere vergunning.
=========
Niet de god van de Amsterdammers, maar hun democratiebegrip, hun rechtstaatsbegrip is tot in het oneindige rekbaar.[blz 9 rk r24
=========
“Wij” hebben als onze tegenhanger van de roomse mis de professionele voetbalwedstrijd: het gaat om het winnen, het vechten is het doel, samen doe je om te winnen als groep, maar iedere speler is er op uit zelf uit te blinken. Er zijn grensrechters en scheidsrechters nodig om enige geregeldheid te handhaven, maar wedstrijden mogen niet worden ‘doodgefloten’ en er kan steeds meer ongestraft gedaan worden.
=================//////////////\\\\\\\\\\\\\\\\\================
Ik hou mij stil over die onderwerpen waar ik geen verstand van heb. Dat doe ik omdat ik het fout vind wanneer iemand zonder kennis van zaken tekst publiceert over die zaken. Mag ik dat zich beperken nu ook eisen van elk ander. Ik vind van wel. Ik kan namelijk geen reden bedenken waarom enig ander zou mogen wat ik niet mag. Ik constateer wel dat menigeen zichzelf en anderen veel meer toestaat dan ik mijzelf, maar dat constateren is iets heel anders dan er enige reden voor vinden. Men spreekt dan van een geldige reden, niet van een ware reden. Gelden dat is wat spelregels doen, bedachte regels, regels die niet overal gelden, er is altijd een leefruimte buiten het spel. Wie daar, in die leefruimte is, staat buitenspel en moet daar weg om weer aan het spel mee te kunnen doen. Bij normale spelen gelden de regels voor alle spelers, resp. spelersposities [de keeper bij voetbal mag de bal met zijn handen aanraken, de anderen niet; maar dat geldt dan voor iedereen die keeper is en zolang hij keeper is].
=========
Het vechtspel dat ‘civilisatie’ [‘stedelijk samenleven’ of zo] te nomen is, verloopt net zoals Monopoly: de spelers worden in de loop van het spel gerangschikt, bevoorrecht, achtergesteld, ongelijk qua rechten en plichten.
=========
Wie, zoals PH , zegt dat hij die ongelijkheid erkent, speelt dat spel mee. Anderen worden er in gebruikt, nog weer anderen doen onder dwang en tegen hun zin alsof ze meedoen. Die laatsten zijn bijvoorbeeld soms erg bezig met nietopvallen.
==========
PH erkent misschien helemaal niet dat wie bespreekt zijn onderwerp moet kennen en zich tot wat hij ervan kent moet beperken bij wat hij ervan verwoordt, erover uitzegt.
========
Misschien is het nog weer anders: het kan zijn dat ik ervan uit moet gaan dat ook PH en overigens iedereen weet dat iedereen met zijn woorden slechts etiketten plakt op zijn eigen begrip, idee, beeld van zijn onderwerp.
Voorbeeld: als iemand schrijft over ‘de mens’, dan eist die schrijver misschien wel dat ik als lezer begrijp dat ik buiten die categorie kan vallen. Als ik lees (blz. 8 rk/midden): “De regels voor het samenleven zijn ….. door de mens voorgeschreven voor de mens.”, dan moet ik begrijpen dat ik tot de mensen behoor die onder het voorschrift vallen en anderen tot de mensen die voorschrijven of voorschreven. Nou, ik zie het nut van enig ‘wijgevoel’ met die (vaak al overleden, over hun graf heen mij sturende ‘leiders’ niet zo in, maar dat kan ik dan beter stil houden.
Ik vind dat wat er te formuleren is met gebruikmaking van het onbegrip ‘de mens’ reusachtig gelul. Ik vind dat omdat het zoals in dit voorbeeld gebruiken van het onbegrip ‘de mens’ neerkomt op het vooronderstellen van niet slechts de morele juistheid, maar het natuurlijk (vanwege de Schepper zelf, onontkoombaar) gegeven zijn van ongelijkheid, van meesters en slaven om precies te zijn; en dat vooronderstellen wordt dan gedaan: IMPLICIET (dat is: verborgen, sluipend om aan opgemerkt en weersproken worden te ontsnappen).
Nu moet ik dus hier PH uitbundig loven voor het feit dat hij over zijn atheïsten tenminste openlijk meedeelt dat die ongelijkheid erkennen, aan het spel ‘Rangschikken’ meedoen.
================
De atheïst van PH is een slaaf. Ook slaaf is en blijft wie geëmancipeerd is tot deelnemer aan het vechtspel om voorrechten en dus roofridder [in het modern: winstgericht ondernemer, entrepreneur] kan worden en aan (loon)slaven bevelen kan gaan geven. Slaaf is wie de slavenmentaliteit heeft kracht en macht ‘gezag’ te vinden. Als de slaaf een monopolie krijgt, heeft hij ‘om zichzelf te blijven’, om niet van mentaliteit te hoeven veranderen, een op hem en de anderen en het andere betrokken almachtig God nodig, als denkgereedschap. Pas de monopolist heeft die nodig, zoals pas wie vrij besteedbaar inkomen heeft een oplichter nodig heeft, die hem en smaak en moderniteit aanpraat.
===========
Het is niet prettig, maar er is geen mogelijkheid om ‘wat is’ te keuren. Er is niets boven of buiten ‘wat is’ en dus is er niets naast op de fantasieën (wensdromen) van wie keuren na. Het is de grote goocheltruc van de godloochenaars dat ze de god die ze lieten verdwijnen weer uit zichzelf terugtoveren. Ik zou niet verbaasd zijn als bleek dat er nooit goden geweest waren en dat er altijd alleen fantasieën (wensgestalten en wensregelingen) van mensen geweest waren, dat bijvoorbeeld dus ook ‘gerechtigheid’ en ‘vrede’ fantasieproducten zouden zijn.
=========
Ik zie geen enkele reden waarom ik mij zou onderwerpen aan de fantasieën van anderen of, wat dat betreft geldt hetzelfde:, die in mijn brein opkwamen. Zelfs een neiging die in mij opkomt, verplicht mij tot niets. Alleen wat nodig is, is nodig.
==============
Als ik mij aan een regel houd, dan doe ik dat uit pure angst om er door anderen om lastig gevallen te worden, als ik het niet doe. Nee, dat is niet een kwestie van een geweten, dat (‘geweten’) is alleen maar een verpakking voor die angst. Ik heb die angst dan liever onverpakt. Dat onverpakt houden van mijn eigen angst maakt mij ook duidelijk dat ik in anderen (erkende en niet erkende misdadigers) ook vooral geen geweten, maar puur alleen angst of spelgedrag moet zoeken. Kijk, het handhaven van een regel is ook een gevechtshandeling: de regel is ook een leidsel waaraan men alle welwillenden en gezagsgetrouwen kan voeren, naar waar ze je winst geven, want macht laten. De voorvechter van vrijheid en gerechtigheid wordt vaak snel aan de macht gelaten en gehouden. ===========////\\\\\===========
NU KOMT:
DAGBOEK 14 DECEMBER 1996 onder Wordstar
===============
In de plaats van de weggetoverde god aan wie gehoorzaamd moest worden (“Oh, schande!”, heeft de goochelaar geroepen, om ons applaus te krijgen voor zijn verdwijntruc) komt ‘de mens’. Die term ‘de mens’ blijkt dan naar de beslissers, wetgevers en hun gespierde en gewapende krachtbijzetters te verwijzen. Ik word gewoon geboren (exacter: geworpen) tussen aan allerlei bestaande bevelen gehoorzamende lieden. Ik heb van nature met al die wetten, regelingen, afspraken, conventies, tradities NIETS van doen. Als ik er aan gehoorzaam, dan onder bedreiging. En ik stel er prijs op die bedreiging te blijven voelen, want dat gevoel wegwerken kan ik alleen door MEZELF TE BEDRIEGEN, en wel door met het onbegrip ‘de mens’ te gaan werken. Door, met andere woorden ‘wij’ te gaan zeggen, waar slechts zijn: ik en sommige anderen [namelijk de bedreigers en de bedreigden (onder wie de zelfbedriegers)].
===========
blz 8 linker kolom midden tot onder: namaakbiologie; altijd aan wat er gedaan wordt overlevenswaarde toekennen, op basis van het feit dat wie het doen overleefden. Maar die meeste andere diersoorten die het onderhavige niet doen, die overleefden ook. Het is namelijk anders: er is niet overleefd door wat ze deden, maar doordat ze het voor de soort dodelijke nalieten. Alle eigenschappen (waaronder gedragingen) waaraan een exemplaar van de soort niet voordat het zich voortplant te gronde gaat, blijven buiten de selectiedruk, blijven zonder belang. Veel eigenschappen en gedragingen veroorzaken niets belangrijks en betekenen ook niets. Er was geen Bedoeler en er werd nooit met een doel geschapen volgens plan. Of wel, maar dan vertel je een ander verhaal. Dan ben je bezig te pogen God te begrijpen in Zijn bedoelingen. Mag ook, maar dan ook geen geflirt met de goddeloosheid.
=========
De protestanten verwierpen wel paus en biecht en tussenpersonen, maar behielden God aan aanspreekbare buiten de tijdgenoten. Wie de Bijbel als een menselijk geschrift zonder meer opvat, verliest die Ander buiten zijn soortgenoten. De goddelijke wetten zijn dan nog slechts in godsdienstpapier verpakte zeden en gewoonten, bevelen dus.
==========
Als er dan geen ontkomen aan is te constateren dat ik alleen ben tussen mij soms goed en soms niet, soms wel vijandig gezinde andere mensen en andersoortige levende wezens, wat dan ? Er is niets buiten. Er komt dus ook niets van buiten. Er is geen reden voor enig onnodigs. Niet voor goeds en niet voor kwaad. Niet voor rangschikking dus niet voor onnodige consumptie ( = verbruik ) van voor erbijhoren en voor rang vertonen gebruikte middelen: goederen en vernederende diensten.
========
Wat valt ons in als we (als atheïsten) ophouden ons op de godgelovigen [velen onder de atheïsten in DVG hebben daar het beeld van de roomsen en volstrekt geen kennis van het protestantisme: ze proberen 4 eeuwen denkwerk over te slaan en van rooms meteen atheïst te worden. Dat wordt puin. De atheïsten van PH bijvoorbeeld, maken van ‘de mens’ een god, een schepper, ze moeten zich die mens goed denken, teneinde te kunnen ophouden met denken. Die mensen aanwezig achten waarmee je heel goed en verantwoordelijk kunt leven, dat is een geloofsdaad die niet slechts, zoals het geloven in God gesteld wordt ‘ook al heeft het oog niet gezien’, maar die gesteld wordt ONDANKS DAT HET OOG HET TEGENDEEL ZIET EN ZAG. Geloven in de aanwezigheid van de goede andere(n) is geloven tegen de kennis in. Dat is moeilijker dan geloven zonder de mogelijkheid van kennis, waarbij men zich moet behelpen met de interpretatie van feiten als bewijs voor Gods bestaan en ingrijpen.
============
De gelover in de mogelijkheid om zonder god te leven kan twijfel aan die mogelijkheid niet verdragen. Hoeft hij ook niet. Als iemand zegt dat het goed gaat met de diersoort mens, dan heeft hij gelijk. Hij telt de hoeveelheid mensen, niet de gemiddelde kwaliteit van hun bestaan. Over dieren in dierentuinen wordt nogal eens gezegd: als ze zich voortplanten is dat een goedkeuring van hun omstandigheden. De mensen planten zich voort tot in bijna de allerergste omstandigheden. Om ze ervan af te brengen is voortdurende uiterste ondervoeding nodig.
========
Het leven als zodanig zien inspireert tot niets. Er is geen zaak. Iedereen kan zich een doel stellen en dat gaan nastreven. Dat is hoogstens voor deze of gene te gebruiken, te benutten en waarschijnlijk is dat onnodige gestreef voor nogal wat andere exemplaren van de eigen en andere levensvormen schadelijk.
Maar nergens kan een verbod vandaan komen om andere mensen, andere dieren en planten en hun nietlevende leefomstandigheden te schaden. Zomin als er een gebod is om de aarde te onderwerpen, zo min is er een gebod er tuinmannetje in te spelen. Er is leegte, weet U nog, atheïst ? Uit leegte komt niets. Al Uw idealen komen uit Uw duim. Al Uw streven is nutteloos lawaai en gedoe.
===========
De geciviliseerden hebben een onbeperkte neiging en vaardigheid hun gedoe toe te juichen. Aan hun zichzelf opblazen, oppompen, komt geen einde. Poeha. Dat is het. Poeha en anders niets.
==========
Wat is de verlossing die volgt uit het inzien van het feit dat geloven slechts geloven is, dat het gebruiken van concepten, verzinsels, ook zonder er in te geloven kan en zelfs nuttig is, al was het alleen maar als hersengymnastiek ?
Nou, de noodzaak van alle goeds en van alle kwaads valt weg, alleen het nodige is en blijft nodig.
Dat is het verlossende.
Je voortplanten (mede teneinde je minderen aan te schaffen: kinderen en kinderloze anderen, jawel, kijk maar om je heen) wordt onnodig bij 5 miljard soortgenoten om je heen. Bijvoorbeeld.
=========
Kijk, het verhaaltje is dit: er is niets echts gefantaseerd. Die goden niet en die menselijke nastrevenswaardigheden niet. Al die normen en waarden, die moraal en die ethiek zijn verzinsels, net als alle goden en hun geboden. Niet zeuren, oh atheïsten, maar onder ogen zien dat het om averzinselisme gaat. Daar gaat het om als je ter zake gaat in plaats van tegen de theïsten te vechten.
DAT HEEFT AL IN DVG GESTAAN.
Ook die bewonderde prestaties zijn poeha. Wat ook onder welke dwang dan ook en uit welke angst dan ook gemaakt en gedaan werd of wordt, het had allemaal niet gehoeven als de mensen elkaar en de anderen die leven met rust, in hun waarde, ongestoord gelaten hadden.
========
Het is allemaal gebeurd en het wordt allemaal gedaan. Het kan niet gekeurd worden, want er is geen maatstaf. Het indelen van wat er gedaan wordt in ‘goed’ en ‘kwaad’ slaat nergens op.
===========///////////\\\\\\\\\\\\\===============
NU KOMT: 16:
DAGBOEK 16 DECEMBER 1996 onder Wordstar
===============
Binnendeur of buitendeur, dat is de keuze.
Binnen en buiten overlappen elkaar niet.
Wie buiten zijn, zijn daardoor nog niet bijeen.
Wie binnen blijft, komt er niet uit. / Ni dieu, ni maître.
DE ANDERE DEUR.
De heer Hopster [althans zijn atheïst] verliet een kamer waarin verkeerd werd (en wordt) omgegaan met een verzinsel [ met name: met het concept, begrip ‘persoonlijk, aanspreekbaar, ingrijpend, vonnissend Scheppergod’ ]. Die kamer is / was de roomse kerk. De deur die Hopster’s atheïst koos, dat was een binnendeur van de gevangenis waarvan ook die kerk een vertrek is: de kapel.
De vrijdenkerij is voortgekomen uit het protestantisme: het vertrekken uit diezelfde kerk van mensen die een andere deur namen, een buitendeur. Sommigen vertrokken toentertijd zelfs door met een kruisbeeld een glasinloodraam stuk te slaan en door de ontstane opening naar buiten te klimmen. De vrijdenkerij komt voort uit het Deïsme, die protestante richting van en voor mensen die het ingrijpen van de voornoemde god niet konden opmerken, waarnemen en bestuderen en die zich niet lieten dwingen tot het erkennen van wat ze niet konden KENNEN.
[‘Kennen’ in de betekenis van: zelf daar dan aan het waarnemen zijn in tegenstelling tot: ‘zich herinneren’ en tot ‘van anderen, als INFORMATIE overgeleverd gekregen hebben, hoe dan ook’. Als interpretatie nemen, dat is ongelijk aan opmerken, waarnemen en bestuderen. Zie John Locke: ‘An Essay concerning human understanding’ een boek van voor 1700.]
=========
De Deïsten hielden vast aan het geschapen [en dus te begrijpen en niet slechts kenbaar] zijn van wat aan ons mensen zintuiglijk, dus voor empirisch wetenschap bedrijven beschikbaar GEGEVEN is. De empirische wetenschap is de tot een instelling gemaakte ongelovigheid: iedere melding van opgemerkt hebben wordt door de hoorder vol ongeloof meteen reden om daar zelf naar te gaan zoeken, naar dat gemelde verschijnsel. Er is binnen de wetenschap (want tussen de mensen) geen macht en geen gezag.
Daar kwamen die anderen die niet door die binnendeur van PH’s atheïsten het vertrek verlieten, maar de buitendeur namen. H. meldt ons dat zijn atheïsten meerderen en minderen behielden, nog hebben [ = nog erkennen ].
=========
De gevangenis waar wie de binnendeur namen in bleven heet: ‘de civilisatie’, ‘de geciviliseerde samenleving’, ‘de wereld’ [wel goed te onderscheiden van ‘ het heelal (inclusief de aarde en haar volheid)’ = ‘de schepping’ = ‘de natuur’ = ‘het milieu (inclusief de mensen als dingen resp. als dieren opgevat en bestudeerd)’].
==========
Een illustratief voorbeeld:
In de wereld (tegen de heksenvervolgers in gaand) ijveren de binnenblijvende afvalligen, voor een eerlijke vorm van proces. Vanuit hetzelfde streven tegen die vervolgers komt de andere club van buiten met de heksenwaag: deze mens weegt iets, heksen wegen volgens hun vervolgers niets, dus deze mens is geen heks. De vervolgers worden in hun waan niet tegengesproken, maar tegengewerkt. Het bedrijven van retoriek, het twistspreken, dat was al lang als vruchteloos herkend. De wetenschapper betoogt niets, hij toont, vertoont. Denk aan Torricelli met zijn glazen buis met daarin kwik en leegte. Hij heeft geen argument tegen de ‘horror vacui’, maar een verschijnsel. Geen woorden (begrippen), logica, consistentie, aansprekende beelden, inspirerende gedachten, anecdotes, overleveringen of zelfs berekeningen: alleen maar verschijnselen.
Geen tegenspraak, geen instemming, wel wat onderscheidingen en verschijnselen ter zake, die kunnen worden toegevoegd, door wie dat wil.
=============
De centrale aandachttrekkers in de wereld zijn MOGEN en MOETEN.
Schuldig zijn zowel ‘wie ongehoorzaam is’ als ‘wie misdoet’. Het misdoen maakt schuldig, de alwetende god met het alziend oog merkt en registreert in alle gevallen en meteen. Wie het bestaan en werkzaam zijn van die god verlaten, vervallen in de waanzin. Ze komen ertoe te moeten denken dat de misdadiger van nature spijt zal hebben. Ze komen ertoe dat pas schuldig is wie gesnapt, gepakt en formeel correct veroordeeld is. Ze komen ertoe dat niet iedereen, maar slechts een elite van rechters schuld mag toekennen, rechters overigens die de wetten die daar dan gelden moeten volgen. Ze zijn overgeleverd, deze godloochenaars, aan de toevallige wetten en de toevallige plaatsbekleders. Ze zijn machteloos, een voor een en in vereniging, en hun erkennen van gezag, van wet en orde, is dan ook precies niks: ze hebben geen keuze.
===============
In de wereld is de geldige uitspraak, de geldende wet, het geldende rechterlijke vonnis. “Wat geldt”, zo zeggen de verlaters van de roomse kerk door de binnendeur, ” dat maken en maakten wij, mensen, zelf (uit): geen god (resp. openbaring) en geen overlevering / traditie [de geciviliseerde veracht alle culturen (van boeren en primitieven)]. Er moet echter rang en stand, wet en orde zijn, dus macht (uit wapens) tegen de gebruikten.”
‘Wat geldt’ is onbegrijpelijk, want de resultante van strijd, willekeur en compromis. Op elk moment en op elke plaats is het geheel van wat geldt onbegrijpelijk: er zit geen logica in of achter en het is volstrekt niet na te rekenen.
In onze vrije democratie gaan ijveren voor veranderingen in wetten, recht en (maatschappelijke en sociale) orde is net zo doeltreffend als bidden; het houdt de gelovige ongelovigen ook met net zo’n prettig gevoel bezig.
=========
De deur van de atheïsten van PH leidt een ruimte binnen waar concurrerende bendes [ = enige of vele misdadige geweldplegers bedreigers in pikorde ] bescherming leveren, tegen betaling. De gevangenenbeschermden moeten betalen met 1. erkenning van de regels die door de afpersers gesteld zijn, 2. lofprijzing van het systeem van afpersen en 3. inspanning, arbeid, werk, prestatie, geld (belasting). Dat is de wereld van de nationale staten, opgebouwd uit ontelbare kleinere bendes, die PH ‘eigen groepen’ noemt.
[[ blz 8 linker kolom onderaan: “Het volgen van de sociale regels om de eigen groep te ontzien en (te) beschermen heeft een evolutionaire waarde: als je je aan de groepscode houdt, word je door de groep beschermd.”] Wie afwijkt wordt doodgepikt: “De gekleurde vogel” heet dat boek.
=============
‘Evolutionair’ is te omschrijven als: vechtend zonder enige terughouding om eender te blijven en voort te bestaan als soort, met lak aan de individuele exemplaren als individuen. Alleen onder onweerstaanbare druk vanuit de omgeving wordt er veranderd: (exacter: verandert er iets, er is immers geen dader die verandert). Daartoe moet die omgeving dat wat er veranderd wordt dodelijk doen zijn en wel voordat er voortgeplant is door wie het te veranderen kenmerk of gedrag vertonen. De soort die verandert wordt het daarmee namelijk nooit eens: 1. instemming en/of 2. erkenning van het gelijk of recht van de omgeving die drukt, komen er niet. Wat je nog aan eigenschappen (uit genen) hebt, is niet ‘bewezennuttig’, maar: bewezen is dat het niet ( onder inwerking van de omgeving of uit zichzelf, vorm > functie) volstrekt het voortplanten onmogelijk maakte, tot nu toe.
‘Waarde’ betekent in het bovenstaande niets anders dan ‘uitwerking’, ‘gevolg’.
=========
De afpersende bendes veranderen ook voortdurend, net als de wilde dieren: de wapens en zintuigen worden vervolmaakt, er wordt gecamoufleerd met behulp van het veranderen van vorm, tekening en kleur. Dat alles teneinde 1. zichzelf, 2. aanwezig en 3. succesvol, te blijven.
Het invoeren van een boegbeeld (‘Koning of Keizer of zo’) maakt van ‘de eis van de bende’: ‘het bevel van de vorst’; en ook dat wordt [ONDER DE DRUK VAN DE ONWIL OM TE GEHOORZAMEN] ononderbroken omgedoopt: de bestelling, de opdracht, de taak, de maatschappelijke functie, de werkgelegenheid, het dienen van het algemeen belang, het dienen van de god of goden van het land, het voldoen aan het volksverlangen, het handhaven van de democratische wetten, enz..
Dat is gewoon het voortdurend camoufleren (kameleon, inktvis, rog); de wereldgeschiedenis is ook een geschiedenis van het onderling vechten van gangs en van het onderling vechten binnen de bendes : tussen wie daar belasten en wie belast worden.
[[Over het hoe schreef Machiavelli in ‘De vorst’ en vroeger vertelde men aan de kinderen op school een uitgebreide verzameling voorbeeldverhalen. Tegenwoordig maakt men ze minder doeltreffend bang (van de gezamenlijkheid en van de ouderen) en kiest men ervoor hen in deze onwetend te houden. Het zou lui van lagere afkomst maar op ideeën kunnen brengen. Die worden, via de druk van opzij, van hun gelijken, door de fabrikanten tot wensen aangevuurd: om met merkartikelen ‘fashion statements’ te maken.
De roomse traditie werd ingevoerd: niet laten opmerken, benoemen, bespreken, bestuderen en er over lezen [die protestante godsdienstoefeningen], maar: de mores instampen (ze tot het erkennen brengen van het gewone als het geldige = goede, als hetgeen gehandhaafd moet blijven) via activiteiten die ze leuk vinden: elk weekend carnaval: de zintuigen en brein verdovende dansfeesten, ‘nu modern, met XTC !’; verder: de wedstrijden tussen beroepssporters waarbij de massa toekijkt en erbij voelt [ ‘we’ zijn al bij het zich met elkaar meten van de mondige burgers in kooigevechten, door al dat ononderbroken vooruitgaan, ontwikkelen, emanciperen en dereguleren] en: het chemisch beïnvloeden van het bewustzijn kunnen ‘wij’ met veel meer middelen dan alleen alcohol tegen het betreuren: een weekendpil voor de blijheid en een ‘upper’ tegen de lusteloosheid.
==============
Ik waarschuw sterk tegen pseudobiologie en pseudo geschiedenis. Tegen alle tekst die meer doet dan slechts wijzen, als met de vinger, naar verschijnselen, opdat de lezer / hoorder deze zelf opmerken, waarnemen en onderscheiden kan.
[[ Elke keer dat iemand een tekst zo gebruikt, alleen als vinger waardoor hij zich naar een verschijnsel laat wijzen, gaat die iemand door die uitgang naar buiten, de wereld uit, de schepping in ( = naar hetgeen niet door mensen verzonnen of gemaakt is).
===============
Het gaat er niet om hoe het zo (tot geldig zijn) gekomen is, het gaat er niet om hoe het door wie ooit bedoeld is, het gaat er om wat is: 1. hoe het werkt, hoe het veroorzaakt, waar het de oorzaak van is en 2. hoe er door wie op gereageerd wordt. [‘Veroorzaken’ is volstrekt ongelijk aan ‘als reactie krijgen’: de reactie is en blijft de daad van wie reageert, want: tussen ‘wat is’ (‘de prikkel’) en reactie zit: DE INTERPRETATIE, het door wie reageert plaatsen van ‘wat is’ in het kader van zijn eigen, kaleidoscopisch toevallige massa sporen van zijn verleden].
Iemand bang maken, bijvoorbeeld ‘pesten’ op school (terroriseren) is: jezelf een plaats veroveren in het interpretatieschema van wie jij bang maakt: betekenis krijgt voor de katachtig levende mens: het aanwezig zijn daar dan in zijn buurt van die terrorist en voor de hondachtig levende, zich een geweten aanmetende mens: het bestaan van die terrorist: zijn meerdere, zijn baasje, de gezagsdrager.
===========
Het is ook nooit eens eenvoudig.
==========//\\============
[[ blz 8 linker kolom onderaan: “Het volgen van de sociale regels om de eigen groep te ontzien en (te) beschermen heeft een evolutionaire waarde: als je je aan de groepscode houdt, word je door de groep beschermd.”]
Dat zou mooi zijn, maar het is niet waar. Het is niet waar dat op school diegenen gepest worden die zich niet aan de groepscode houden. Zelfs als men als ‘de groep’ dan neemt diegenen die pesten met hun gevolg van erkenners van de stand en gang van zaken.
De zaak ligt heel anders: er is geen leefgemeenschap, er is een losse verzameling exemplaren van een en dezelfde soort en het spel heet ‘Rangschikken’ en niets anders wordt er gespeeld.
Binnen de groep moet er angst en rangorde heersen en wie buiten de groep zijn, zijn daar ten voorbeeld aan wie binnen zijn dat het buiten altijd nog erger is dan voor de onderste binnen. Het is een vreselijk en wreed spel en daarom wordt het ononderbroken ontkend. Er wordt ontkend dat IN DE WERELD het rangschikken centraal staat in alle omgaan met elkaar en er wordt ontkend dat het een spel is, dat wil zeggen: een totaal onnodige bezigheid, die volstrekt nutteloos is. Het spel wordt niet gespeeld om wat nodig is of zelfs maar om wat voordelig is op lange termijn. Het gaat niet om nodigs en niet om overleven en ook niet om volledig en harmonieus functionerend leven: het gaat om onnodigs, waar niets anders mee kan worden gedaan dan vertonen. De parafernalia van de rangen zijn nutteloze rommel waar Robinson Crusoe op zijn eiland niets mee zou kunnen doen. De scepters en kronen en de kleren waarin de keizer en de hofhoeren zijn verpakt, als ze pronken en lonken, zijn totaal onbruikbaar voor iets anders dan vertoon. En zo voorts: zonder eerbied kijken naar wat de hooggeplaatsten allemaal doen en hebben levert voldoende voorbeelden op.
=============
Nee, let op: het is nog erger. Wat hierboven ‘een groep’ heet, is alleen maar een pikorde, die als bevelslijn wordt gebruikt; dat laatste, ‘als een bevelslijn gebruiken’, dat voegt ‘de mens’ aan het kippegedrag (een pikorde vestigen) toe. Een Prestatie ! Er is ook alleen maar kunstmatige schaarste in het spel: schaarste van wat voor rangvertoon te gebruiken is. Kinderen, EIGEN kinderen, wel te verstaan, zijn rangvertoningsmiddelen. De status van een vader / moeder is hoger dan die van een kinderloos geblevene. Dat maakt kinderloosheid zo’n zwaar lot. Dat vooral, en de verhouding is mede daardoor zeer scheef, tussen de kinderen die er ‘om de status van de ouders’ komen enerzijds en de kinderen waarvoor plaats blijkt in de resultante van dat waaraan de gezamenlijkheid geld blijkt te willen besteden.
Met andere woorden nog eens hetzelfde aanwijzend: om de b.v. ‘Nederland’ draaiende te houden is ieder van ons voor meer dan de helft overbodig, niet zinnig / passend / adequaat in te zetten. Let wel: niet pas de werkloze is overbodig, het meeste werk is dat al. Dat is ‘maatschappelijk / sociaal besproken.
Biologisch besproken zijn wij, de wereldburgers, een plaag. Dit in onderscheid tot de diersoort mens zonder dat ‘succes’.
============
De normen en waarden, de moraal en de ethiek zijn ook niet gericht op nut, vrede, waarheid en/of gerechtigheid.
Dat schrijf ik dan op en dan denk ik “Jongen, weet je dat nou wel zeker ?”. En dan haalt men een gepensioneerde rechter voor de televisie om die openlijk te laten zeggen dat hij volledig staat achter al die pleitbezorgers die altijd vrijspraak nastreven en volstrekt afzien van schuld en schade. Voor juristen is het handhaven van de maatschappelijke orde een spelletje, dat ze net als de beroepsvoetballers met plezier, maar voor de kost spelen. ‘Spelen’ = los van enig nodig doel doen. Ze spelen om gestelde doelen te bereiken, pseudodoelen, doelstellingen, naam (faam) bijvoorbeeld en geld om rangvertoningsmiddelen mee te kopen.
============
Het is een mooi voorbeeld van een verzinsel, dat schuldgevoel / schuldbesef. Dat bestaat als verschijnsel helemaal niet. Het is een vermomde pakangst. Zo heeft de gewone misdadiger ook absoluut er alleen maar spijt van dat hij gepakt is en/of dat het bewijs tegen hem rond is. Zijn advocaat zal hem ertoe aanzetten te ontkennen als dat maar enigszins kan. Als er niet ontkend kan worden treedt het zoeken naar verzachtende omstandigheden in werking :in verleden, in heden en in verbondenheid met anderen . Wie niet werkloos is en daar aan lijdt, kan het met spanning op het werk proberen, wie die niet heeft kan zich een psychische spanning om geen spanning op het werk te krijgen aanmeten: “ik heb geen problemen daar, maar daar moet ik zo vreselijk mijn best voor doen”. Er is geen einde aan het gezoek. En er komt altijd een moment dat die andere exrechtenstudent ergens in trapt, in de een of andere medischbiologische, schijnpsychologische of namaaksociologische verklarende smoes. Daaroverheen wordt dan een sausje van spijt en berouw gegoten waar de crimineel met zijn advocaat op geoefend heeft. En dan komt er iemand van de Coornhertliga of een andere reclasserende criminelenknuffelaar die mogelijkheden voor de toekomst ziet. En omdat er andere zaken wachten en hier de lol af is, volgt er dan een uitspraak over veertien dagen. Het is pure flauwe kul en volksverlakkerij. Een grote schijnvertoning.
Hoeveel zou er eigenlijk voor een vormfout betaald moeten worden?
==========
Schuld is een ingrediënt voor het spelletje ‘Rechtspreken’, het is een verzinsel; net zoals de vrije wil een verzinsel is. Zonder vrije wil kan er geen schuld zijn en zonder schuld kun je geen rechtspraakje spelen. Nou, dan heeft iedereen dus een vrije wil, tot hij zich uit dat bezit pleit. Wie niet gek verklaard wil worden, claimt krankzinnigheid voor het moment van de daad. En daar komen sommigen inderdaad mee weg. ’t Is duur, maar sommige advocaten en zielknijpers kunnen het je leveren.
============
“Onze” juristen zijn evenmin met waarheid en gerechtigheid bezig een maatschappelijke orde te handhaven als die in dictaturen en Xocratieën. Zo min als er voetbal is met enig echts als inhoud, zo min is er rechtspraak met enig echts als inhoud. Spelletjes zijn het, allebei. Spelletjes met miskarakter: spelletjes zoals de mis in de roomse kerk er een is: de vorm is afgeleid van iets echts. Ooit aten en dronken de gelovigen samen, dat delend wat ze aan eten hadden weten te bemachtigen. Ze achtten zich door Jezus tot samendoen en delen aangezet en handelden en aten samen in zijn naam. Ooit hadden de betrokkenen en de omstanders problemen en probeerden daar uit te komen door onderzoeken, melden, denken, doordenken, oordelen en regelen. Dat was echt, daarvan is dat spelletje ‘rechtspreken’ van tegenwoordig een kluchtige parodie. De echte burger echter neemt bij monde van Amnesty en dergelijke genoegen met, jawel, ze zeggen het zelf expliciet: de VORM van proces. Dat is kenmerkend voor de gelovige: hij erkent de vorm als echt. Als hij de roomse mis verwerpt, gaat hij het andere vertrek binnen en denkt vrijdenker te zijn terwijl hij de vorm bij rechtspreken nastreeft, als voldoende recht aanvaardt en erkent wat er uit komt.
==========
De willekeur van de vorsten en dictatoren is vervangen door de willekeur van de beambten, die wel of niet opsporen, resp. die wel of niet seponeren, en de rechters die wel of niet bewezen achten en wel of niet straffen. Overigens is die straf ook vrijwel nooit een schadevergoeding voor ‘het slachtoffer’ en/of voor ‘de gezamenlijkheid’. Het spelletje betreft nu eenmaal niet iets echts. De gewone, niet doordenkende, maar half bewust voelende gebruikten (belasten) zijn dan ook allemaal ontevreden en in de aanmaak van goede wetten niet langer geïnteresseerd. Democratie bestaat niet waar de wetten niet worden gehandhaafd zonder aanzien des persoons en der omstandigheden. Waar de wet tegen gericht is, dat is het ongewenste, want objectief schadelijke gebeuren dat gedaan werd. Het gebeuren waar de rechtspraak over gaat is onbelangrijk, want voorbij en dus onhanteerbaar. Wat er van de schade nog te herstellen is, moet hersteld en RECIDIVE MOET VOORKOMEN WORDEN, wat dat ook moge kosten. Als dat voorkomen te duur is volgens iedereen, dient de dader een nekschot te krijgen. Als wat verboden werd niet de doodstraf waard was, was het dan het verbieden waard ?
==========
Waar gaat het strafrecht over ? Over het scheppen en handhaven van een orde. Dat is een hoog abstracte bezigheid, maar menige dode waard, zoals men bij iedere oorlog kan opmerken. Als die orde doden waard is om te voorkomen dat een bende uit een buurland ze vervangt, het afpersen overneemt, dan is die orde ook bij de verdediging ervan ‘naar binnen’ doden waard. Zoals ook de automobiliteit (verkeersslachtoffers) en (zie de beroepsziekten) in beginsel al het verkoopbare (bijvoorbeeld de gladde verflaag op ons hout) doden waard zijn.
===========
Het is duidelijk waarom de in de wereld gebleven vrijdenkers niet hierover willen praten en hiertegen willen ageren, zij zijn mensen die ook respectabel willen zijn en steeds maar weer vaststellen dat zij ook normen en waarden en fatsoen en liefde hebben. Met andere woordjes: dat ook zij niet buiten (de rangorde) zijn.
===========
Vrijspraak (= mogen) is koopwaar, zoals alles tegenwoordig, nu het emanciperen klaar is, nu, met andere woorden, iedereen in de rangschikking geplaatst is en in beginsel het recht heeft met anderen te vechten om hen tot zijn mindere te maken, om zich boven die andere te verheffen, hem voorbij te streven, hem achter zich te laten. Iemands bloedeigen voorrecht is alles wat hij kan bekostigen (kan betalen, zich kan veroorloven), kiezend uit al hetgeen (in beginsel voor iedereen, DUS voor de meestbiedende ,) beschikbaar ( = te koop) is. De enige binnen het spel goedgekeurde wijze van diensten (incl. de aanmaak voor jou van goederen) verkrijgen is kopen. Manieren om aan geld te komen zijn er binnen het spel nogal wat, goedgekeurde, bedoel ik: anderen dienen voor geld (zogenaamd werken) is er maar een van. Ook gokken, oplichten, bedelen, en vele andere meer, zijn, mits sluw gedaan , in orde en bewonderenswaard. [Die sluwheid is nodig om de benadeelden te verhinderen die vele wetten die tegen alle alternatieven van werken gelden, voor zich te laten toepassen.]
=======
Ieder tegenwoordig levend mens is opgesloten buiten het bezit van de anderen en blootgesteld aan het gevaar gebruikt, bestolen, benadeeld en achtergesteld te worden door wie vechten om voorrechten. Die anderen samen bezitten onder andere alles wat ook maar enigszins te verdedigen is, dat wil zeggen: aan het gebruik / verbruik door wie het nodig hebben te onttrekken en te onthouden is.
==========
De atheïsten van PH ontkennen geen gezag, maar wel absoluut gezag. (blz. 10 rk r.11 van onderen). Er was nooit absoluut gezag, en/of relatief gezag. ‘Absoluut’ is geen passend bijvoeglijk naamwoord bij gezag. Alle gezag is, KWALITATIEF gezien , absoluut; alleen: een koning heeft er minder van dan een keizer, omdat die meer gewapenden heeft om zich heen uit wier geweren zijn macht komt. Gezag maakt een houder van de slavenmentaliteit aan, en wel door het erkennen van de macht tegenover zich.
==========
“Op bajonetten, majesteit, kunt U niet zitten”, sprak de priester, “U hebt ons nodig om het volk ertoe te brengen Uw macht in gezag om te zetten; wij wekken die reactie op door met Uw gevangenen, de potentiële onderdanen, te praten. Wij hebben daar het verhaal voor, al eeuwen.”
=============
Het goedkeuren van relaties zoals werkgever werknemer, koper verkoper, bezitter bedelaar, smeker bevoegde, dienaar koning, dat goedkeuren, erkennen, het ‘prima vinden’ van ‘diensten aanbieden’, dat doe ik niet.
Ik onderscheid niet tussen onderschikken en onderwerpen, beide hebben namelijk datgene gemeen waar ik tegen ben: dat de een de ander dient, voor die ander iets doet, wat die ander ook voor zichzelf kan doen en/of wat onnodig is. Let wel: ‘helpen’ en ‘bezigheden ruilen’ zijn geen vormen van ‘dienen’.
===========
Rangschikken is fout. Rangschikken heeft geen enkel verband met organiseren. Ook dat verband wordt door PH aangehaald als het zoveelste argument om toch maar te doen alsof iemand in dat andere vertrek in die gevangenis vrij is. [blz 5 rk/o die lijnorganisatie]. Het rangschikken dat wij om ons heen zien doen heeft met zich organiseren niets te maken. Het maakt de gezamenlijkheid in het geheel niet sterker dat wie nu hoog geplaatst zijn en/of rijk dat zijn en wie nu laaggeplaatst en/of arm zijn dat. Er is geen enkele sollicitatiekeuzeprocedure zelfs maar om macht, invloed en rijkdom te verdelen met het oog op welk doel dan ook [bijvoorbeeld; het zo goed mogelijk laten draaien van de b.v. “Nederland”]. De rangschikking is de resultante van een nog voortdurend vechten en ze is dan ook net zoals de landsgrenzen in Europa zonder enige andere oorzaak dan toevalligheid. Er is niets aan te begrijpen of te berekenen. Er is geen enkele redelijke basis voor de verdediging ervan te vinden; het verdedigen ervan (en die verdediging gaat iedere geplaatste ter harte) kan en gebeurt dan ook alleen met (dreigen met) fysiek geweld. Als het traject van afkeuren > waarschuwen > dreigen maar lang genoeg gemaakt wordt, wordt het voor iedereen gemakkelijk deze fundering op fysieke geweldpleging uit het bewustzijn weg te drukken en te houden. En dat is dan ook een van de hoofddoelen met deze “beschaafdheid”.
=========
Met wat geldt heeft niemand iets meer te maken dan met het weer. Wat geldt is niet voor of tegen ons, want niet met het oog op ons, tot gelden gebracht. Het is evenmin als het weer op ons gericht. Het is op niemand gericht. Er is geen vaststeller met een te volgen plan bezig geweest, wiens overwegingen wij met ons verstand zouden kunnen volgen.
Nee, de chaostheorie is niet de intellectuele greep van de wetenschap van tegenwoordig op juist zulke ‘zaken’.
Als ‘wat geldt’ zich tot ons verhoudt zoals het weer, dan dienen wij ons bewust te maken dat wij ons ook zo mogen / kunnen / zullen durven verhouden ten opzichte van ‘wat geldt’ als tegenover het weer. In die verhouding kennen wij er geen gezag aan toe. Ni dieu, ni maître.
===========///////\\\\\\\\\\\===============
Ik beschrijf in dit opstel een tweetal manieren om ‘het hier nu aan het leven zijn’ te bespreken. Die twee manieren worden wat gemakkelijker aan te duiden door te beschrijven wat elk van hen uit de christelijke doctrines heeft meegenomen bij het vertrekken uit de roomse kerk.
De ene club nam mee: de betrokkenheid op de medemens als medemens om zich mee te meten. Geloven en erkennen werden voortgezet, al verving men de openbaring en de ongeschreven traditie door alles waarvan akten waren. Exact.
De andere club nam mee: het opvatten als TEN DIEPSTE BEGRIJPELIJK (want door een intelligentie bedacht) ZIJN van ‘de zintuiglijk gegeven kanten van de stand en gang van zaken die ondanks en los van de mensen zijn’.
=========
De op elkaar betrokkenen modderen (zo zien het de mensen van die andere club) voort met politiek en rechtspraak. Iedereen wordt gegarandeerd in elk streven door anderen gedwarsboomd: ieders succes (bevordering, verhoging in rang) is immers de degradatie van de anderen. Het elkaar hinderen krijgt van allen voorrang boven het voor de gezamenlijkheid van al wat leeft gunstig omgaan met ‘wat is’.
Concreet voorbeeld: ook nu er quota worden afgesproken vissen de vissers de zeeën leeg, alleen wat langzamer en illegaal. Alle verboden, hoezeer ook terecht, worden overtreden. De wedijverende, naar rangverhoging ( = financieel beschreven: winst) strevende stelt geen belang in enig ander doel. De rangschikker aanbidt een jaloerse god, die geen andere overwegingen dan winst voor Zijn aangezicht gedoogt. De maatschappelijke klimmer zal zich voor de rede niet buigen, noch haar dienen. Aanzien is te koop, wat aangezien wordt is de buitenkant, het bezit.
Voorbeeldje: Het schilderij wordt vertoond, niet de dode rivier waar de selfmade man het chemisch afval in dumpte voor vele, vele gemeenten.
==========/////////einde\\\\\\\\\\\\\\=========
NU KOMT: 20:
DAGBOEK 20 DECEMBER 1996 onder Wordstar
========================
Ik of wij, dat is de keuze. Is dat zo ?
========
HOE BRENG IK HET bericht OVER ?
Soms merk ik dat ik de tegenstelling, het onderscheid, het fundamentele verschil tussen de Hopsterachtigen en mij niet precies onder woorden kan krijgen.
Hopster’s atheïsten zijn de roomse kerk uit gevlucht vanwege allerlei gedrag jegens hen dat hen niet aanstond. Wat hen wel aanstond, dat behielden ze eenvoudig en zo bleef voor hen, onwetend omtrent en zonder ervaringskennis met God ‘de mens’ een sociaal wezen. Dat is hun centrale dwaling. Gedachteloze dieren van sommige soorten, zijn sociaal, mensen, als die volledig functioneren, als hun brein niet op nul staat, niet uitgeschakeld is, zijn niet sociaal. Mensen zijn individu. Dat is de kern van (onder andere ??) de Bijbelse vooronderstellingen. Iedereen staat alleen tegenover God, zijn schepper, die geen vorst is die wetten heeft uitgevaardigd en die te handhaven heeft, maar die een maker is die eigenschappen aan zijn schepping gaf waaraan niets te veranderen is. De zonde der vaderen wordt bezocht aan de kinderen, tot in het zoveelste geslacht: de Luenenburger heide werd en wordt niet weer het Luenenburger woud, dat werd om met de zoutwinning winst te maken, verbrand. Daar kan de schepper ook niets meer aan doen, zeker niet als de nazaten van de vernielers daar zelfs (met schapen bijvoorbeeld) die hei blijven beletten bos te worden.
=============
EENS BEN IK OVER, hoe denk ik dat weg ?
De schepper kan een door alcoholmisbruik verwoeste lever ook niet weer gezond krijgen. De schepper kan het doodgaan (van elk exemplaar van elke soort) niet voorkomen. Zo zit Zijn schepping nu eenmaal in elkaar. Door het werkzaam zijn van de regels, de natuurwetten, zullen er wel steeds verse levende wezens komen, dat wel. Maar wie, als denkend mens, niet in staat is zich deels te vereenzelvigen met ‘al wat leeft’, wordt droef om zijn eigen vaststaand verdwijnen in het niets of vervalt in een of ander lidmaatschap [van een diersoort, een ras, een volk, een familie] of laat zich inspireren door het [postmoderne, ideologieloze, neokapitalistische, neoliberalistische] verhaal dat hij een wegwerpverpakking is voor zijn potentieelonsterfelijke zelfzuchtige genen.
=========
HOE KOM IK OVER ?.
Betreurenswaardig gevangen door en betrokken op hun bestaan voor (in het brein van) de anderen zijn juist ook de uniekerigen, met hun ‘identiteit’, die zich vooral inspannen om herkenbaar te zijn, te onderscheiden vanwege een net even anders verschijnen, aan de oppervlakte: haardracht, kleding, schoeisel, maniertjes. Als ze niet zo weinig die moeite waard waren zou een individu er medelijden mee krijgen. Maar ze zijn onbereikbaar voor elk individu, omdat dat geen identiteit heeft. Als een individu te onderscheiden is van de anderen in zijn omgeving is dat niet zijn streven, zijn zodoen en zoverschijnen is geen vertonen, is niet gericht op de ziende anderen, is niet voor de spiegel vorm gegeven en in scene gezet.
De spiegel, dat is de slavenketen van die zich vertonende op de anderen betrokkenen. Er zijn mensen die tegen dat leven met de spiegel protesteren, betrokken als ze zijn op die verslaafde anderen, door zich ‘slordig’ en ‘lelijk’ te maken, in uiterlijk en gedrag. Er zijn ook de zich camouflerende nietbetrokkenen, die zich door de kapper een onopvallend makende behandeling laten geven, door die kapper eenvoudig zijn gang te laten gaan: die kapper is op de hoogte en aangepast en past zijn klant dus aan. Hij gaat met zijn tijd mee. En dat is niets anders dan: maakt onopvallend, vermomt.
===============
De vlucht uit de verstikkende theïsme als besprekingswijze gebruikende betrokken omgeving hebben protestanten en humanisten gemeen. Verschillen deden ze in wat ze mee namen op hun vlucht, welke begrippen (concepten, beschrijvingswijze).
============
Ik hou voor nu op met schrijven: het is mijn probleem niet. De betrokkenen zijn gelukkig op hun manier en ongelukkig op hun manier. De individuen idem. Binnen is binnen en buiten is buiten en er is geen overlap tussen die twee. De bespreking van het bestaan van die twee levenshoudingen (de betrokkene en de individuele) als van een afstand, levert op dat ik de afwezigheid van helpen, mee lijden, bestrijden, aanspreken, of welke vorm van bemoeien ook, volstrekt van mezelf begrijp. Ik zie daar (op die plaats op die afstand) dat ik niets kan en niets hoef in deze.
=========
Ik heb het voor mezelf uitgeschreven en zal dat nog vele malen doen, als ik daar de txaenz voor zal hebben. Ik pleeg zodoende onderhoud aan mijn beseffen. Het onderhoud zou een fijne extra kant kunnen krijgen als ik in het laten lezen van die tekst sociaal kon functioneren; maar dat kan ik net zo min als Robinson Crusoe: er zijn geen daartoe strekkende anderen. Het is geen onkunde van Robinson, maar het is de afwezigheid van de gelegenheid. Ik heb de vaardigheid ‘uitschrijven, beschrijven, verwoorden’, maar er hoort / leest niemand. Zo wordt het gedrag ‘uitleggen’ niet tot een daad, een handeling, ik heb immers niets, c.q. niemand, in handen, exacter: onder handen, ik ga met niemand om.
================///////\\\\\\\\\\\===============
Wie wat slechts geldt niet als onkenbaar surrogaatweten, als speelgoed voor hersengymnastiek herkent, is voor wat mijn manier van in het leven zijn betreft, verloren. Ik kan met hem geen gesprek voeren, hij kan zich niet beperken tot kennen, zonder zich tot een ondermaats dier verkleind te voelen. Het weten omtrent wat geldt werkt in de mensen zoals de hete lucht in een ballon: het blaast ze tot grote omvang op. WIE zich niet oppompte of zich laat leeglopen, ECHT CULTUREEL RELATIVEREND, dus alle geldigs als zodanig herkennend, DENKT, HOUDT NIETS GELDENDS BINNEN (in zijn begrippenapparatuur, zijn beschrijvingswijzen, zijn opvatten van wat hem gegeven is).
============
NU KOMT 24:
DAGBOEK 24 DECEMBER 1996 onder Wordstar
=================
Het geheel is gelijk aan de som der delen. Het verdelen is echter moeilijker dan op het eerste gezicht lijkt. Waar eindigt de nek ? Is er een gen kapot als er een misvormde poot aan het dier zit ? Is er een gen voor wat wij als een deel onderscheiden ? Nou, dat bleek niet het geval.
Het geheel ‘een paard’ is niet alleen maar een paard, het is een wandelende dierentuin, met een reusachtig oppervlak waar planten leven, schimmels, bacteriën, noem maar op. Dat is nu eenmaal de manier waarop wij, grotere dieren bestaan: in een onafscheidelijk ons ondersteunend, onverschillig en schadelijk, uiteindelijk dodelijk milieu. Dat hele verhaal van die losgedachte exemplaren van de soort, is een niet houdbaar gebleken verhaal. Het levende is één. Er is, voor wie dat inziet ook niet zo’n erg iets aan de hand bij het doodgaan, maar er is in zo iemand die zo ‘ziet’ [= ECHT BESEFT, diep in] wat er echt gebeurt, ook zich verheugen in het leven van andere levende wezens en, wat meer is; van al wat leeft, van het leven als geheel. Soortisme is net zo onzinnig en misleid als racisme of nationalisme of enig ander zich (bij het zich kunnen verheugen over welslagen) beperken (tot een kleinere verzameling dan het gezamenlijke leven).
=================
Het is een verkeerd individualisme om je alleen maar te verheugen in je eigen voorspoed en welzijn. Het is overigens het enige waarvoor in de liberalistische kijk op wereld en leven plaats is. De rangschikking, en daar gaat het liberalisme over, zijnde de zoveelste versie van de slavenmaatschappij , is een schikking van enkelingen (de (unieke) is vorst/soeverein en de slaaf is stukgoed), van losgedachte individuen, los gedacht en los bejegend door de juristerij. De mensen die dit overkomt moeten op eigen kracht zich weer vast denken, want hulp krijgen ze daarbij niet van hun mederangschikkers.
==========
De sekten leven van die losse individuen, die weer vast willen komen te zitten aan iets (en/of iemand, weten zij veel ?) Hun probleem is dat ze al zo jong als ontvanger van geschenken en voorrechten los gedacht en los behandeld zijn, dat ze van een zijn met iets en/of iemand nog slechts de allervaagste (want alleroudste) herinneringen hebben aan allervroegste ervaringen.
===============
De slaaf en de soeverein, wie gehoorzaamt en wie beveelt (opdraagt, betaalt, bestelt): ze hebben beide vrij van elke verantwoording. De god van israël was geworden tot een rechter, gevreesd door allen die trouw aan de wet gezworen hadden. Dat wetticisme beleeft geen ‘vreugde der wet’. Er was en is in iedereen een grote tegenzin jegens gehoorzamen. De soeverein is degene die over zijn doen en nalaten nooit ter verantwoording geroepen kan worden. Dat is de definitie van soevereiniteit. Ook de slaaf, voor wie geldt: ‘bevel is bevel’, is vrij van verantwoordelijkheid.
=========
De liberale samenleving is die waarin iedereen af en toe soeverein is [hij moet zelf weten wat hij doet: met zijn geld en met en in zijn vrije tijd], dat heet bij de liberalisten vrijheid: keuzevrijheid en onverantwoordelijkheid.
==========
Vrijwel iedereen in de liberale maatschappij is een deel van zijn tijd, ten aanzien van enkele dingen (enig doen en nalaten), verantwoording verschuldigd, aan een deel van zijn (‘medemensen’ genoemde ) tijdgenotensoortgenoten. Die dingen zal de echte liberaal dan ook proberen te verbergen voor anderen en/of als show gebruiken.
========
Het liberalisme is vooral aantrekkelijk voor wie schuld willen ontlopen en alleen willen blijven teneinde hun voorrechten te behouden, hun minderen te houden. Het sociaaldemocratisme is alleen maar een vorm van liberalisme, die aantrekkelijk is gemaakt voor wie met hun voorrechten nog aan de lage kant, beneden het gemiddelde, zitten. Alle ondeugden van het liberalisme blijven gehandhaafd, maar al emanciperend en het nieuw aangemaakte bezitbare omverdelend, krijgen alle ingezetenen steeds meer minderen, en wel in het buitenland, buiten de groep.
============
Het postchristelijke liberalisme, ook in de vorm van sociaal democratie wordt gekenmerkt door schijnheiligheid en kwaad geweten. Er kan en kon qua liefdadigheid (uitkeringen) zeer, zeer veel, maar er kan niets radicaal veranderd worden: de wortels van het kwaad zijn hen allen heilig.
===========
De priesters van die heilige leer zijn de juristen. Het afschaffen van het geloven aan resp. het gebruiken van het concept ‘God’ (van de bijbel) is irrelevant jegens deze heilige leer. De theologen van die heilige leer zijn de economen en economisten. Verkondigen en onbetwijfelbaar stellen, zijn de resp. functies, zoals bij alle heilige leren.
============
(1) Vrijheid zonder verantwoordelijkheid, dat is soevereiniteit, maar ook (2) overmacht ( machteloosheid jegens een beveler ) maakt vrij van verantwoordelijkheid. Voor wie schuld vrezen, zijn beide posities, die van klant en die van werknemer / ondernemer comfortabel, vrij van de zorg om de schuld.
Vrijheid komt niet zonder verantwoordelijkheid voor, die vrijheid is er een kant/aspect/component van.
Soevereiniteit is niet met vrijheid te verenigen, kan er niet mee samengaan.
=========
Onaantastbaar houden deze lieden de wortels van het kwaad, de fundamentele eigenschappen van het systeem, dat RANGSCHIKKEN is en niets anders. Competitie: zich met anderen meten, is heilig bezig zijn. Het is zo heilig als bidden en offeren.
===========
Altijd wordt de aandacht naar het verkeerde gericht:
op de hongerende anderen, niet op het bezitten ( = het aan het gebruik door anderen onttrekken en onthouden)
op de zogenaamde psychische oorzaken (krachten, zuchten, neigingen, gierigheden) achter het gedrag, niet op de afwezigheid van een voor de dader prettiger uitpakkend alternatief gedrag.
===========
Ook de misdadigers zijn aangepasten: zij spelen op een akelige manier het spel om zich minderen aan te schaffen, bijvoorbeeld door zich tegen de zin van de spelleiding op verboden wijze geld en goederen toe te eigenen. Zelfs moorden zijn niet zelden aangepast gedrag, zich minderen aanschaffen, concurrenten een hak zetten. Alleen de toegestane vormen om dat te doen zijn voor die criminelen onbereikbaar. Als het staatsapparaat volbemand is, kunnen velen niet anders dan zonder wetten en justitie anderen aan zich onderwerpen en afpersen.
===========
Wanneer, ik ga nu maar voorbeelden uit mijn bloedeigen leven gebruiken als illustratie , ik les kreeg, was de officiële propaganda (vooronderstelling) dat ik daar nut, voordeel, latere kansen bijvoorbeeld, door had. De werkers in het onderwijs, van minister tot conciërge en amanuensis , persten aan derden hun salaris af, via de belastingdienst.
======
JA, COMPARTEMENTALISEREN, DAT HELPT NIET. Dat heeft Freud als een verdedigingsmechanisme (i.c. tegen schuldgevoel) ONTMASKERD.
=========
Ik ben zo gebruikt als leerling, schoolvulling dus. Later heb ik op mijn beurt les gegeven. Als het er op aankomt hebben intelligente leerlingen nooit een erg grote weerzin tegen goed onderwijs. Onderwijs is (definitie ter onderscheiding van opleiding, instructie, africhting, indoctrineren, mores leren, enz. ) gelegenheid geven tot eigen kennis nemen van de onderwerpen en 1. de erbij gebruikelijke bespreektaal en 2. de gebruikelijke omgangsgewoonten.
=========
Ik vond die dingen allemaal wel interessant. Wiskunde natuurlijk niet, dat was losse ontaal. Ook logica kan ik niet verwerken, ik kan het niet toetsen aan zintuiglijk gegeven werkelijkheid.
===========
Ik heb niet de neiging (niet nu verkregen en ook nooit gehad) om tegen het vreemde verschijnsel ‘het onderwijs’ waarin ik leefde, te protesteren. Integendeel. Ik voelde me er in als een vis in het water, ideologisch, niet sociologisch. Sociologisch, ( = op mij rangschikken en mij vestigen beoordeeld ) mislukte ik volkomen.
===========
Ik leef en leefde met ideeën, ideologisch. Ik vind dat voetballen gelijk is aan het volgen van de daar geldende regels teneinde daarbinnen zoveel mogelijk doelpunten te maken. Waardoor ik het, en overigens alle, sporten en spelen waanzin en ‘niet te doen voor mij’ vind. Ik vat politiek op als iets wat het niet is in de praktijk: de beste van alle bedachte oplossingen vinden en doorzetten voor de zakelijke problemen. Ik heb geen affiniteit met tevredenheidsmaximalisatie bij lobbyisten. Ook wetenschap vat ik op als omgaan met de onderwerpen in plaats van met andere onderzoekers, met geldschieters en met toepassingsverwachtingen.
==========
Ik leef dus in een dromenland. Ik ben niet zozeer wereldvreemd als wel wars van mij rangschikken. Ik ben anarch: zonder meerdere en zonder mindere. Dat laatste is te aanvaarden, dat eerste hou ik stil, want ik ben niet gekomen om te strijden en/of te streven.
=========
Begin en einde van dit opstel verbindend: ik weiger mij tot een enkeling te laten reduceren ten gerieve van het rangschikken. Ik hoef dus geen eigen onsterfelijkheid en geen eigen kinderen en zelfs geen eigen volgelingen. Mijn weigeren betreft 1. dat rangschikken, 2. het mij als afwijkend iemand aanmelden en 3. streven de anderen van hun rangschikken af te brengen, nee, ik betrek mij niet op hen. ========////////\\\\\\\\\\\\========
NU KOMT 26:
DAGBOEK 26 DECEMBER 1996 onder Wordstar
================
Het erkennen van welk iets ook dat je te weten bent gekomen, waarvan je op de hoogte bent gesteld, wat je als informatie heb ontvangen, dat ERKENNEN is onverenigbaar met VRIJDENKEN, want vrij denken kan een mens alleen over en met wat hij KENT (= daar dan zintuiglijk en/of introspectief WAARNEEMT).
Slaven en meesters erkennen de regelingen in de slavenmaatschappij, exacter: de slavenhoudersmaatschappij. De slaven noemen de macht GEZAG en dan hopen ze de angel van het gehoorzamen (Canetti) niet te krijgen resp. niet te voelen. De meesters erkennen de regelingen als legitiem, als afspraken of als de best mogelijke benadering van wat rechtvaardig is, omdat dat hun voorrechten fundeert.
ERKENNEN is daar: voor KENNEN houden wat slechts weten (van horen zeggen hebben, uit de acten hebben) is. ONTKENNEN kan men slechts beweringen, feitelijke ervaringen, actuele waarnemingen kan men niet ontkennen. Ik kan niet ontkennen dat ik nu uitschrijf wat me invalt. Ik ken dat feit en daarmee basta. Ik kan niet erkennen dat ik met wie dan ook waar dan ook de wetten van “””mijn””” land heb afgesproken. Die wetten en de manier waarop en de mate waarin ze worden gehandhaafd door (uiteindelijk) (dreigen met) wapengeweld, daar heb ik net zo (op precies dezelfde wijze en om precies dezelfde redenen) mee te maken als met het weer dat het is, daar en dan waar ik ben.
Ik heb met het weer en met de rechtsstaat en haar wetten niets te maken. Ze zijn niet voor en niet door mij bedoeld, geen van beide: het weer niet en het sociale klimaat niet. Ik ben er niet om het klimaat te handhaven en ik ben er niet om het sociale klimaat te handhaven. Ik ben zonder enige TAAK naast wat nodig is voor mijn leven en welzijn. De vlaamse gaai bemest het bos en plant per ongeluk, bij vergissing en zijnsondanks wel eens een boom. Zonder erg vervult elk levend wezen wel een of andere taak, als we het gebeuren als het uitgevoerd worden van een PLAN opvatten, bespreken en benoemen. Van mij zullen ook wel een paar mensen iets onthouden en overgenomen hebben. Dat hoef ik niet te voorkomen en niet na te streven. Alleen meesters (slavenhouders, winst nastrevende werkgevers) en met gezag bekledende slaven vinden streven nodig, nu ja, gewenst, positief, ‘menselijk’. Wie vrij is, hoeft niet. De scheppergod schiep geen machines, maar het leven, als een zichzelf vanzelf zonder erg in stand en vooral in gang houdend geheel. De schepper schiep niet de losse mens, maar het heelal, want: je weet maar nooit welke stand en gang van zaken waar en wanneer dan ook voorwaardelijk was en is voor het ontstaan, staan en voortbestaan van het leven op aarde (en mogelijk wel: elders).
Als plan zijn zowel de schepping als ‘het geheel van jegens mij gebruikte menselijke wetten’ ONBEGRIJPELIJK, want er zit geen plan achter, beide zijn de resultante van strijd, van toeval, soms van haalbaar compromis. ER KAN NIETS MISGAAN, want er is geen doel, geen plan. Zelfs het eindigen van het leven op aarde kan niet als misgang worden opgevat, er was en is geen bedoeler. De mensen die zich tot bedoeler van het tot in het oneindige voortbestaan van het verschijnsel mens maken, stellen zich maar voor dat ze iets bijzonders doen: elk exemplaar van elke soort levende wezens leeft met de onuitgesproken, maar in alle handelen geuite vooronderstelling, opdracht, taak: er moeten altijd exemplaren van mijn soort zijn en dus: blijven. Vandaar de drang tot zelfbehoud en het ijveren voor het komen en voortleven van jongen, nieuwe exemplaren van de soort. Daar is niets hoogs “menselijks” aan.
0 reacties