Jaap Schot, 17 januari 2001
Het spreekbeeld oorzaak-gevolg, genomen uit de grove mechanica, past op een stel verschijnselen of het past er niet op. Of het past zoek je uit door het besprokene te hanteren. Alleen (slechts) zien kan schijn voor waarheid doen nemen, voorbeeld de sterrenbeelden. die sterren blijken bij nader bestuderen niet in een vlak te staan en met elkaar niets te vormen.
===========
Er is die opmerking dat slechts het opeenvolgen [van wat als ‘oorzaak en eraan verbonden gevolg’ wordt opgevat] gegeven is. Dat is niet echt het geval bij hanteerbare onderwerpen.
===========
Alle katten gaan ervan uit dat geluiden veroorzaakt worden, op basis daarvan vangen ze vogels en muizen. Zo is het ook met stemmen die ik hoor, als ik een tekst hoor uitspreken, ga ik ervan uit dat er ergens een spreker was / is, rechtstreeks of via een apparaat: ik leef hier nu, ik kan nergens meer zeker van zijn: onnatuur.
===============
HET BESPREEKBEELD OORZAAK – GEVOLG.
1. Werkelijkheden.
Er zijn van die horizontale opstellingen van heel veel dominostenen en die laten ze dan omvallen. Wanneer welke stenen om zullen vallen is voorspelbaar doordat het hele gebeuren [dat ‘het grote omvallen’ heet] een eenheid vormt, dat van oorzaak-gevolg-relaties aan elkaar hangt. Exacter: dat is opgebouwd uit oorzaak-gevolg-s-gewijze gerelateerde samenstellende gebeurtenis-paren.
Er zijn op televisie ook andere oorzaak-gevolg-s-gewijze aan elkaar verbonden reeksen gebeurtenissen vertoond: daarin vielen, rolden, ontbrandden, ontrolden en zwaaiden dingen en stootten dingen andere dingen om, staken die aan, brachten die uit hun evenwicht, of zoiets.
2. Denkbeeld, opvatmodel, (be)spreekbeeld.
Deze ‘dingen’, bedenksels, maaksels, deze reeksen oorzaak-gevolg-s-gewijze verbonden (= niet losse) gebeurtenissen zijn het spreekbeeld van de wetenschap die menigeen die er geen verstand van heeft tegenwoordig, napratend, ‘verouderd’, ’19de-eeuws’ noemt.
Dit spreekbeeld is het deterministisch geschiedenisbeeld. Achter wat ik hier nu zie gebeuren is een oorzaak aan het werk en die oorzaak is zelf weer veroorzaakt, is zelf een gevolg op zijn beurt. Deze vallende dominosteen kreeg zelf een duw die hem uit zijn evenwicht bracht. Ik stel mij achter wat ik waarneem een geschiedenis voor: ik sta als waarnemende mens tussen manshoge dobbelstenen, ik heb geen overzicht. Ik kan verleden noch toekomst waarnemen. Verhalen over wat was en meldingen over wat elders is en voorspellingen omtrent wat zijn zal, kan ik slechts geloven. En geloven is fout, los van elke inhoud.
woensdag 17 januari 2001 23.52:
=================
Om zinnig te denken over ons onderwerp is het nu nodig deze filmpjes heel goed tot ons door te laten dringen.
Alles wat we daar zien gebeuren is voorzien, en werd voorbeschikt, voorbestemd en voorbedacht, er was een scheppermens en het is ook ‘als oorzaak-gevolg-s-gewijze gerelateerd’ waar te nemen en voorspelbaar [op basis van (1) kennis van (exacter: wetenschappelijke, dat is: betrouwbare, ware informatie omtrent) de opstelling en (2) de natuurwetten. Het stond allemaal vast als komend, dat wat we in het filmpje zien gebeuren. Het was (werd) gedetermineerd. Wat we daar zien is een reeks van oorzaken-gevolgen-oorzaken-gevolgen, die aan het aflopen is en die niet gestoord KAN worden door een toevallige of vrijwillige (spontane) actie van iets in die opstelling. Er was, het gebeurende was ook een reeks bedoelingen, er was een scheppermens, een kunstenaar of kunstenmaker – bezighouder.
================
Er zijn geen levende wezens in die opstelling, dominostenen en van die onderdelen van die opstelling [die vallen, rijden, draaien, branden, rollen], die leven niet.
===========
Is iemand die denkt spontaan te kunnen handelen (= denkt over een vrije wil te beschikken) een ding dat zich verbeeldt, indenkt, wijsmaakt iets extra’s te hebben of te zijn tegenover een kiezelsteen of een kat of
is het zo dat een functionaris, een IETSonderdeel, een speler, een persoon met waarden en normen of zelfs een karakter een levend wezen is dat zich tot een ding reduceert,
door middel van zijn gedenk waaruit hij zijn gedrag kiest (naar zijn gevoelen, naar zijn mening, naar zijn overtuiging, volgens zijn mensbeeld)?
============
Vorsten en grote mannen in de geschiedenis, die de geschiedenis ‘maken’, die worden als van die spontaan, onveroorzaakt handelende oorsprongen, bronnen van gedrag beschreven, opgevat, begrepen. Dat is een bepaalde manier van naar het geschieden, naar de geschiedenis kijken. De vorst wenst geen doorgangspunt van krachtwerkingen te zijn, niet zo’n ding in die reeks, zelfs niet een opvallend gekleurde of iets groter uitgevoerde dominosteen tussen andere dominostenen. De vorst wil er uit springen en in navolging wil iedere geëmancipeerde geciviliseerde er uit springen. En de priesters zowel als de juristen schonken en schenken die geciviliseerden die uitspringen mogelijk makende drijfveer: een vrije wil.
Wat een kul hè, als je het zo onder woorden brengt.
Het is zo doorzichtig als een dunne laag schoon water.
Dat alternatief voor oorzaak-gevolg is gewoon volksverlakkerij in de civilisatie. En dat wordt gebruikt als argument tegen de wetenschappelijke eis om alles wat je aan verschijnselen tegenkomt op te vatten als veroorzaakt en veroorzakend. Met andere worden de eis om het geheel van de geschiedenis (= de evolutie, dat is: het veranderen) op te vatten als zo’n reeks net als in die filmpjes en elke stand van zaken als een momentopname in / uit c.q. van zo’n gebeuren.
======================
Opmerkelijk is het dat dieren werden en worden opgevat als automaten. Als ze gedrag vertonen, dan zijn dat slechts bewegingspatronen en die zijn slechts uitvoeringen van reactie-neiging-s-patronen, instincten.
Dieren maken immers slechts als noodzakelijke buitenstaanders deel uit van de civilisatie, om het binnen-zijn te markeren, dat binnen-zijn een betekenis te geven. Nergens anders dan in deze discussie heeft men het onbegrip ‘het dier’ in gebruik. Dat is geen biologie, dat is geen filosofie, dat is volksverlakkerij, dat is het bizarre verzinsel ‘civilisatie’.
===========
Verwachten kan men de gebeurtenissen slechts op basis van (met gebruikmaking van) ‘kennis’ van (1) de opstelling en (2) de natuurwetten. Die kennis is ons niet volledig gegeven en zelfs hetgeen ons gegeven is, – nu we deze zintuigen, deze waarnemingsapparatuur, deze techniek en deze begrippensystemen hebben -, hebben we nog maar voor weinige procenten (waar)genómen. Dat voorspellen, voorzien en verwachten is dus nog maar flardenwerk. Gebrekkige kennis veroorzaakt onverwachtheid. Onverwachtheid is geen eigenschap maar een relatie. Onvoorspelbaarheid idem. Zeggen dat iets onvoorspelbaar is, is een rare manier om te vermijden te zeggen wat het geval is: ik weet niet wat er zal gaan gebeuren. Waarom zegt de spreker dat niet? Elke lezer KENT het antwoord.
=================
donderdag 18 januari 2001 0.32
Van dat geschenk aan de vorsten en geëmancipeerden, die vrije wil, stamt ook de opvatting van het gebeuren [het veranderen dat met z’n zondagse naam ‘evolutie’ heet] en de sporen daarvan als schepping, als DAAD dus, van een GOD. Zoals die dominostenen, zo moeten ook de elementen zijn klaargezet, om te fungeren in het gebeuren: de evolutie, die, zo beschreven, ‘schepping’ en ‘heilsplan Gods’ heet.
Daar komt dat gepraat (en geloof) vandaan. Het is geheel van woorden gemaakt. Er is niets waarvan die woorden de naam, dat verhaal de beschrijving is.
Het helpt niet als men nu opmerkt, zoals ik hierboven deed, dat ook de wetenschap omtrent ‘wat is’ (als verzameling waargenomenheden) klein is t.a.v. het grote en vele dat gebeurt, resp. dat-sturend-en-gebeurend-leidde-tot-het-zo-zijn van ‘wat is’.
0.45
==================
afsluiting voorlopig: donderdag 18 januari 2001 2.06
============
donderdag 18 januari 2001 23.52:
===============
Ik verwerp het gepraat over de ingrijpende God of goden, omdat het onverwachte geen extra verklaring nodig maakt naast het vaststelbare feit dat wij niet genoeg wisten (resp. konden weten) om wat gebeurde te verwachten.
Ik verwerp ook het geloof in het oorzaak-gevolg-spreekbeeld, er hoeft niet in geloofd te worden. We hebben er niets anders naast dan het springerige en geen enkel houvast gevende model van het voor bestaand houden van het verzinsel ‘vrije wil’. Daarmee is onthouden en naar natuurwetten zoeken zinloos, ijdel.
Daarbij komt ook nog dat ‘mijn zaak’ is: mijn toestand plus mijn omgeving [voor zover die mij raakt, resp. voor mij bereikbaar, waarneembaar, hanteerbaar, kortom mij gegeven is]. Verleden, toekomst, het onbereikbare, dat wat mij niet raakt, wat anderen betreft en niet mij en wat ‘ver weg’ is, dat is: NIET TER ZAKE.
Dat is weer volstrekt tegengesteld aan wat de civilisatie ‘leert’, als wat de propaganda als ‘waar-zijnd’ verkondigt. De civilisatie maakt van de mensengroepen losse enkelingen, die tegen elkaar moeten vechten (concurreren en zogenaamd ‘spelend’, hun vrije tijd verdoen in competitie). Op met wie je vecht ben je betrokken. ‘Individualiteit’ noemt de propagandist dat losgemaakt-zijn. Van die losgemaakte individuen maakt de civilisatie via de IETSen weer dingen: IETSonderdelen: van gehuwden tot wereldburgers. Normen en waarden zijn de vervangende kiesgereedschappen voor de niet bestaande ‘vrije wil’. Surrogaat-instincten zijn het. Die normen en waarden zijn per definitie niet individueel, maar worden gedeeld met (worden ook aangetroffen bij) anderen, anderen waarmee men dan ‘in die waarden’ samen (‘één’) is. Dat samen-smeden, aaneen-smeden is doel, dit in onderscheid van de bloed- / familie-verwantschap, die geen doel heeft, maar een gegeven is. Die bloedverwantschap maakt van de geplaatste geen ding, de stam streeft naar niks, produceert geen spul en geen winst, wordt niet (zoals IETSen wel) gebruikt (door investerende aandeelhouders, vorsten, priesters, enz.).
=============
Er is geen vrije wil, geen oorspronkelijkheid, anders dan als verzinsel. Het zal wel zo zijn dat velen oorzaak-gevolg-relaties hebben ‘gezien’, hebben menen te zien, dus, waar die niet waren. Vele oorzaak-gevolg-relaties zijn bewezen aanwezig gebleken, worden namelijk ononderbroken gehanteerd en het werkt. Dat is het bewijs, van bestaan, dat het werkt. Met losse (ongebruikte) handen, niet hanterend, verschijnselen duiden als ‘uit vrije wil afkomstig’ of als ‘godswonder’ is ongelijk en geen bewijs. Geen wetenschap zonder hanteren, al is het maar van zintuigen en/of waarnemingsapparatuur.
==========
Het is een leuk en vreemd verschijnsel dat er nu meempjes zijn ingevoerd: kleine onstoffelijke dadertjes, om het gedrag (gedoe) van de mensen te ‘verklaren’. Memetica. Een massa zoals de Griekse goden, zoals de ‘legio’ boze geesten die door Jezus werden uitgedreven. De mensen toch weer beschrijfbaar als wat ze zijn: doorgeefluiken, doorgangspunten van werkingen. Geen oorsprongen van kracht en richting. Geen kiezers. Gedetermineerd door genen en memen. Dan ligt wat komt overigens ook vast: het meem werd naar het beeld en de gelijkenis van het gen geschapen (bedacht). De springerige kwanten (quanten) hebben die met het doen en laten van mensen oorzakelijk verband?
Wat nog niet gemeten (waargenomen) wordt, ligt nog niet vast. Het is niet alleen nog onbekend, dat was al zo. De onvoorspelbaarheid is een eigenschap. Dat wordt gesteld. Zijn wij levende mensen daar waar dat geldt (zou kunnen gelden), kan dat niet-vastliggende ons raken?
Het twistgesprek tussen wie het doorgangspunt-van-werkingen-zijn aanvaarden voor zichzelf en degenen die dat per se niet doen, zal voortduren. Het zijn ruziënde memen, die voortleven door en in dat onderling vechten. Ze bestaan, – zoals rivieren bij de gratie van het door hen heen stromende water bestaan -, bij de gratie van de door hen heen stromende txaenz der twistsprekers.
===============
Wat kan het mij schelen of de toekomst vastligt of niet? Dat kan mij helemaal niets schelen. Ik kan er toch niets aan doen, of het nu allemaal onbedoeld en onafwendbaar is en/of door ‘vrije-wil-houders’ en/of ‘als-gokautomaten-zijnde-mensen’ bedoeld en onafwendbaar. Die miljoenen bedoelers maken het elkaar vrijwel onmogelijk hun doelen uit te voeren: het resulterende is een resultante, geen resultaat.
Niet streven, maar leven. ‘Kansen opmerken’ (1) en ‘nemen en doen wat je nodig hebt en moet’ (2) en verder niets. Je niet rangschikken, dat is een onnodig spel dat anderen spelen. Niet trappen in de valkuil van het ‘meer dan een dier zijn’ en dus ‘bovendierlijk’ moeten leven: onnodigs moeten doen: iets van je leven maken, het tot iets brengen, je ergens voor inzetten (slaven in zelfgebruik): voor waarden, voor een of ander IETS. Al dat gestreef maakt slachtoffers aan en die kunnen anderen dan weer helpen.
Alle gepraat met woorden die nergens een naam van zijn, en alle gedenk met lege begrippen (want er is niets bij waar te nemen, bij te aanschouwen) is onnodig en onnodigs is onnodig en onnodigs hoeft niet. Duidelijker is het niet te zeggen. Maar voor de gebruikten resp. zelfgebruikers, de geciviliseerden, betekenen die begrippen niets meer. Ze zijn als voetballers die hun hele leven op het veld doorbrengen en tijdens het spelen eten en slapen tussen de speelhelften. Alles is ‘in de civilisatie zijn’ voor hen. Begrippen als ‘nodig’, onnodig’ en ‘vrij’ zijn geheel gevuld met betekenissen die binnen dat spel liggen. Ze hebben geen (herinneringen aan) ervaringen buiten spel, buiten de civilisatie. Ze weten niets van leven in het wild, van leven (als) in de natuur, als en met bloedverwanten in rechtstreekse omgang met ‘de natuur’ in en om zich.
Ze komen dus ook niet op het idee om al die bezige geciviliseerden en hun producten, de civilisatie-als-omgeving dus, zo op te vatten als een dier dat zijn natuurlijke omgeving doet en er vanuit die opvatting mee om te gaan. Er van leven, niet [(er voor), (of ertegen) (of erbinnen) ] nodeloos vechtend leven: niet rangschikken en niet moorden (= doden zonder dat dat ‘om op te eten’ is).
============
Dat die mensen zo zich (laten) inzetten, dat gebeurt. Punt uit. Daar hoef ik geen wensplaat naast te houden: ik hoef niet te willen dat ze wat anders doen dan ze doen, waar zou ik zo’n wens vandaan moeten halen? Er gebeurt wat er gebeurt, of ik nu ‘denk’ dat er in dat gebeuren een subcategorie ‘doen’ kan of moet worden onderscheiden, dat is niet ter zake.
Ik heb er geen behoefte aan mij tot meer verplicht te denken (in en jegens de civilisatie) dan het eekhoorntje (in en jegens het (‘zijn’) bos).
Ik streef niet naar ‘bovendierlijkheid’: ik ben zoals ieder mens als dier geschapen, gedragen en geworpen en als dat voor God, de Schepper o.k. is, dan is het dat voor mij ook.
De ene mens is in zijn jeugd banger geworden dan de andere en menigeen zal levenslang meer willen weten dan ik van wat er in zijn omgeving plaatsvindt en staat te gebeuren. Menigeen zal zich als geciviliseerde vermommen, zoals die vos die zich als meutehond vermomde. Als die vos maar blijft weten dat hij een vos is, een vrij dier, geen verachtelijke de baas bewonderende gebruikshond. Maar dat is nu juist het probleem bij jong in de meute gebrachte beesten, oh, de ouders bedoelden het zo goed: het kind mee laten doen om het kind veilig te laten leven. Maar lieten ze het kind voldoende tijd leren hoe het buiten de meute in de vrijheid is? Nou, zelden tot nooit dus.
De mens is vee dat zichzelf houdt.
De ‘wilde’ = vrije mens functioneert (met name zijn hersens, zijn spraak- en denkvermogen, zijn tekstaanmaker functioneren) onder andere in het hem kenmerkende opmerken, begrijpen en bespreken / beschrijven van dat wat hem raakt. Dat feit maakt dat ik, mij eindeloos herhalend, uitschrijf wat ik uitschrijf. Dat is net als eten en slapen, telkens weer nodig en uiterst bevredigend. Het is een deel van leven.
Die wilde, vrije mens is er ooit geweest, denk aan die mensen die zich leerden in nieuwe streken te leven, waardoor ‘de mens’ ging variëren van Bosjesman tot Eskimo. Zulke veroveringen die geen koloniseren van daar wonende volkeren waren, dat waren grootse prestaties. Andere en bewonderenswaardigere dan het als gebruiksvee overleven onder ‘Heeren’.
vrijdag 19 januari 2001 1.26|||||||||||||
==//=voorlopig einde=\\==
vrijdag 19 januari 2001 22.06:
=========
Vroeger hadden de mensen een betere, meer onderscheidende vormen van uitdrukken / spreken gebruikende taal. Of ze ook betere begrippen hadden is een andere vraag en het is niet onmogelijk dat ze net even iets anders hebben waargenomen van ‘wat is’ dan wij nu doen. Het vrij sterke vermoeden bestaat dat vele dieren ook net even naast wat ons gegeven is iets kunnen waarnemen.
Dit betekent dat we als we ooit weer dat ‘ernaast’ onder ogen krijgen, misschien wel in de gaten krijgen wat er ooit met woorden als ‘geest’ of zo, bedoeld, ik bedoel: benoemd, aan waargenomens benoemd en besproken kan zijn.
Ik vermoed dat de meeste woorden van die categorie ‘onbruikbaar-nu’ uit fantasie afkomstig zullen zijn. Dat zal dus nooit blijken: die kant op is er niets te bewijzen. De bewijslast dat er Goden bestaan, vele of een, rust op de schouders van de gebruikers van die woorden en begrippen, anderen kunnen die last niet alleen niet dragen, ze hoeven dat ook niet.
Geloven is fout, wat ook de inhoud van het geloof is. Er wordt geloofd in het ‘enig-waarheid-schepje’ zijn van het oorzaak-gevolg-bespreekbeeld. Dat is een geloof. Zo zal er ook weer een geloof komen in het gespring van de quanten. De onvoorspelbaarheid van wat de meting zal opleveren kan worden opgevat als een eigenschap van het te meten onderwerp / c.q. het toekomstige verschijnsel. Onvoorspelbaarheid is een relatie, tussen wie niet kan voorspellen enerzijds en wat hij niet kan voorspellen anderzijds, onvoorspelbaarheid is geen eigenschap van het onvoorspelbare. Stel iets ligt voordat ik het waarneem niet vast. Het oorzaak-gevolg het (grofmechanisch / dominostenen) model past dan niet. Nou èn? Dan is verwachten zo wezenloos als verlangen en hopen, daar. Zijn wij daar? Raakt wat daar is, – bij die kleinste deeltjes? -, ons ooit, rechtstreeks of via-via? Ik weet het echt niet hoor.
Ik weet niet of er op het niveau waarop wij mensen leven enige invloed kan bestaan vanuit het niveau waarop zich voordoet hetgeen tot het postuleren van het bestaan van onvoorspelbaarheid als eigenschap leidt, die verschijnselen.
Ergens (in het grof-mechanische en in de massa’s atomen betreffende chemische reacties) levert het werken (voorspellen dus met name) met het oorzaak-gevolg-model ‘werkende’ resultaten: succes: verwachtingen die uitkomen, ware uitspraken.
Sprekend over het doen en nalaten van mensen in hun omstandigheden blijken we niet zo goed te kunnen voorspellen met dat model. Dat kan komen doordat grote delen van het ter zake doende aan te verrekenen gegevens zijn afgedekt voor ons, geheim, ons niet gegeven, het kan ook zijn dat er iets extra’s aan het werk is. Wij zullen dat niet weten, niet kunnen bewijzen zolang we nog zoveel niet kunnen waarnemen, zolang er zoveel onkenbaar en geheim te houden is voor ons, die willen voorspellen.
De onbruikbaarheid van dat oorzaak-gevolg-schema daar bewijst volstrekt niet dat al die andere concepten, verzinsels, bedenksels waarmee gewerkt wordt, bruikbaar zijn, of zelfs maar enige daarvan.
Bij dat psychische waarmee het doen en nalaten verklaard zou moeten worden komt nog het feit dat die handelende mens een open systeem is.
Voorbeeld: de Nederlanders zijn, – in de laatste pakweg veertig jaar is dat gebeurd -, een belachelijk volk geworden met hun “Gij zult niet verachten (discrimineren)”. Dit gébod om alles en allen te achten (’te respecteren’ is de kreet, ‘in hun waarde te laten’, zo wordt het uitgezongen) is het vérbod om ergens trots op te zijn. Dat gebod/verbod demotiveert jegens alle zelfoverwinning, jegens alle karakter vormen en karakter houden. Waar niets verachtelijk is, is ook niks verdienstelijk. Elk alternatief voor ‘ruggegraat tonen (en hebben)’ moet, vanuit de grondwet, even hoog geacht worden. Niets van wat iemand, ziend dat het niet deugt, nalaat, mag hij een ander kwalijk nemen, laat staan verhinderen te doen. Een van de weinige verboden die worden gehandhaafd is dat op het in eigen handen nemen van het recht doen aan wie misdoet. Dat zou dragelijk zijn als er een passende vervanging in het staatsgedrag was voor de alziende, rechtvaardige en wrekende God van het geloof. In plaats daarvan zijn de mensen van het recht net als de veeboeren: op hun manier houden ze van het vee (c.q. de criminelen) waarvan zij in luxe leven. Die luxe betalen de mensen om beschermd te worden en in feite, waarneembaar en niet eens geheim ‘geeft politie / justitie geen prioriteit aan’ het beschermen van de burgers tegen wie hun kinderen, bejaarden en andere daar-dan-zwakken kwaad doen en/of goederen roven. Ze (van politiek, politie en justitie) vinden dat geen erge misdaden. Alleen aanslagen op en ontvoeringen van hooggeplaatsten zijn erg en dan (daartegen) kan ineens alles, wordt er wet en recht gemaakt waar het niet voldoende aanwezig is. [RAF in BRD, schoolvoorbeeld.]
Het kind zal niet kunnen waarnemen dat de volwassenen om hem heen gevangenen, exacter ONTWAPENDEN [ontwapende gekoloniseerde Weigeraars van de zoveelste generatie] zijn. Dat ze recht hebben op bescherming door de overheid de overwinnaars die hen ontwapenden tegen aanvallende vreemden en tegen misdadigers uit hun midden die zich tegen hen richten, valt ook niet te zien, het valt slechts al denkend in te zien. Waar te nemen valt dat ze dat recht niet krijgen en niet kunnen afdwingen.
=========
Men denkt over deze dingen niet op televisie (algemener: via c.q. ‘in’ de media) na. Het blijvend-ware blijft, ten gunste van het opwindend eenmalige pas-gebeurde, onbesproken. De dienaren die door de media toeteren houden het volk dom voor de erfgenamen van de macht van de kolonisatoren (de Verweggiërs). Ze weten niet wat ze doen, doordat ze dat niet willen weten. God, de dader van het natuurwetmatig gebeuren, vergeeft niets (ondanks die verkeerde bede die men Jezus in de mond heeft gelegd). Hij vergeeft niets, maar straft met de onvermijdelijke gevolgen diegenen die na de daders leven. De geïndividualiseerde daders van tegenwoordig lijden daar absoluut niet aan. Zoals alle vorsten wensen zij na hun tijd de zondvloed.
============
Een zwakbegaafde kan niet denken. Wie niet denkt, ook al kán hij het, bereikt dezelfde resultaten als een zwakbegaafde. Een heel volk dat niet denkt, idem.
Het wel denken helpt het volk of enig iemand uit het volk niet: buiten de denker verandert er niks door. Het denken moet dus voor wie het doet ‘doel in zichzelf’ zijn: een vorm van functioneren, zoiets als eten en slapen, waar men dus niet nog eens extra ook loon voor wil hebben.
Het handelen vanuit inzichten die niet overeenstemmen met de propaganda (die bevel is !), is onintelligent.
Er is niets oneervols in het vluchten en zich schuil houden, zich stil houden en zich vermommen. Heel veel dieren overleven zo doende.
Kinderen volgen in hun gedrag de ouderen na waartussen zij leven. Zoals ze leren spreken, zo leren ze handelen: zonder uitleg van de theorie achter het gedrag. Grammatica en consistentie zijn resp. t.a.v. de taal en t.a.v. ‘overwegen + doen’ ingebouwd. Kinderen kunnen oneerlijkheid erg goed waarnemen, dus.
Waar de ouderen gevangenen zijn, in de civilisatie dus, kunnen die niet consistent en eerlijk handelen met succes, of zelfs maar veilig. Ze leren het dus ook niet meer, want leren gaat via doen. Mozes zei (tot het ontsnapte volk dat het niet meer kòn, dat echt, natuurlijk, integer zijn) dat de ouderen dan maar volgens van buiten komend voorschrift moesten handelen, dan was tenminste het vertoonde gedrag ook voorbeeldig, geschikt als omgeving voor de kinderen. Zo gaf het leven vanuit de wet hoop op het ooit innerlijk goed worden (c.q. blijven) van de kinderen.
===============
Het kind leert niet zomaar het onderscheid tussen:
waar zijn en gelden
bestaan en besproken-worden [‘er is’ is ongelijk aan: ‘er wordt gesproken van’]
rapport/melding en suggestie/bewering
echt-gegeven en spel.
De termen / woorden / begrippen ‘koning’, ‘minister president’ en ‘midvoor’ behoren tot de categorie spel. Dat moet een kind verteld worden, want uit de ernst waarmee het volk zich voor de vorst, het vaderland en de club zich onderling en elkaar internationaal (tussenIETSelijk) te lijf gaat, valt het voor geen kind af te leiden.
Het is niet de bedoeling van allen die mee doen, dat de nieuwkomers-kinderen het in de gaten krijgen, dat die waanzinnige ernst wordt gehecht aan wat spel ìs.
===================
Waar sprake van is, dat ìs er (daarmee) nog niet.
Een zelfstandig naamwoord suggereert het bestaan van een met dat woord benoemd iets, minstens suggereert het een verzonnen begrip, met enig nut. Analoog suggereert een werkwoord een bezigheid, proces of gebeuren, ooit gedaan of waargenomen. Maar nee hoor, zo zit het niet in elkaar.
=============
In uniformiteit [alle uitspraken krijgen (nee: kregen reeds) de vorm van constateringen – meldingen] verwordt (verwerd) onze taal. De lemen voeten van het beeld staan in het water.
vrijdag 19 januari 2001 23.36||||||
vrijdag 19 januari 2001 23.36:
De wiskunde en de logica in andere vormen leveren ons geen enkele hoop. Wat werd er geteld, wat werd er gemeten, wat werd er opgemerkt?. Die vragen moeten beantwoord worden bij alle wiskunde (inclusief alle statistiek). Waartoe werd gereduceerd, welk bespreekbeeld werd gebruikt (gehanteerd), wat bleef onopgemerkt? Die vragen horen bij alle besprekingen.
vrijdag 19 januari 2001 23.40||
=======================
zaterdag 20 januari 2001 1.36:
=================
Sommige van de gekoloniseerden hebben, zich emanciperend, de ’taak’ van de kolonisatoren (: de cultuur en de kracht van de onderworpenen breken, tenietdoen) overgenomen, op zich genomen. Deel van die ’taak’ is het vernietigen van de taal (de begrippenapparatuur en de talige vormen) van de onderworpenen. Ze weten niet wat ze doen, maar dat verandert niets aan wat ze doen en het is geen reden voor vergeving en dus komen ze onzacht in aanraking met de gevolgen. En nu weten ze weer niet wat hen overkomt, ze zien het niet eens.
Er wordt onmetelijk veel tekst aangemaakt. Het lijkt dus goed te gaan, iedereen praat en velen schrijven zelfs. De kwaliteit van de onderwerpen en van de talige uitingen is her en der niet eens meer zinkende, ze zit aan de grond.
==================
Op de leerlingen wordt in de SCHOLING geen druk meer uitgeoefend, want dat is onverenigbaar met het mensbeeld dat de reclame jegens hen gebruikt: dat van de soevereine vorst (Koning Klant), die omworven wordt. In de opleidingen wordt druk uitgeoefend en geselecteerd: in dienst van de a.s. gebruikers van wie nu opgeleid worden. Een deel van die druk in de opleidingen werkt door in het onderwijzen, in de scholen, naar voren: de school houdt ze van de straat en bereid ze voor op de bruikbaar-making in de opleiding. Dat is de taak, maar het is duidelijk dat bij die percenten bij wie dat ‘van de straat houden’ niet eens lukt, ook het disciplineren voor die bruikbaar-making niet lukt.
De scholen produceren veel maatschappelijk afval en de opleidingen produceren met opzet vooral verliezers: wie niet uitzonderlijk-bruikbaar wordt, dient zich een verliezer te voelen, dat is een passend gevoel voor een weinig winst opleverende gebruikte. Die massa verliezers heeft geen enkele samenhang meer, de cultuur, het op basis van bloedverwantschap samenleven, is teniet gedaan: iedereen is alleen, volgens de propaganda dus: een individu. In feite een slaaf in zelfbezit.
zaterdag 20 januari 2001 1.57||
voorlopig einde.
==einde correcties en aanvullingen: zo 21 jan. 2001 2.44||
0 reacties