Economie en camouflage

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Definitieve boeken | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen
Trefwoorden:

Jaap Schot, 9 april 1985

De werkelijk werkzame gedragskeuzebepalers zijn die van de economie waarin de mensen leven. Wat ze er omheen vertellen, is ter camouflage.
Ik heb geprobeerd de levensruimte der mensen in kaart te brengen.

 

Nu probeer ik het gedragskeuzedeterminantenpakket te beschrijven waarmee de mensen werken bij handel en wandel in die omgeving, die levensruimte. Wat ze doen, kun je zien.
Wat jij, lezer, zelf doet, weet je beter dan ieder ander. Misschien kijk je er niet naar. En misschien voorkom je dat je er onvertekend van bewust gemaakt wordt,

  • door je eigen brein, of
  • door anderen, die je ‘kritisch’ volgen en je ongezouten de waarheid zeggen.

De anderen om je heen geven laten je zo weinig ruimte als ze maar enigszins kunnen. Anders gezegd, ieder ander neemt zoveel mogelijk van je. Zodat jezelf minder kunt beschikken over het besteden van jouw tijd, aandacht, energie, vaardigheden en geld.

Vraag:
Hoe voorkom je nu dat je zoveel ruimte ontnomen wordt, dat je er kwaadaardig van wordt? En derden, op jouw beurt, gaat beroven van hun initiatief?
Antwoord:

  1. Kijk goed wat je nodig hebt en vermijd alle consumptie van onnodigs.
    Leer niet roken, leer niet snoepen, leer niet het gebruik van alcohol of van enige andere drug, wettelijk toegestaan of niet. Vermijd alle consumptie van genotmiddelen.
    Troost jezelf nooit door wat dan ook te consumeren. Niet door te gaan eten, niet door je te koesteren in de aandacht en toewijding aan jou van anderen. Consumeer nooit om je te troosten en ook nooit om te compenseren voor een of ander tekort.
    Als je een tekort hebt, laat je dat dan volledig bewust worden. En gebruik alle agressieve energie die je uit het hebben van dat tekort krijgt (en in je voelt), om te geraken in een situatie waarin je dat tekort niet hebt. Je geraakt in zulk een andere situatie door je te verplaatsen. Alleen door je te verplaatsen. Meestal zal dat neerkomen op: je in je eentje verplaatsen.
    Bewegen over het aardoppervlak moet onderscheiden worden van bewegen binnen de wereld. Pas als beide manieren van bewegen onmogelijk zijn gebleken, komt de tijd om over geestelijk bewegen te gaan denken. Met andere woorden: pas dan wordt het tijd om na te gaan of ook te leven valt zonder de functie, het functioneren, in kwestie.
  2. Beperk je consumptie tot het nodige voor je eigen volledig functioneren als wild dier.
  3. Vermijd alle vermijdbare omgang met anderen.
    Want: aandacht is handelswaar, koopwaar. Wie aandacht aan je besteedt, levert je een economisch goed, aandacht wordt ‘gegeven’, ‘geschonken’. In de samenleving (i.o.v. in het wild, in de vrijheid) geldt: niets voor niets. Je moet dus voor alle aandacht en tijd die aan je besteed wordt, terugbetalen. Aandacht besteden en ook ‘helpen’. Ja, zeg maar gerust: alle omgaan met je, wordt gedaan om gedaan te krijgen. Mensen maken je tot een van de hunnen. Teneinde daar voordeel van te hebben, zowel meteen en direct als later en indirect.
    Voorbeeld: vervang het praten met anderen zoveel mogelijk door het uitschrijven van wat je eigen brein je bewust maakt en leer je vragen te stellen.
    Zoek ook bij ander functioneren steeds die oplossing, die je onafhankelijk maakt – en houdt – van andermans meedoen. Als anderen met jou meedoen, verplicht je je aan hen.
    Ook als jouw initiatief voor hen een dienstverlening betekent. Dus, wanneer ze – ook voor hun eigen gevoel – je ervoor schadeloos behoren te stellen met een tegenprestatie. Dan nog, zullen ze jou verplichten om door te gaan met hen te gebruiken. Ook als het voor jou niet meer nodig en nuttig is.
  4. Vermijd en vernietig alle emotionele – al of niet, permanente – bindingen met anderen.

Alle doen en laten van anderen is handelswaar, koopwaar, ruilwaar. Zodra, zolang en in zoverre jij prijs stelt op dat doen en laten. Jij zult er op jouw beurt hen voor moeten dienen.
Zodra, zolang en in zoverre jij dat doen en laten van anderen nodig hebt voor jouw leven en welzijn, ben jij aan hen overgeleverd, ben jij in hun macht, ben jij aan hen verslaafd. Jij bent hun ondergeschikte, hun slaaf, niet meer hun gelijke met wie jij ruilt.

Niet door zijn slechts natuurlijke aard, maar door zijn aangepastheid – aan de stand en gang van zaken in de wereld, waarin hij geworpen werd – is ieder ander voor jou, iemand die jou bedreigt of gebruikt.

Men doet en laat om gedaan te krijgen en om te voorkomen. In één term: om de omstanders en de omstandigheden te hanteren, naar de eigen hand te zetten. Dat is de centrale en alom aanwezige instelling. Alloplastiek, veranderen aan dat daar buiten je.
Pas als dat niet kan, ga je over tot veranderen aan jezelf. En het kan minder naarmate je kleiner, jonger, machtelozer bent. De meeste mensen om ons heen zijn in hun vroege jeugd, in de tijd dat ze zeer weinig machtig waren, door hun opvoeders in gebruik genomen en voor anderen hanteerbaar gemaakt.
Onder druk kwamen ze in hun machteloosheid tot het verminken van hun natuurlijk gegeven zelf. Ze kregen een menselijk karakter. Vanuit dat karakter leven (handelen, kiezen) ze en daardoor is de wereld zo’n vreselijk oord om te leven.
Hoe harder er opgevoed wordt, hoe erger dat wordt. De best opgevoede massa was wel in Nazi-Duitsland te vinden, de resultaten zijn bekend. Zelfs deze uiterst recente geschiedenis heeft men echter niet nodig om goede voorbeelden te vinden.
Het is aan te bevelen voorbeelden vooral zo dichtbij mogelijk te zoeken. Ze zijn er te vinden.
Het is hier wellicht zinnig te wijzen op het feit dat “thuis”1 vaak de zachte terreur hoogtij viert. Deze zachte terreur heeft het slaan in vele gezinnen vervangen. Psychische druk en geestelijke wreedheid zijn er namen voor.

Iemand gebruiken is nog niet eens het meest negatieve. In iemand investeren is ook een vorm van iemand gebruiken. Investeren is ook vaak het nemen van het risico dat de investering er niet uit komt.
Verkering is zo’n vorm van risiconemend ondernemen. Aan de hopelijk bruikbare ander wordt tijd, aandacht en toewijding besteed. Wie het meest prijs stelt op het vrijen, verliest. Deze moet de ander betalen.
Ook het nemen van kinderen om een verzekerde oude dag te hebben, is een mooi voorbeeld. De relatie tussen ouders en kinderen wordt niet zelden overgoten met een soort liefdessaus. Met permanente, positieve emotionele bindingen. Stroperig gemaakt door het toevoegen van godsdienstige verzinsels.
Op maatschappelijk niveau zien we tegenwoordig een evenwijdig gebeuren: het bestrijden van de jeugdwerkeloosheid. Er moet altijd een ‘workforce’, een arbeidsleger, bezig zijn, om voor de bejaarden te zorgen.
Ook overeenkomstig tussen hetzelfde handelen op die beide niveaus is het feit dat er niet duidelijk doelgericht over gesproken mag worden. De uitdrukkingen ‘bruikbaar maken’ en ‘in gebruik nemen’ zijn ten aanzien van de jongeren niet veelvuldig in gebruik in de media. Het moet allemaal wat anders benoemd worden.

Samenvattend: voor wie het niet waarschijnlijk is dat hij in de wereld anderen zal kunnen uitbuiten, verdient het aanbeveling zich aan het uitgebuit worden in de wereld te onttrekken. Dat is de maximale bijdrage die hij kan leveren aan het verminderen van het verschijnsel uitbuiting.
Uitbuiten gebeurt of via gewelddadig dwingen, daarvoor kan men slechts aardrijkskundig vluchten, of via zachte terreur, waaraan men zich slechts kan onttrekken door zijn verstand boven zijn gevoel te stellen. Een derde manier is dat de uitgebuite zichzelf actief hanteerbaar en uitbuitbaar maakt, zich verslaaft, aan troostend en aan compenserend consumeren.
Symbolisch, schoolvoorbeeldig, voor zulk consumeren is de drugsverslaving.
Moeilijker als verslavingen te herkennen voor veel mensen zijn de gewenningen aan dienstverlening en aan aandachtbesteding door anderen. Ook moeilijk herkenbare varianten van verslavingen zijn: het hebben van een identiteit, en van een smaak, en van een expresseerbaar (uitbaar) karakter. Ook het geven van een ‘zin’ aan je leven – het iets willen, of het iets willen worden – zijn vormen van verslaving. Wie dat doen, maken zich tot toegewijden, tot slaven. Ze zetten zich in.

Op zich zijn deze verslavingen vrij eenvoudig te herkennen als waanzin, er wordt gesproken over verlossende bindingen. In het algemeen kan men horen dat er iets mis is, aan het logisch strijdige in de uitspraken die men doet.
Het is een domheid wanneer iemand probeert zulke verdwazingen en verslavingen in en bij anderen te bestrijden. Of zogenaamd, te genezen. Er is geen sprake van dwalen, dwaasheid of ziekte. Er is eenvoudigweg een keuze gemaakt uit een, waarschijnlijk gering, aanbod.
Zodra, zolang en in zoverre je in de ‘levensbeschouwing’ van anderen – of jezelf – verzinsels aantreft, is er sprake van een waan. Een waanzin, die deze iemand aan zijn/haar leven heeft gegeven.
In het alledaagse handelen merk je van die waanzin vaak erg weinig. Alleen als de betrokkene in zijn life-space geen keuzes meer heeft of ziet, kan de waanzin het handelen – het doen en laten – gaan beïnvloeden. Het voorkomen (de preventie) van gekte is dan ook gelegen in het doorschrijdbaar houden van de life-space. In het openhouden van mogelijkheden, van keuzes. Een van de meest opsluitende verboden, is het verbod te vluchten. Mensen die hun land, hun baan, hun huwelijk, hun kerk, de zin van hun leven, niet mogen verlaten, die zitten heel erg veel sneller opgesloten, zonder keuzes, dan mensen die wel weg mogen.

Als je dat nu weet, dan is het toch niet zo moeilijk om voor jezelf op te schrijven waaraan jij gehoorzaamt. Aan welke geboden, verboden en toewijdingen jij je houdt, in jouw levensloop door jouw leefruimte, in de voor jou geldende indeling daarvan.
Dit doordenken en het daarna en daarmee verstandig handelen is supersociaal gedrag. Het bespaart jezelf en de samenleving de kosten van veel verpleging en natuurvernietiging. Je houdt er jezelf en anderen gezond mee. En je laat alles wat je anders zou consumeren om je te troosten en om te compenseren voor jouw offers, beschikbaar voor anderen. Dat is zeer sociaal.

Als ik dit alles heel mijn leven al door gehad had, zou ik waarschijnlijk wel heel anders gekozen en gehandeld hebben. Ik vermoed bijvoorbeeld dat ik heel anders gestudeerd zou hebben, zelfs misschien wel niet. In ieder geval geen psychologie in een provincie-universiteit. Of ik zou veel meer carrière gemaakt hebben, om met eer en zo op mijn leeftijd de wereld de rug toe te keren. Waarschijnlijk was ik dan ook niet zonder vrouw, nu. Dat zijn van die vermoedens, van waaruit het de moeite waard lijkt deze teksten toch ooit te publiceren. Er kunnen enkele jonge mensen gemak en voordeel van hebben.

Wat mij als werkwijze overkomt(!) is: het wordt steeds eenvoudiger, dat wat ik te zeggen heb. Dat is al lang zo. Ik heb al vaak de indruk gehad, dat mijn teksten elke keer eenvoudiger worden, als ik mijn onderwerp weer bespreek.

Ik kan niet bewezen achten dat mijn teksten voor niemand bruikbaar en nuttig zouden zijn. Zelf vind ik ze heel goed.
Vraag:
Wat vind ik er dan zo goed aan?
Antwoord:

  1. Mijn begrippen zijn geen verzinsels, maar in het slechtste geval ‘hogere’, samenvattende begrippen. Die hogere begrippen zijn steeds “opgevuld”, verduidelijkt met een overvloed aan concrete voorbeelden, verhalen, beelden en aanwijsbare verschijnselen.
  2. Mijn onderwerpen zijn niet specialistisch en niet detaillistisch. Ze zijn iedereen gegeven.
  3. Het valt me in de loop van het uitschrijven de laatste tijd op hoe ik met één enkel argument alle religies, alle partijen, alle ‘ismen, alle ideologieën, alle ‘cratien terzijde schuif. Daarmee uitzicht openend op de vraag, waar ze een antwoord op zijn, op het probleem waarvoor ze een surrogaat-oplossing zijn.

Met de kaart van de gedifferentieerde life-space ben ik zeer tevreden. Ik merk op dat daar opzettelijk zeer veel verwarring wordt gesticht via de media. Dat is een teken dat het een belangrijk onderwerp is.
In die kaart kunnen de IETSen (dus ook de ‘ismen en de ‘ocratieën) een plaats worden gegeven.

Daarna komt dit opstel, over de keuzedeterminatie, de dwaalwegen enzovoorts.
Waar zijn we bezig, waar zijn we aan bezig, wat staat ons ter beschikking (onze tijd, aandacht, energie, leervermogen, vaardigheden). Dat zijn de vragen.
Een waartoe-antwoord is er niet; waardoor is ook een zinledige vraag.
En we zijn alleen bezig. ‘Ismen’ zijn wanen. Verhalen erover zijn het vertellen niet waard. Niet als inhoudsuitwerking dezer wanen. En niet van buitenaf bekeken als ‘politieke en historische beschouwingen’.

1) In de gezinnen, waar nog veel omgangsvormen doen denken aan de cultuur. Denk aan de feestjes, zoals verjaardagen, Sinterklaas en Kerst.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This