Jaap Schot, 8 november 1984
In een radio‑uitzending werd het onderwerp ‘intrekken van uitkeringen besproken aan de hand van een voorbeeld . Het voorbeeld zat als volgt in elkaar volgens het verhaal: een vrouw zonder man maar met enkele kinderen ontving een uitkering van rijkswege alsmede elk weekend bezoek van een “vriend”. Doordat iemand haar “verlinkt” had, was de sociale dienst opgehouden haar uit te betalen.
De vertelsters van het verhaal waren daarover heel boos.
In de loop van de uitzending en vooral bij het nadenken erover kwam mij het volgende in gedachten:
1. het is de moeite waard om bij het bespreken van een onderwerp ALLE betrokkenen in het verhaal in te voeren en de zaak van alle kanten te bekijken.
2. als we deze zaak opvatten als een zaak die over recht gaat, dan komt het er op aan dat we ‘de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid’ naar voren brengen.
3. doen we dat in dit geval, dan geldt ook, ‑naast de opmerkingen die in de uitzending wel naar voren gebracht werden‑, het volgende verhaal: de vriend in kwestie veroorlooft zich de luxe om het weekeinde buitenshuis door te brengen, al logerend. Wanneer de uitkeringsgerechtigde vrouw hem de gelegenheid daartoe niet gratis verschaft, moet zij geacht worden in de horeca als bedrijfstak zelfstandig te ondernemen. Wanneer zij echter de vriend in kwestie gratis de gelegenheid geeft om bij haar te logeren en te eten, dan is het vanuit de mensen die in de horeca werken en deze man als klant missen, goed te begrijpen dat ze niet willen betalen (via de gemeentelijke sociale dienst) om deze vrouw te ondersteunen via een uitkering, die betaald wordt uit de belasting op hun inkomen, loon en dividend. Langer en ingewikkelder hoeft het aanvullende verhaal niet te zijn.
Met deze kleine aanvulling echter is de basis onder de verontwaardiging in de uitzending in kwestie teniet gedaan. In het economische gebeuren, waarvan de herverdelende staat deel uitmaakt, gelden vriendschap, liefde en ‘plezier in het werk’ beslist niet als argumenten ten aanzien van prijzen en lonen.
Het klinkt niet leuk voor ons betrokkenen, maar ‘iets doen voor een ander’ is in het economie‑verhaal: ‘produceren’, ‘diensten verlenen’, en dat zijn nu precies de dingen waarvoor loon gevraagd en betaald wordt. Het kan best zijn dat de uitkeringsgerechtigde vrouw het niet leuk vindt om haar vriend te laten betalen voor haar gastvrijheid.
Dan echter komt de gedachte naar voren dat die vriend een initiatief zou kunnen nemen. Met de sociale dienst in kwestie zou hij kunnen gaan praten om een regeling te treffen waarbij hij aan hen betaalde in plaats van aan die vrouw.
Wat in de zogenaamd feministische en socialistische uitzending (VARA; ‘hoor haar’ 071184) opvallend afwezig was, was deze sociale instelling van die man en het ter sprake brengen van die betrokken man en zijn plichten überhaupt in deze. In die uitzending ging het alleen over de plichten van de staat om te betalen en de plicht van de buren om hun mond te houden.
Ik begrijp natuurlijk best de suggestie dat die buren deze vrouw als actief met die man melden vanwege hun verwerping van haar seksuele avonturen. Avonturen die er al of niet zijn. Deze seks doet echter in het geheel niet ter zake. Bordelen zijn voor mij gewoon onderdelen van de horeca.
Als we eenmaal zijn begonnen de een of andere zaak te bespreken, dan behoren we er alle voorhanden zijnde beschrijvingswijzen op toe te passen.
Als we het zoals in dit geval ook economisch en financieel over een gebeuren hebben, dan geldt dat alle geslachtelijke omgang valt in de categorie ‘dienstverlening’. Voor het verlenen van diensten wordt betaald, wie aan wie betaalt is totaal onverschillig, desgewenst betaalt men aan elkaar, maar met 18% BTW, het luxe‑tarief. Hetzelfde geldt voor gastvrijheid, wat immers het handelsartikel van hotels en restaurants is.
Waar kunnen wij dan nog zonder af te rekenen met elkaar omgaan zoals in de tijd en omstandigheden in de cultuur voor de invoering van het geld tussen degenen die van die cultuurgroep deel uitmaakten? Het antwoord luidt: “alleen binnen de gezinnen en dergelijke economische (kleinste) eenheden.” Het punt waar het op aankomt is dat de vrouw en de vriend geen economische eenheid vormen en dat daarom de verleende gastvrijheid en andere diensten moeten worden opgevat als economisch op te vatten transacties en niet als liefdevolle interacties. Het onbaatzuchtige, broederlijke, liefderijke menselijke omgaan met elkaar is opgesloten binnen de kleinste economische eenheden, die met de staat afrekenen. Die kleinste economische eenheden hoeven geen gezinnen te zijn, dat is een heel andere, niet‑economische discussie.
Waar het mij om gaat is dat de uitzendsters in kwestie de indruk wekken dat de Staat der Nederlanden nu voor de ingezetenen een vijand is, aan wier uitvoeringsorganen men niet laat weten wat er gaande is. Er zullen weinig politici zijn die durven zeggen dat het gezin gewoon een hotel/café/restaurant/bordeel is. De getrouwde echter weet dit wel. De vrouw kent haar huwelijkse plichten en de man wordt niet slechts geacht, maar ook gedwongen om te betalen, dat heet dan: om zijn vrouw (resp. gezin) te onderhouden.
Als getrouwd man noch als werknemer of werkgever of investeerder in de horeca heeft een ander er zin in om zo’n vrouw uit te laten betalen door de sociale dienst. Het gaat daarbij niet om een logeerpartij af en toe, nodig voor die vrouw (?) om zich een echtgenoot aan te lokken. Het gaat om duidelijke abonnementen, het gaat om gewoonten. Het gaat om de systematische levering van (in dit geval) de koopwaar der horecabedrijven door beunhazen, die geen belasting betalen over hun handel.
In de uitzending bleek dat het aangeven van de stand en gang van zaken in deze kwestie niet te vroeg en niet ten onrechte was gebeurd, want er bleek bij de vrouw noch bij de uitzendster ook maar enig vermoeden aanwezig van het bestaan van bovenstaande argumentatie. Zij noch de vriend hadden het voornemen op te houden met het hebben van een extraatje: haar uitkering over het weekeinde plus zijn besparingen in het weekeinde.
Wie een einde wil maken aan het verschijnsel uitkeringen moet vooral het bovenbeschreven soort eenzijdige pleidooien via de radio blijven uitzenden. Diep in menig luisteraar vestigt zich een machteloze woede op “zulke parasieten”. Die emoties dringen alle redeneringen weg. Het gevoel is het enige wat over blijft.
De gewone getrouwden moeten druk op elkaar uitoefenen om het horecawerk te doen en om te betalen (huishoudgeld af te geven). Vele getrouwde mensen hebben zichzelf, elkaar en anderen wijsgemaakt, voorgehouden, gesuggereerd dat ze uit en om liefde samen gingen leven. Doordat er zoveel huwelijken bestaan, bestaan er (dat is statistisch zeker), ook gelukkige huwelijken. Als ‘gelukkige huwelijken’ zijn waarin het de betrokkenen niet mogelijk is hun bijeenleven anders dan als ‘om redenen buiten alle economie’ te zien, dan zullen in de resterende ‘anders‑dan‑gelukkige’ huwelijken die economische kanten wel opgemerkt worden. Dan zullen veel van die zo gehuwden het voortbestaan afkeuren van de mogelijkheid voor uitkeringstrekkenden om vrij van elk contract alle voordelen van het getrouwd zijn te nemen. Voordelen, die deze zo gehuwden slechts kunnen genieten door het op zich nemen van de lasten van het gehuwd zijn .
Zonder dat het bovenstaande dan uitgesproken wordt, zal “de solidariteit tussen werkenden en niet‑werkenden afnemen, met als gevolg dat het sociale vangnet niet langer zal functioneren”.
Als verzekering tegen de kwade kans dat men zelf in de situatie van de vrouw in kwestie geraakt, kan men ‘recht op een uitkering’ blijvend willen handhaven. Maar men kan zich ook anders dan via de staat verzekeren, dus die draad (eigenbelang en angst) is te dun om een vangnet van te boeten.
0 reacties