Jaap Schot, 21 maart 1992
Naar aanleiding van de belachelijke oproep om vandaag (21-03’92) te gaan demonstreren tegen rassendiscriminatie heb ik uitgeschreven wat me daarbij inviel. Als ik die teksten samenvat komt het op het volgende neer: Thuis voelt een mens zich met anderen die overeenkomsten met hem hebben; hoe meer overeenkomsten, hoe sterker dat thuisgevoel, dat gevoel van samen zijn.
Wie de inwoners van een land zich met elkaar in dat land thuis wil laten voelen dient hen overeenkomstig te laten worden. Dat kost geld, want zij moeten die overeenkomsten zelf op hun zenuwstelsel schrijven en dat doen ze alleen tegen betaling, die overeenkomst hebben en vertonen ze al.
De verschillen die ze van nature hebben doen voor de gewone koopbare mensen van tegenwoordig, en dat zijn ze echt allemaal, niet ter zake. Niemand heeft er enige moeite mee voordelige zaken te doen met lui van een ander ras, geloof, huidskleur, geslacht, waanzin of wat ook. Zowel in het hedendaagse nieuws als in de geschiedenisboeken zijn massa’s voorbeelden daarvan te vinden. Compleet met afkeuring van juist dit niet-discriminerende gedrag. In Zuid-Afrika en in Nazi-Duitsland waren interraciale huwelijken verboden en niet vanzelfsprekend niet voorkomend. Idem voor gemengde huwelijken Rooms-Protestant. Hoeveel ouders doen en deden niet hun best hun kinderen af te houden van het omgaan met kinderen van lagergeplaatsten?
Het lager plaatsen is het probleem, niet het gekleurd zijn of het een of andere geloof of wat ook.
Dat is een van de vele bewijzen dat die hele oproep een smerige leugen is.
Wie tegen het verachten van negers en joden en zigeuners en turken en moslims enz. enz. is, doet er goed aan tegen verachten te zijn en daar geen groepen meer bij te noemen. En ook niet praten over allochtonen, autochtonen en chtoonlozen (landlozen dus).
Daar moet ik het over hebben, over lui zoals ik, landlozen, lui die geen productiemiddelen erfden. Die lui die zo geboren worden kunnen niet hun land gaan bebouwen of aan hun machines of met hun gereedschap gaan werken in dienst van anderen, voor geld en zodoende meedoen, aanbiedend binnen de een of andere vraag. Liefst een vraag naar nodigs voor leven en welzijn, die dus nooit op kan houden. Want wie voorzien in iets nodigs voor anderen, die behoren als enigen tot die verzameling mensen van wie gezegd kan worden dat ze zitten binnen de ruimte die er is voor de bevolking; wie daarbuiten is, is overbevolking. De culturen en civilisaties hebben nog heel wat onnodigs verzonnen waarmee er voor nog wat meer mensen kunstmatig plaats kwam, maar er was en is een enorme mate van overbevolking*. Miljoenen Nederlanders kunnen vannacht in lucht opgaan zonder dat er maandag ook maar enig probleem extra zal blijken te zijn. Honderdduizenden zullen lange tijd niet eens gemist worden. Als de verpuffende instantie het met volmaakte kennis van zaken zou uitzoeken zou dat aantal nooit-gemisten onwaarschijnlijk hoog kunnen zijn. Het spelletje “Nederlandje” kan gespeeld worden door een miljoen of vijf mensen net zo goed als of zelfs beter dan zoals nu met z’n vijftien miljoenen. Het vaderland zou zijn rol in de wereld zeker kunnen spelen en zich evengoed kunnen handhaven als nu. Ik zie niet eens in waarom dat als onaardig klinkend zou moeten worden opgevat.
Ieder gezond kind wordt geboren met een ‘beschrijfbaar’ zenuwstelsel, oftewel met het vermogen van alles en nog wat te leren. Zijn zenuwstelsel is als een eigen aangeboren stukje land ter bebouwing. Duidelijker: hoe krijg je een land ervende boerenzoon gelukkig? Antwoord: Door te zijner tijd de opbrengst van zijn land van hem te kopen. Dan doet hij mee en voelt hij zich thuis. Hoe krijg je zo’n kind dat alleen zijn eigen zenuwstelsel ter exploitatie heeft gelukkig behalve door het buiten de prostitutie en de knechtschap te houden? Antwoord: Door het voor (het bewijzen van) zijn leren te betalen. Geen studiebeurzen, maar stuksgewijze betalen voor goed gemaakte proefwerken, tentamens, examens, noem maar op. Wat te leren? Eigen keuze voor standaardloon, verder iedere particulier en iedere groep (onderneming, bedrijfstak, sekte, religieuze organisatie enz.) de gelegenheid geven extra bij te betalen voor wat die geleerd (gekend en gekund dus) willen zien.
De land ervende boerenzoon kan verbouwen voor eigen gebruik en daarvan leven. Zo kan de bezitloze in het voorgestelde systeem leven van zijn eigen leren. De boerenzoon kan verbouwen voor de markt, als die markt, die vraag er is. Zo kan de bezitloze zich een verkoopbare vaardigheid aanleren. In het voorgestelde systeem worden de kosten van de overbevolking gedragen door de gezamenlijke in de staat georganiseerde aanwezigen. Die kosten worden nu ook door de aanwezigen gedragen, door wie anders. In het voorgestelde systeem gebeurt dat planmatig en doordacht geheel via democratisch vast te stellen en eerlijk te innen belastingen. Nu gebeurt dat langs velerlei wegen, onder vele andere via verzekeringen tegen diefstal en schade. En deels ook nu door belastingen.
Zal de braindrain zo groot zijn dat de uitkoopprijzen opwegen tegen de extra onderwijskosten? Dat is uit te zoeken. Ik ga het niet waarschijnlijk of onwaarschijnlijk zitten achten. Het is niet mijn wereld en de lui van wie de wereld is zoeken het maar uit. Ik draag het idee aan, niet mijn toewijding. Ik voel me in de wereld (de samenleving, de maatschappij, het volk, Nederland) niet thuis.
Ik kan ook uitleggen waarom niet. Ik zie dat jullie elkaar vrij laten om je in ontelbare groepjes dat thuisgevoel te bezorgen. Dat thuisgevoel kan daarin (in die groepjes dus) niet bestaan bij het vol bewust zijn van het feit dat de leer (de veronderstellingen, de waarden, de normen, de verzinsels, de intern afgedwongen gedragingen) van het groepje in kwestie voor de meeste tijdgenoten niet alleen niet bindend maar zelfs belachelijk is, als waan-(zin van het leven) herkenbaar is en in hun groepjes als voorbeeld daarvan dient in het onderwijs aan hun nieuwkomers. Lui uit een groep weten de onzinnigheid van de leer van andere groepen feilloos aan te tonen; ze blijven daarbij redelijk en objectief, want ze ontmoeten geen enkele moeilijkheid bij dat redelijk en objectief blijven. Alle -ismen en religies en groepskenmerkende gewoontenpakketten zijn flauwekul.
En als de bewoners (nee: inwoners) van de wereld nu van de wereld hun aller thuis willen maken, dan moeten ze hun thuis maken van de hele wereld en niet van hun groepsgebied. Dan moeten ze hun groep maken van de hele mensheid en niet van hun subgroepen. Dat wil zeggen dat ze volbewust moeten zijn van dat feit dat al die groepslijm (die leren) verzinsels, humbug en poeha zijn, niet meer waard dan de neiging en de gewoonte om sigarenbandjes te verzamelen. Alle mensen samen vormen een enkele groep, dat is een biologisch gegeven. Dat is waar, dat heeft geen verdediging nodig. De mensheid als geheel heeft als groep geen groepslijm nodig. Bij aller mensen broederschap is de vraag naar verzinsels als groepslijm verdwenen. Alleen die gezamenlijke waarheid, die geen verdediging nodig heeft en niet tot bekeringsoorlogen leidt, verlost de mensen van het verschijnsel ‘onderlinge strijd’.
Al die leiders van al die subgroepen zijn tegen die eenheid want zij verliezen evenals vele leden hun voorrechten. En dat vasthouden aan voorrechten is de echte reden voor de ellende. Het ongelijk verdelen van zowel het nodige als het onnodige is de wens van de meeste mensen. De ellende is gewenst, wordt gewild, voor anderen. De ellende is er niet per ongeluk. Voor het handhaven van die ellende is er strijd nodig, somns heeft die strijd de vorm en minder vaak ook de naam van oorlog (koude soms, echte ook heel vaak). Wie voorrechten wil, wil oorlog, wil strijd, wil onderdrukking. Kortom oorlog en ellende is aller mensen verlangen. Ze hebben wat ze wensen, wat dat betreft. Ze hebben natuurlijk niet allemaal wat ze binnen die strijd wensen: dat ze winnen. Dat kan niet, iedereen winnaar. Waar voorrechten niemand schaden, aan niemand onthouden wat hij van nature nodig heeft voor leven en welzijn, daar kan desnoods dat spel van ongelijk verdelen toegestaan worden. Maar met niet meer status in de ogen van iedereen dan nu het verzamelen van sigarenbandjes.
Nu miljarden exemplaren van de diersoort mens tegelijk de aarde bevolken is het nog steeds net zo als in het begin toen er maar enkele duizenden mensen waren: iedereen kent slechts een paar tientallen anderen. Met die anderen voelt hij zich op grond van zeer veel overeenkomsten thuis. Als en naarmate die overeenkomsten er zijn voelt hij zich thuis, anders is hij alleen maar een gevangene.
Wanneer het bovengedane voorstel wordt aangenomen en uitgevoerd, dan zullen (sommige van) de medecursisten elkaar leren kennen en elkaars overeenkomstigen worden, zich met elkaar thuis gaan voelen, met elkaar in de wereld thuis gaan zijn. Er zullen ontelbare groepen ontstaan die dat thuisgevoel leveren. Misschien zonder dat er aan die groepen de negatieve kanten zitten van zendingsdrift en verachting van anderen. In ieder geval zet een vaardigheid, – en dat is het wat die groepen zal binden -, niet aan tot verdediging van de juistheid ervan, die juistheid is gerelateerd aan de ongeknechte werkelijkheid buiten de mensheid. Het gaat om vaardigheden want vaardigheden zijn het enige examineerbare, slechts kunnen is te examineren, want te vertonen. Een geleerde vaardigheid is echt, behoort tot de ongeknechte werkelijkheid en is gegeven. Alles erover is te kennen, want waar te nemen. is waar en behoeft geen verdediging. Dat de vaardigheid zo kan is geen verzinsel.
Diep in kent iedereen die met anderen in een verzinsel gelooft het feit dat hij een waan heeft aangenomen. Zij houden een verzinsel voor waar en dat feit kennen ze. Het is echter onmogelijk om bij het gezegde ‘waar voor mij, maar niet noodzakelijk waar voor ieder ander’ iets in het kennen te hebben. Wie zich wijsmaakt dat een verzinsel uit zijn kennen hem bewust wordt, moet zich ook wijsmaken dat dat verzinsel waar is los van gelovigen en ongelovigen, absoluut, uit zichzelf waar, er is geen andere betekenis voor het woord ‘waarheid’. Alle waarheid is absolute, gekende, niet geloofde, waarheid. Dat feit kent iedereen, dat is ieders begrip waarheid. Maar zodra en zolang er van die geloven en meningen zijn mag dat begrip niet duidelijk bewust worden, niet bij de gelovigen en niet bij de ongelovigen, die zo nodig verdraagzaamheid moeten prediken al was het alleen maar voor hun eigen veiligheid, alleen als ze staan buiten al die groepen.
Het uitvoeren van mijn onderwijsvoorstel zou leiden tot de aanmaak van andere groepen die thuisgevoel leveren, aanvankelijk naast al die geloven, inspiraties en commercieel verkregen leefstijlen. Later in plaats van.
Misschien beschrijf ik een eindeloze proliferatie van die soort standen waarvan nu de artsenstand het schoolvoorbeeld is. De negatieve kanten van die groepensoort zijn dan te verkennen en wellicht te vermijden.
Het nalaten van discrimineren kan niet nu de wereld zo georganiseerd is als ze is. Het vernederen en vertrappen van wie geen leden van jouw groep zijn is onvermijdelijk waar iedereen met iedereen op de markt vecht om wat schaars is: [opdrachten (oftewel koopkrachtige vraag) van Koning Klant en aandacht van de betalende Jan Publiek]. Op die markt vertonen de inwoners van de wereld die gemeenschappelijkheden (overeenkomsten) die geen thuiszijn met de anderen geven, op de markt is niemand thuis. Die markt is een slagveld. Sommigen zijn er als vissen in het water (onveilig, vissen eten vissen op, weet U nog ?, maar volledig aangepast), maar thuis zijn is iets anders.
Er kan juist enkel en alleen voor mensen een leven (txaenzbestedingsruimte) zijn naast de markt en buiten de waanzingevingen (de ideologieën en religies). Ideologieën en religies kunnen er niet tegen in het bewustzijn van ‘hun’ mensen naast anderen te bestaan, bekend te zijn. De paus wil Europa herkerstenen, onder de islamieten woedt ook weer fundamentalisme. Op de markt hoeft niet gevochten te worden als het er niet overdruk is. Als alle mensen op die markt moeten zijn is het er te druk om er verstandig en vredig aan toe te kunnen gaan. Het zou verstandig zijn mensen van die markt weg te laten, hen de gelegenheid tot ernaast leven te laten. Er naast leven nu al vanouds parasitair de politici, de priesters en de goeroes bijvoorbeeld. Parasitair, o.k., dat is onmiskenbaar, maar het verdient aanbeveling zich door dat feit niet te laten blinderen. Velen die nu in plaats van te parasiteren op de markt gedwongen meedoen en/of stelen, doen daar meer schade dan ze als parasiet ooit zouden kunnen en/of willen doen. De parasiet kent tevredenheid, heeft een eindig streven, de nutteloze zaken nastrevende vechter op de markt heeft het daar nu eenmaal geldende oneindige streven. Dat is schadelijker.
Maar men ziet maar. Om precies te zijn, men zal niet zien, want men zal niet kijken. Maar het duurt per definitie mijn tijd en daar gaat het mij maar om. Zo gaat dat bij tevreden parasieten.
*) OVERBEVOLKING kan op verschillende manieren worden opgevat.
– Ten eerste biologisch: in het ecosysteem in kwestie kunnen er teveel exemplaren van de een of andere soort zijn. Dat teveel schaadt dan de doeltreffendheid van het hele systeem in het gebruiken van de beschikbare niet-levende hulpbronnen (zonlicht, water, mineralen, ruimte). Het ecosysteem is minder omvangrijk en minder zwaar (biomassa) dan het zou kunnen zijn als die plaag, dat teveel aan exemplaren van een soort, er niet zou zijn.
– Ten tweede kan men van overbevolking spreken binnen de mensheid, blind voor alle andere leven en de belangen daarvan en van het geheel van het leven op aarde. Dat kan gedurende die tijd dat de mensen zich nog kunnen verplaatsen, elders natuurproducten kunnen gaan halen (en/of verbouwen) die dichtbij op zijn. De aanwezige hoeveelheid mensen wordt dan niet gemeten tegenover het ecosysteem waarvan zij deel uitmaken, nee ‘de natuur’ is dan slechts ‘milieu’, om de mensheid heen, buiten. Binnen de mensenmassa is er een spel aan de gang, de civilisatie, ‘het grote veroveren’, ‘overtreffertje met bezit’. Op het speelveld van dat spel is er voor een beperkt aantal spelers plaats en voor een groter aantal gebruikten (geknechten). Maar er kunnen zeer veel mensen over zijn, niet slechts de onbruikbaren, maar zelfs in principe bruikbaren. Zelfs als men de ongebruikten niet als de overbevolking wil aanwijzen, telt men ze toch en zoveel als men er per honderd aanwezigen telt, zoveel is het percentage overbevolking. De overbevolking van het speelbord.
– Ten derde: Bij een cultuur, bij een immobiele samenleving van landbezitters dus, gevestigden, zonder gelegenheid om verderop meer te gaan halen dan er hier van het land komt, is overbevolking de aanwezigheid van meer mensen dan er te voeden blijken.
**) om iedereen leerstof (met name vaardigheden) naar zijn eigen keus samen met anderen te laten leren voor geld. Dat samen doen gebeurt vanzelf doordat daarnaar gestreefd zal worden door:
1. de van hun leerresultaten mede levende onderwijzers,
2. de verschaffers van leermiddelen,
3. de leerlingen zelf (vanwege de gezelligheid en andere voordelen van het werken in een groep).
0 reacties