Entelechie

Categorieën: 2005, 1 januari – 2009, 31 december | Archief
Trefwoorden:

Jaap Schot, 26-27 juni 2005

  • Die entelechie zou wel eens net zo’n centraal begrip kunnen blijken als ‘txaenz‘. Het is met ons als met een vuur: wij zijn geen mechanieken, maar voortdurend veranderende ‘dingen die gebeuren’ en die verwerken, een doorstroom kennen, aan het doorstromende veranderen aandoen.
  • Dat is waar omtrent het lichamelijke, lijfelijk, levende: het voer, het eten en de resulterende ‘ontlasting’, ‘mest’, stront, poep. Grondstoffen en eindproducten zijn ongelijk.
  • Om als dit proces (verwerkingsproces) aan de gang te blijven is voedsel nodig. Als er een vuurleer zou zijn, pyrologie, dan zou daarin beschreven worden dat er op verschillende momenten in het verloop van de brand verschillende ‘dingen’ nodig zijn zoals ruimte, nieuw brandbaars, zuurstof, voldoende hoge temperatuur enz..
  • De brand heeft geen doel, streeft nergens naar, gebeurt alleen maar (= slechts).
  • maar de brand wil voortduren, dat is haar entelechie.
  • Hoe zit dat nou met dieren? Die moeten wel achter voedsel (brandstof en bouwstoffen) aan, bewegen, zoeken zelfs, maar eerst is er bij vele soorten (de zeeschildpadden zijn het tegenvoorbeeld) het aannemen van aangeboden voedsel, het ‘leren eten’.
  • Het dier wil ook alleen maar voortduren en gebeuren. Het vuur maximaliseert blindelings het verassen (tot as maken / laten worden) van alles wat bereikbaar is. Vonken en opstijgende brandende dingen zijn de zaden van het vuur.
  • Vuur verspreidt zich niet.
  • Planten zaaien niet.
  • Dieren worden niet geacht zich voort te planten, wat ze doen moet zo nodig ‘instinct’ heten, WANT: wij de bewusten, de mensen, zijn er immers en wij bespreken ons gebeuren zoals we het gebeuren van de brand, de plant en het dier bespreken, objectief, beschrijvend, wetenschappelijk. [Ik laat even weg: het gewone alles overstemmende geneuzel bíj ons gebeuren: het oordelende (mooi – lelijk, goed – slecht, edel – plat) gevoelsgepraat, het verbale vlooien en zo. Al die walgblubber even niet, hier, nu. Even doen alsof we volwaardig zijn, vrije dieren minstens, vrije taaldieren dus, want dát zijn wij, anders kon je het niet lezen.]
  • Ik schat op basis van mijn gevoel en mijn bijzonder geringe ervaring met anderen dat er niet meer dan één op de tienduizend Nederlanders in zijn leven ooit enige uren zo denkt, zo als denkhoofd gebeurt.
  • Het zich herinneren van dingen en het napraten, meepraten en doorpraten als je niks meer te melden hebt, maakt ‘je’ wel tot een vuller van andermans bewustzijn, maar je geeft die ander stenen voor brood, je gooit bakstenen op het vuur (in de open haard). Je maakt dezelfde bewegingen als wie blokken droog hout in de open haard gooit. De vormanalyse van je bewegingen is zo blind voor het feit dat je onbrandbaars en oneetbaars uitreikt, als de grammatica en logica zijn voor wat ik geërgerd ‘leeg gelul’ noem, naar niets waarneembaars wijzend gewauwel. [Zojuist vanmorgen weer een voorbeeld via de BBC: een leeghoofd die vaststelde dat die minderwaardige wetenschap maar geen vat kan krijgen op de grote schoonheid die hij voelt bij Bach en Rembrandt. En let op: ik kan niet bewijzen dat ik en ‘de wetenschap’ niks missen, maar ik kan wél eenvoudig stellen dat het aan hém is te bewijzen dat ik “kleurenblind” ben t.a.v. schoonheid en hij niet bezig de nieuwe kleren van de keizer uit het sprookje van Andersen te loven. Na dat sprookje zijn deze oenen toch weerlegd, kom nou. Kinderen hóeven dit geneuzel “kunst en kitsch NIET TE LEREN, HET IS OPSCHEPPERIJ. PUUR. Aangeleerde opschepperij. Zie ook Norbert Elias over de beschaving van de burgertjes hier, de blanken over het hele aardoppervlak, bezig tóch nog ‘Lodewijk en zijn jurkenadel’ te spelen.
  • Nu die gal er uit is, uitgekotst, terug naar het vuur, het zich copiërende molecuul (DNA), de bacterie, de plant, het dier, de mens, de parasiet, de meem (= het idee).
  • Ook het doen dat kunnen nalaten impliceert is een aangemaakt stuk wauwelgereedschap, om de vorst der overwinnaars te eren en de overwonnenen met schuld te kunnen beladen (schuld die een verzinsel is, niemand heeft ooit schuld kunnen vinden in de betekenis van aantreffen): alles en iedereen gebeurt alleen maar, niets kan zich nalaten, niet ‘doet’ zich.
  • Er is dus ook nooit ergens verdienste (merite, basis voor ‘eer bieden’). Niets van ‘wat gebeurt’ is een schande.
  • Al die oordelen, die niet-constateringen, zijn gewauwel: het in beweging brengen van lucht. Het plaatsen van en wijzen op in de leegte wijzende dingen met het uiterlijk van wegwijzers. Al die woorden zijn nét namen, al die uitspraken in de vorm van meldingen, zijn nét constateringen.
  • Al dat burgermensengedrag, het is nét ‘als mens gebeuren’, maar het is onecht. Maar het is ‘spelen’, het raakt de entelechie van de betrokkene, de neuzelaar, niet. Hij LEEFT er niet in, hij is dood. Hij is de eerste dood gestorven, de tweede dood is definitief (dan gaat het vlees tot ontbinding over). Nu, al neuzelende, heeft ie alleen maar geen leven, hij brándt niet en dat vóelt ie.
  • De neuzelaar is de gebruikte (meestal: zelf, op zijn beurt, anderen gebruikende) die met zijn entelechie geen contact meer heeft, zoals toen hij baby was en zijn entelechie meldde via zijn lijfje.
  • Nu de neuzelaar heeft leren praten, spreekt door hem heen de omgeving en met name ‘wat daarin vroeger was en de woordenschat en de wetten en zeden en gewoonten schiep’. Je hoort het zo uit welk milieu in welk land in welke tijd de neuzelaar is. Wat ie aan ‘algemeen menselijks’ vertoont, beperkt zich grotendeels tot zulke onvermijdelijkheden als ademen en kreunen bij erge pijn. De rest is al gauw ’typisch’ voor genoemde “herkomst”.
  • Het respecteren van die aangeleerde schil óm de entelechie heen waarin deze entelechie gesmoord en niet zelden vermoord wordt, is even fout als het kwalijk nemen van dat leren, omdat leren niet gedaan wordt, terwijl het na te laten is, maar gewoon gebeurt, de mens in een omgeving kan het leren van (= door, onder veroorzaking van) die omgeving niet nalaten en kan zich zijn tijd en omgeving ‘van leven, van gebeuren, niet uitkiezen. Kortom de mens is als elk ander deelgebeuren van het grote gebeuren (= de oppervlakte van de werkelijkheid) volstrekt willoos overgeleverd aan “zijn” omgeving (= het hem omgevende andere gebeuren dat aan hem, dat is: aan zijn willekeurig gedáchte afmeting/definitie/ omschrijving, grenst, hem raakt).
  • Van wat je raakt, leer je. Dat gebeurt, dat overkómt je.
  • Zelfs als je het initiatief neemt ergens heen te gaan, weet je niet wat je daar te wachten staat, dus je kunt niet verantwoordelijk gehouden worden voor wat je daar overkomt, wat je daar leert. [Denk aan die debiele vragen aan kinderen “wat wil je leren?” en “wat wil je later worden?”.]
  • ‘Niet verantwoordelijk’ betekent: niet te prijzen en niet te beschuldigen. Maar wat vooral fout is, dat is het respecteren van de toevallige (echt door niemand bedoelbare, dus nooit bedoelde) resultante van ‘wat er met die ander gebeurde’ = wat ie leerde = zijn unieke persoonlijkheid, zijn cultuur en al die nonsensical psychoblubber meer.
  • TERZIJDE: IK SCHELD omdat ik niet in de propaganda mee wil gaan die in de (‘onze taal’ genoemde en voor de taal gehóuden) woordenschat en populaire begrippenverzameling ingebouwd zit.
  • Als ‘je’ eenmaal hebt gezegd, tot jezelf: “ze proberen me te belazeren”, dan hoor je ze bezig. ‘me’ staat hier voor: iedereen, dus ook mij. Er is geen vooronderstelling bij mij dat ze op mij gericht bezig zijn, zelfs niet dat ze daders zijn. Het gebeurt gewoon. Ze horen en lezen en zien (een,al hun txaenz ‘kostende’/ vullende deel van ) het afleidende, dat uit de bewustzijnsindustrie gratis beschikbaar komt. Van 999 permille van de output van de media is niets bevrijdends te leren.
  • Het is puur toeval (in die andere, daderschap van God veronderstellende termen ‘genade’/ ‘uitverkiezing’) of iemand op zoek gaat naar die ene promille. Velen zijn geroepen, alles wat nodig is, is reeds gepubliceerd, “ze hebben Mozes en de profeten” zo werd Jezus in de mond gelegd, maar weinigen zijn uitverkoren.
  • En wat hébben mensen er ook bij te winnen? Ze kunnen slechts ‘wat waar is’ aantreffen, al het andere kunnen ze alleen van horen zeggen of uit eigen wanen krijgen.
  • ‘Wat waar is’, dat KEN ‘je’ al: het gaat slechts om ‘dat wat je raakt’ en dat is je per definitie (binnen de beperkingen van je zintuigen en talig vermogen) gegeven, dus bekend, door jou gekend. Wat ‘je’ kunt doen is: ‘wat je reeds kent’ beschrijven, in de betekenis van solitair bespreken. “Je bewust maken” noemt men dat ook wel. Van kennis informatie maken. Met de taal (of de aanmaakapparatuur en aanmaakvaardigheid voor beeldmateriaal) maak je van kennis informatie en die informátie is dan ook aan anderen te geven, als wegwijzer naar ‘wat door jou gekend werd / wordt”.
  • Zo werkt het. Als Robinson Crusoe van zijn kennis informatie heeft gemaakt kan hij nog steeds niet iemand iets mededelen: er is immers niemand aanwezig. Robinson is zich bewust, zowel van zijn kennis als van het feit dat hij zijn informatie, zijn bericht, niet kwijt kan, dat het plaatsen van wegwijzers op zijn eiland door hem slechts voor hem zelf kan worden gedaan.
  • Mijn uitschrijven is het plaatsen van wegwijzers op mijn onbewoond eiland.
  • Ieders uitschrijven is het plaatsen van wegwijzers op zijn onbewoond eiland.
  • Mensen zijn volstrekt niet in staat tot kennisoverdacht (telepathie).
  • Niemand krijgt een boodschap binnen, binnen komt slechts de interpretatie.
  • Het aangeleerde zit als een appercepiërende (= interpreterende = verwerpende en vertekenende ) schil om de entelechie heen; die entelechie, die eigen behoeften / dat eigen nodig hebben, inclusief: WILLEN WETEN komt niet vaak meer door die schil heen.
  • Aan de baby wordt het luisteren naar de eigen entelechie (op basis van wat het kind dáárvan verneemt huilt het en glimlacht het vergenoegd, op de radio kan het nog niet reageren) niet CULTIVEREND onderwezen, wat zou kunnen, technisch. Het ‘kost’ txaenz, dat wel, want het ligt niet gereed voor het gebruiks- en productievee dat wij zijn (en waren in de ogen van die mensengebruikers, slavendrijvers (= managers), priesters en juristen die “onze” woordenschat en begrippenverzameling samen stelden en stellen.
  • Wat in de omgangstaal en de media ‘onderwijs’ heet is totaal verschillend van wat in de “idealistische literatuur daarover” zo heet. In die literatuur is onderwijzen: de leerling, ter ontwikkeling daaraan, in aanraking brengen met wat hij anders niet zal vinden (aantreffen). Zo geeft men practicum scheikunde aan de leerling omdat de toegang tot de laboratoria verboden is voor wie er niet als productievee in ‘werken’. Niemand zal met de leerlingen beginnen over de staat en de democratie, anders dan met propaganda. Onderwijzen is: die propaganda vervangen door de objectief beschrijvende talige benadering.
  • De wet schrijft onderwijs aan ieder kind voor, maar dwingt het niet af, laat toe dat het door propaganda, indoctrinatie en geheimhouding lekker goedkoop verwordt tot het rijp maken voor het volgen van beroepsopleidingen (voorbereiden op het bruikbaar maken als bron van gespecialiseerd, kwalitatief veredeld txaenz dus). Wat men met uitslaven deed toen de civilisatie die vorm (dat regime) had en met de kinderen op de kloosterscholen: in gebruik nemen, er vee van maken. Het kind het zelf leven, zoals een wild dier dat doet, niet aanleren en voor zover het dat van nature nog doet, daar waar door het systeem gewenst: áfleren.
  • Let wel: door het systeem gewenst, de zogenaamde onderwijzers, die het voor de kost doen, zijn, oh heerlijke contradictie in deze omstandigheden: TE GOEDER TROUW DOORGANKELIJK.
  • Ze zijn arbeiders aan een lopende band systeem: elk jaar komt er een verse groep kinderen langs aan wie dezelfde behandeling moet worden gegeven: het curriculum moet worden doorlopen, de leerdoelen moeten worden bereikt, de eindtermen gehaald. En het verbórgen curriculum houdt (o.a.) in dat dat normaal en goed is, ‘dat wat gebeurt’.
  • Nogmaals, terzijde, in reactie op deze misstand aan de kinderen vragen wat zíj willen leren, is een mooi voorbeeld van het feit dat men door het voelen en uitleven van opstandigheid alleen, er niet uit komt. [‘Iederwijs’ op internet.]
  • Ze komen er helemaal niet meer uit. Wedden?
  • Het gemiddelde IQ, gepaard aan de afleidbaarheid en de genotzucht en de gemakzucht en al die andere zuchten, drangen, baarheden en gierigheden garanderen dat.
  • Alles gebeurt gewoon, alle inspiratie is uit mij geweken. Ik heb enige tijd gedacht dat ‘ze’ het meenden, dat “idealistische”, dat van die sportiviteit, die wetenschappelijkheid, die wens om de kinderen de kans te geven te gebeuren, als entelechie, volgens ingebouwd plan, ontwikkelen als men denkt aan een ingevouwd plan. De entelechie is in mijn beschrijving: het in de vórm van wat ik materieel, weegbaar ben, uitgedrukt plan. [Zonder een uitdrukker en een plannenmaker en een planbewaker te veronderstellen: het plan, de vorm, zelf, bestuurt, door lust en onlust te laten voelen.] Het is me wat.
  • Filosoferen als de solitaire bezigheid ‘zich zijn kennis en kennen bewust maken, door daarover te spreken zoals met de taal over álles nu eenmaal gesproken wordt: met afstand’.
  • Filosoferen blijkt niet anders dan solitair te kunnen, zoals ook iedereen zijn eigen adem moet halen, met z’n longen zelf zuurstof uit de lucht moet halen, door de beademingstechnieken moet deze uitspraak steeds weer anders. Als de bedoeling maar duidelijk wordt. Omdat ik solitair bezig ben: als ik van dat ómformuleren, maar leer. 12:29|||||aanvullen gestopt: 13:41|||
  • het staatschristendom heeft de mensen ertoe proberen te brengen enthousiast te worden om gebruikt te worden , door de Heere via de heren, en dat is vaak en alng gelukt. Nu zijn er nog hele horden lieden die nuttig willen zijn voor de samenleving en de mensheid en de slachtoffers en het milieu her en der. Er wórdt wat afgezocht in de goten waar al die mislukten en mishandelden “terecht” gekomen zijn.
  • Ik heb ook nog een boekje van een psychiater die ‘gezondheid’ definieert als ‘(mede) zinvol ingeschakeld zijn in het geheel van het zijnde’. Dát is die propaganda van (dus vóór, ten gunste van) de civilisatie tégen de “zelfzuchtige” natuur van ‘de mens’ (= het wilde dier, dat nuttig gemaakt moet worden: hetzij met geweld of listig bedrog/ propaganda).
  • Let wel: het egoïsme is iets anders, dat is wat aangezet moet worden bij het gaan spelen van het maatschappelijk-economisch ‘spel’, anders kan de berekenende klant niet passen in de modellen van de entrepreneurswereld.
  • Oh ja, enige dagen geleden dacht ik ineens dat die chinezen die namaakmerkartikelen op de markt kunnen gooien met als merk “Fuck the Original”: iedere (nu ja, menig) verachtelijke aangepaste die pubert zal hier een mogelijkheid zien om lekker lullig te doen en dat voor een betaalbare prijs.
  • 17:10: wanneer is dat nou begonnen dat ontmoedigde ‘de maatschappij is niet maakbaar’ (= alles overkómt ons)?. Ik heb geen idee.
  • Macht is wat je, door gebruik te maken van de structuren, grijpt, aan je trekt en wat de massa anderen je láten of zelfs via hun koopgedrag géven. Macht = koopkracht. Die andere macht, die van de staat, de overheid, die he zwaard niet zomaar draagt, die macht wil men door lastenverlaging voor de private burger zo klein mogelijk houden, tegen de solidariteit en het redelijk overleg in dus. En wat erger is: tegen de onontkenbare feiten in, schoolvoorbeeld: het ontdekken en verplegen van besmettelijk zieke illegalen en andere (tegen ziektekosten) onverzekerden. De werkelijkheid speelt het spelletje niet mee en wie wel en niet meedoen binnen een subspelletje worden door de werkelijkheid niet onderscheiden en/of verschillend geraakt.
  • Alles gebeurt gewoon, het privatiseren en het uitbreken van epidemieën en zo. Dat wat de anderen organiseren is voor ons een natuurramp of een dag goed weer, als elke andere. De anderen zijn onaanspreekbaar, zo onverbiddelijk als een boosaardige god.
  • maandag 27 juni 2005 10:23:
  • Het is een misverstand te menen dat ooit de beschrijvingswijze, de theorie, het bespreekbeeld wordt aangetroffen ín het onderwerp, ín de werkelijkheid.
  • Het is niet gebeurd, maar ze zou best waarschijnlijk ánders zijn geworden, de theorie omtrent het veranderen van ‘wat leeft op aarde’, de evolutietheorie, als die was ontwikkeld door Eskimo’s. Het bespreekbeeld ‘strijd’ ligt de koloniserende Engelsen vooraan in het denkhoofd en in de mond en ze loven en prijzen nog steeds álle massamoordenaars die over legers beschikten (schoolvoorbeelden: Alexander de Grote en die hele rij Hitlers die het wél duizendjarige Romeinse Rijk van verschrikkingen en ellende als keizers leidden).
  • Het wordt er niet beter op als zelfs tegenwoordig ‘fittest’ nog vrijwel steevast wordt vertaald met ‘sterkste’. Daderschap suggereren vanwege eigen in daderschap gelóven.
  • Wij zijn de taal als gereedschap kwijt en hebben daarvoor in de plaats een woordenschat (exacter: een massa woord-begrip-combinaties, wbc‘s) die een vuilnisbelt is. Verandering en ontbinding zien we daarin aan het gebeuren.
  • En het melden is verworden tot (exacter: vervangen door) bedriegen, het spreken van onwaarheid, reclame, propaganda, inspirerende verhalen, pep-talk. Liegen en geheim houden.
  • Wat er gebeurde aan gedrag van de levenden was, en hun eigenschappen en vormen zijn: voor hen niet dodelijk, ‘niet ten dode’; het is tamelijk dwaas het voor te stellen dat ze doelgericht, ’ten leven’ waren en zijn. In die keuze komt toch weer dat daderschap ‘om de hoek kijken’, dat in de wetenschap, die geen hersenschimmen houdt, niet thuishoort. 10:55||
  • Als ‘entelechie’ zoiets betekent als ‘wat gebeuren moet opdat het goed ga’, dan zit er ruimte in ‘wat goed heet’, waar vrede mee te hebben is, waarmee tevreden te zijn is. We ervaren niet, -zoals die prinses op die erwt -, bij het minste of geringste reeds onlust. En lust beleven we niet ononderbroken, zonder dat dát ons nu schaadt.
  • Waar het om gaat is: te WETEN, volbewust, herhaald zelf besproken, te hebben dat ‘je’ een entelechie hebt en dat ál jouw eigen txaenz er is voor jou, ten gunste (“ten dienste”, als je die knechtschapsterm wilt gebruiken) van jouw eigen ‘entelechie’, jouw ‘ongeveer zó moeten gebeuren’ dus. Uitsluitend daarvoor.
  • Om niet te worden gebruikt moet je dus leren onderscheiden ‘wat er aan jou van jou is’. Je bent een dier, alle ondierlijke ‘behoeften’ zijn aangepraat, zijn gaten waardoorheen ‘ze’ (de binnensoortelijke parasieten) jouw txaenz aftappen. Schoolvoorbeeld: merkkleding, ‘status symboliserende merkartikelen’ in het algemeen. Zo’n horloge geeft niet meer tijd aan de drager. Zo’n broek geeft niet meer kracht in je benen of zo. ‘Lekker’, voornaam, gezellig, ‘in ambience’ eten is niet voedzamer of passender bij ‘wat je nodig hebt, als chemisch proces’. Het slaat allemaal nergens op, die luxe, dat ‘goede leven’, het is puur poeha, leegte, ijdelheid, txaenz verdoen (in feite: aan het werken om aan het geld te komen dat al die onzin kost). Heb je die txaenz dan niet óver, nu je in de ‘al het nodige op een koopje leverende’, geïndustrialiseerde samenleving zit? Nee, bij nader inzien niet, want: bij dat nadere inzien blijk ‘je’ onoplettend te leven, en aan je massa aangeleerds (dat heet ‘je persoonlijkheid’) te worden meegevoerd naar waar je niet moet en niet wilt zijn, zoals een stier wordt gevoerd aan zijn neusring. Zo’n stier en de dienstplichtige (of op de arbeidsmarkt elders kansloze / kansarme “vrijwillige”) soldaten zelfs ’ter slachting’.
  • In het gesprek over de overbevolking kan ik zeggen dat dit wat ik propageer (ophouden je aan ‘wat je aanleerde te laten meevoeren door de parasitairen, ontwaken, nuchter worden, ontnuchteren) een vermenigvuldigingsfactor weghaalt die nu achter het aantal levende exemplaren van de diersoort ‘mens’ staat: een luxe consumerende stad is veel schadelijker voor ‘het milieu’ en ‘het klimaat’ en ‘de natuur’ dan een stad vol lui van ( = met) “mijn filosofie”, “mijn levensopvatting”. [Eigenlijk propageer ik helemaal niks, ik doe aan antipropaganda. En dat nog in alle stilte. Onzin dus.] 11:49||
  • 13:50: Als er volgens (en voor) Thatcher geen ‘society’ ís, slaat dat niet op de werkelijkheid (het ‘boom in de zomerstorm’-effect) maar op de psychische en juridische afwezigheid van een inspirerende, resp. loyaliteit afdwingende grootheid.
  • Wij leven niet bij elkaar in een kudde zoals die (gnoes e.d.) in de natuur bestaan, maar in georganiseerde afhankelijkheidsverbanden, een namaak van de lichamen, de organismen die uit cellen zijn opgebouwd, die geen van allen nog los van het lichaam, uit hun verband, vrij en ongespecialiseerd, kunnen bestaan, leven, gebeuren.
  • Men wauwelt over ‘ontworteld raken’, maar dat is een verkeerd beeld: die vluchtelingen en zo zijn uit hun verbanden verdreven en kunnen nu in hun Robinson Crusoe situatie geen avontuur zien, gen bevrijd zijn, maar een reden om te klagen. Natuurlijk zou Robinson ook graag nog méér hebben aangetroffen in “zijn” scheepswrak. Maar het gaat hier om het opvatten van het na die stranding gegevene, aanwezige, onvermijdelijke: het solitair verder leven, zonder buitenbesturing, DUS puur “op de entelechie”.
  • De mensen worden vrij en gelijk geboren, maar onverwijld tot cellen van het namaakorganisme, de organisatie ‘volk’, ‘staat’, gemaakt.
  • De vraag is nu: herinnert iemand zich nog dat ie zelfstandig, entelechiegestuurd begon, nee dus, nou: beséft ie het dan in ieder geval nog? Herstelt hij zich, gaat ie weer staan? Werpt hij zijn buitenbesturingsmiddelen, zijn zadel, zijn tuig, zijn leidsels, zijn waarden en normen, zijn aangeleerds dat geen gereedschap maar gedragskeuzedeterminerends is áf en gaat ie solitair verder.
  • Los daarvan staat of het losraken gevolg van eigen of andermans inspanningen of van toeval is.
  • Los dáárvan staat weer of ie in de gaten heeft hoe onzinnig en leeg ‘betreuren van wat was en verloren ging’ was en is en zijn zal. Er is alleen (aan het gebeuren) dat wat aan het gebeuren is. Punt uit, er is geen wensplaat daarnaast aan te treffen, wel te fantaseren. En pas mét zo’n plaat er naast kan er worden toegejuicht en/of betreurt, zónder zo’n plaat kijkt de entelechiegestuurde slechts wat er van ‘wat gebeurt’ voor hem bruikbaar is ten leven (= om ‘zo goed mogelijk te gebeuren’ = ‘met alle lichaamsdelen/ organen te functioneren’).

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This