Jaap Schot, 11 september 1992
Het is bij de ‘geëvolueerde’ verschijnselenparen niet vast te stellen wat er eerder was, de oplossing of het vraagstuk. Logisch was er eerst het vraagstuk, maar of de bedoeling er was om het op te lossen, dat is achteraf niet te zeggen. En was er een bedoeler?
Als er zich dan een oplossend, passend, tegenwichtgevend verschijnsel voordoet, door toeval of bedoeld, door het streven van zo’n strever naar een oplossing, dan zijn er vraagstuk en oplossing beide. En dat is en blijft dan een stel.
De delen van het stel groeien naar elkaar toe, ze gaan beter bij elkaar passen. Maar het vraagstuk streeft er naar zijn oplossing teniet te doen. Ik bedoel daarmee het volgende: toen er eenmaal een slot was om bezit achter veilig te stellen, kwamen er dieven die dat eerste slot kraakten, de sluiter te slim af waren. Dat laat de slotenmaker dan niet op zich zitten en zo ontwikkelt zich het verschijnsel slot: naar duizend vormen en naar een torenhoge ingewikkeldheid. Een ander voorbeeld is het stel dat de Thomsongazellen vormen met het jachtluipaard. De delen van dat stel kunnen geweldig rennen en zijn bijzonder oplettend en energiek.
De oplossing streeft er niet naar het vraagstuk teniet te doen. Het bestaan van het vraagstuk is de basis en zin van het bestaan van de oplossing. De roofdieren streven er niet naar de prooidieren uit te roeien. De politie streeft er niet naar de misdaad uit te roeien. De artsen kunnen het zich slechts door hun relatieve onmacht veroorloven te streven naar het uitroeien van elke ziekte die ze in hun greep krijgen. Aanvankelijk dodelijk ziek makende virussen worden op den duur vriendelijk voor hun ‘gastheer’, de diersoort die zij ziek maken (de pest bijvoorbeeld).
Dit opstel gaat over geloven, heilige verhalen, het overleveren van verzinsels, over doctrines, dogma’s, verzamelingen normen, zeden, waarden, ethische beginselen enz. enz..
Ik probeer of het doorvertellen van al die verhalen naast het wetenschappelijk geconstateerde en zelf waargenomene is te beschrijven als een antwoord op een vraag, als een oplossing voor een probleem, als deel van zo’n historisch gegroeid, evolutionair stel, zoals hierboven beschreven.
Er lag (en ligt) een probleem:
Hoe krijgen en houden we een massa geciviliseerden rustig en bezig met iets anders dan opstand.?
Hoe krijgen en houden wij ons, als massa geciviliseerden rustig en bezig met iets anders dan opstand ?
Dat klinkt toch al veel gezelliger.
Hoe krijgen en houden we vrede in onze geciviliseerde samenleving?
Dat klinkt veel en veel prettiger. Dat is een acceptabele formulering.
Hier is bedoeld: zonder opstand tegen het spel van het rangschikken, het bevoorrechten, het vechten om voorrechten.
Niet bedoeld is: zonder opstand tegen de eigen lage rang. Dat was vroeger de bedoelde opstand, maar daarvan heeft de democratie als instelling ons allen bevrijd. Het vechten om rang, met andere woorden: het zich aanschaffen van minderen, is niet langer een voorrecht van de leden van een of meer standen, het is een grondrecht van iedereen in een democratie dat hij mag vechten tegen alles en iedereen om zichzelf een hoger rang, dat is: meer voorrechten (voor het gemak van het zich laten gelden: meer geld), te verschaffen.
Voor de schijn zijn er regels en wetten waarbinnen zogenaamd slechts gevochten mag worden; het afdwingen van de daarin gestelde beperkingen wordt echter zo min mogelijk gedaan. Het wordt alleen gedaan om de door de vechters gebruikten en benadeelden rustig te houden, en dus ook slechts in de mate waarin het handhaven voor dat doel nodig is.
Veel populairder dan beperkende maatregelen zijn:
1. het beschermen van de privacy, 2. het dereguleren en
3. het privatiseren (= het aan de greep van de gekozen overheid onttrekken).
Er lag dat genoemde vraagstuk.
En er waren en kwamen heilige boeken, verhalenbundels, over goden, geboden en verboden, toekomst en verleden. En die boeken werden als antwoord gebruikt, met wat gymnastiek (gekniel, gebuig en andere onderwerpingsgebaren) samen met wat leer (doctrine) en interpretatie en toepassing op nieuws: actualisatie: standpunten over inenten, vliegtuigen, LSD, bloedtransfusie en zo voort.
En weer groeiden vraagstuk en oplossing naar elkaar toe en ontwikkelden ze zich aan elkaar.
De stand en gang van zaken in een massa bijeenlevenden in democratierangordenspelcivilisatie is de uitkomst van gevechten en de inhouden van die boeken (Koran en Bijbel bijvoorbeeld) zijn in gebruik bij allen die vechten, zowel bij winnaars als verliezers en ook bij alle gebruikten die niet vechten. Een ieder schept zich zijn verhalen, zijn citaten, zijn uitleg en zijn goden, gelooft, bemint, aanbidt en benadrukt ze, al naar behoefte.
Er was een blijvend vraagstuk en er waren blijkbaar foute antwoorden. Blijkbaar fout, want de verlossing bleef uit, de rechtvaardigheid kwam maar niet, het lijden bleef groeien. Binnen de verzameling gebruikers van welk heilig boek dan ook schoten de verschillende interpretaties en gebruiksgewoonten op: talrijk en vruchtbaar.
Iedereen die met zo’n heilig boek wordt geindoctrineerd (die, om het onsympathiek te verwoorden ‘een geloof in wordt geramd en gedrukt’) krijgt het bevel zich met zijn levensomstandigheden en met wat hem overkomt al of niet bezig te houden, maar zo al, dan met gebruikmaking van het begrippensysteem van dat boek, dat geloof, die interpretatie. Dat begrippenapparaat beschermt de werkelijkheid van het in civilisatie bijeenleven tegen nieuwe waarneming, nieuwe analyse, nieuw begrijpen, nieuw herkennen als een enkele (in dit geval verregaand ongewenste) mogelijkheid naast andere mogelijke manieren van voorzien in het nodige met het voorhandene en mogelijke, maakbare. .
Elk begrippenapparaat verblindt, verdooft, maakt ongevoelig, onopmerkzaam en denklui. Alleen het begrippenapparaat dat zo waarschuwt, tegen het gelovig hanteren van elk begrippenapparaat, inclusief zichzelf, ontkomt aan die werking, dat nadeel. Begrijpen is reduceren en vertekenen, zich een beeld vormen van iets is het gaan hanteren van een te vroeg gesloten, op te weinig gegevens en waarnemingen berustende Gestalt.
Er zijn erg veel balspelen, zo zijn er ook erg veel psychologische, politieke, religieuze, sociologische, economische, maatschappelijke, morele, ethische enz. begrippenappparaten. Geloof in zo’n systeem, begrippenapparaat, maakt dat het verblindt enz.. Wie zegt: “voor mij is Xbal het een en het al”, wordt als wat geborneerd herkend. Er zijn immers zoveel balspelen. Wat doet men, wat doet de lezer, met iemand die zich blijkbaar van slechts een enkel begrippenapparaat bedient? Voorschrift is dat men zo iemand als deskundige opvat en/of hem in zijn waarde (dat is dus in dit geval: in zijn dwalen) laat. Zo luidt het grote gebod van het liberalisme. Joachim Bublath van de duitse tv gelooft in wetenschap, de dominee gelooft in (zijn) God, de New Agefiguur gelooft ook een eind weg, “moet kunnen” zegt de liberaal. “Alleen mijn liberaliteit mag niet ongeldig verklaard worden, want dan scheld ik je uit voor geborneerd, intolerant, discriminerend, racistisch, fascistisch, anti democratisch en als je daarvan nog niet onder de indruk bent, dan bel ik mijn tekstschrijver op voor nieuwe scheldwoorden. Zo zit “onze” vrije wereld in elkaar.”
Het is niet de bedoeling dat de vraag duidelijk wordt gesteld en beantwoord, waar dat geloven, dat met dat begrippenapparaat werken, nu een oplossing voor is.
Dan zou namelijk kunnen blijken dat het niet werkt, geen succes oplevert voor de gelovige.
Het is de bedoeling van de verkondigers van zulke begrippenapparaten dat anderen zich als betalende (collectezakvullende) gelovige volgelingen achter hen scharen. De verkondiger zal hen dan gaarne vertegenwoordigen op het een of andere, bijvoorbeeld het politieke , toneel waarop hij met andere vertegenwoordigers speelt om macht, voorrechten, winst.
De voorgangers en verkondigers zijn de laatsten die zullen duidelijk maken aan hun volgelingen dat de zonde is: het spelen om rang. Niet de zetten zijn zonde, het spelen is zondigen. Vreemd genoeg kan dat in zo’n heilig boek weer wel openlijk staan, zie het verhaal van de voetwassing in de bijbel. Zo’n verhaal interpreteren of zwijgen ze gemakkelijk weg.
Met het uitoefenen van het moeizaam veroverde recht ‘zelf de bijbel kunnen lezen’ zijn de protestanten gewoon opgehouden.
Weinigen zijn ueberhaupt ooit begonnen met het uitoefenen van het door de Verlichting daarna veroverde en aan iedereen gegeven recht om zelf te kunnen begrijpen zonder zich aan een enkel tweedehands begrippenapparaat te hoeven houden en/of zich aan enig zelfgevonden begrijpen te hoeven binden.
Ik kan niet begrijpen hoe mensen ertoe komen vast te houden aan dat hen aangeleerde begrippenapparaat, juist waar het hen niet aan betere omstandigheden helpt. Met andere woorden ik heb het te goed om ‘zich troosten’ te begrijpen.
Ik ben er niet eens zeker van dat dat, het goed hebben, er de reden van is, maar dat is ook weer niet erg belangrijk, want toch niet uit te zoeken.
De reden waarom ik aan dit opstel begonnen ben is dat ik weer eens in aanraking kwam met iemand die een thuis, vroeg, aangeleerd geloof (in dit geval een protestante variant van het Christendom) wil behouden met als inhoud dat wat hiertelande hedentendage heerst: liberalisme, meningsvrijheid, privatisme, de soevereiniteit van elke consument en kiezer. De waarheidloze vrijheid. De situatie waarin men niemand een mening op mag dringen (als criterium voor keuze van doen en nalaten), maar hoogstens mag werven. [Werven is zich schijnbaar onderschikken, schijnbaar, want wie geworven werd wordt geacht zich te laten vertegenwoordigen: de prediker, de actieve, macht en daartoe meestal ook geld te (laten) geven.]
Daarbij (bij dat alleen maar mogen werven) wordt dat wat waar (geconstateerd en te constateren) is geacht een mening te zijn als alle andere (verzinsels, verlangens, vermoedens enz.).
Iedereen heeft het volste recht te leven ( dat is hier: te doen en na te laten) vanuit welke verzameling verlangens, misvattingen, vermoedens en andere aannames dan ook. Ook uit zelf genomen waars leven mag, in alle stilte, aangepast, want slechts als enkeling; en dat, enkeling is een mens niet. Enkeling is alleen een speler van het spel. Daartoe, om het spel bemand te krijgen en te houden worden van kinderen enkelingen gemaakt, met veel waarneembaar geweld. Kijk maar zelf, laat je niets door mij vertellen. Leven uit wat waar is mag dus niet. Het mag niet van de gezamenlijke spelers, natuurlijk niet, vanzelfsprekend niet: het spel is een spel zonder eindigheid, (“met een open einde”) daardoor moet om alles en met gebruikmaking van allen gespeeld worden. Dat open einde zal de ondergang wel zijn, maar dat betreurt niemand, zomin als ooit iemand zijn dood betreurt, zolang hij er is, is zijn dood er namelijk niet. Voor zijn sterven zit hij, al betreurend, over een gedachte te zeuren.
De vrijheid van godsdienst is de eenduidigste uitingsvorm voor de hoogste vorm van verachting van alle geloven. Slechts het geloof in de verdraagzaamheid, de tolerantie, heerst. En ziet, ineens als er een onverdraagzaam iemand zijn geloof uit, dan blijkt dat ook de toleranten gelovigen zijn en wel zeer onverdraagzame gelovigen, de laatste onverdraagzamen, die nog volstrekt geen alternatieve opvatting naast de hunne dulden. Het blijken echte gelovigen, ze zijn bereid vanuit de onverdraagzaam geuite wensen (“Deutschland den Deutschen”, zum Beispiel) te handelen, als aan dat handelen maar de schijn wordt gegeven van het uitvoeren van een compromis en meerderheidsbesluit, dus: van een resultaat van hun religie, de religie der verdraagzamen, dergenen die aanhangers van (compromissen van) meningen tellen.
Zo deed het de Roomse kerk voor, van het zonnewendefeest kerstfeest makend.
140992:
Het liberalisme is de heersende religie in de hele wereld, overal vechten alle gelovigen (geciviliseerden) tegen elk ander om alle voorrechten.
Het is daarbij zo dat iedereen soeverein (onaanspreekbaar inclusief onredelijk) is ten aanzien van alles wat hij doet en nalaat binnen die grenzen van zijn gebied, die financieel zijn of zijn te maken. Het is helemaal geen spelbreuk en ook geen zonde tegen de spelregels wanneer een bevoorrechte zijn voorrecht in geldbezit omzet, dat doet hij alleen omdat met geld gemakkelijker iets te regelen valt: geldbezit bevoorrecht ten aanzien van iedereen, andere voorrechten gelden c.q. zijn bruikbaar, tegen slechts een beperkt aantal anderen. De bevoegde ambtenaar in grote gemeente X moet eerst zijn macht gebruiken om een hem betalende aanvrager van een vergunning te voorzien, voordat hij naar Thailand naar de hoeren kan, van dat geld. Het is maar een voorbeeld. Hiertelande wordt menig besteller/inkoper/contractafsluiter getracteerd op relaxavonden. Het zijn maar voordelen, sommigen verzamelen oudzilver en vinden dat als geschenk in hun post, nadat ze een vergunning hebben verleend.
Het is pure volksverlakkerij om dat corruptie te noemen, die benaming suggereert dat er goede macht zou bestaan, dat het vechtspel om voorrechten op zich in orde zou zijn, voordelig zelfs misschien wel. Waarom mag een ambtenaar geen speleromrang zijn en een dienstverlenerproducent wel ? Wat is er fout aan het winststreven van een werknemer (i.c. bij de overheid), terwijl iedere werk(door)gever geeerd wordt als zo’n ondernemer waar we het van moeten hebben?
Het is blijkbaar niet waar dat er andere dan financiele grenzen zijn aan de soevereiniteit van de bevoorrechte(n), in ieder geval niet die grens die soms genoemd wordt: dat het benadelen, schaden, pijn doen, uithongeren, ziek maken, doden van andere personen niet mag. Waar zou, als die grens er was, als die gold, als die gehandhaafd werd, al die ellende van al die miljarden op aarde vandaan moeten komen?. Dat zou allemaal achterstallige, nog te vervolgen misdaad zijn, als zodanig, als misdaad dus, gekend, erkend en herkend door de geciviliseerden, de spelers, de gerangschikten, de zich in hun rangstelsel schikkenden. Dat erkennen gebeurt niet. Bekijk, lees en beluister onze media maar.
Nee hoor, die ellende wordt deels ook door het soevereine doen en nalaten van de bevoorrechten binnen hun voorrechten veroorzaakt. En dat dat niet wordt voorkomen en tegengegaan is geen falen van een pogend systeem, het is bewuste opzet.
Het goud van de Inca’s kon niet tegelijk van de Inca’s en van de Spanjaarden zijn. Dat voorbeeld doet nu niemand meer pijn en mag genoemd.
Dat de armoe van de derde wereld het gevolg is van de rijkdom van de liberalen plus hun zetbazen daar, dat ontkennen ze pertinent. Voor dat ontkennen laten ze bijvoorbeeld de landsgrenzen gelden en bezien ze het probleem van rijk en arm telkens alleen binnenslands, zodat hun zetbazen worden geintroduceerd als volkomen los van hen opererende vreemden: de sjah van Perzie wordt dan bijvoorbeeld niet opgevat als een USA burger. Het ontbreken van verkiezingen en dergelijke in zo’n derdewereldland is ineens geen misstand, want het is immers niet een toestand in een van de verenigde staten. Landsgrenzen zijn onstoffelijk speelgoed, het zijn dingen waarmee de spelers om voorrechten spelen: zowel de politici als de ondernemers als ook de gelovigen van dat begrippensysteem. Het zijn verzinsels, die grenzen, dat weet iedereen (die radioactieve wolk, of enig ander schoolvoorbeeld van grensoverschrijdende natuurverschijnselen, ‘die niet meespelen’). Maar het is ongelofelijk voordelig dat ze er in gedachten zijn, die grenzen tussen nationale staten, die indelingen van het speelveld der liberalen, der strevers, der rangschikkers: anders hadden al die hongerenden recht op bijstand en AWBZ, en dat zou toch niemand willen. En wie wil er nu echt dat het vechten met ijzeren wapens een paar duizend kilometer verderop hem gaat betreffen (nee, ik zeg niet: treffen).
0 reacties