God en de duivel bestaan ook zonder gelovigen

Categorieën: 1990, 1 januari – 1994, 31 december | Archief
Trefwoorden: Auschwitz | geloven | geredigeerd

Jaap Schot, november 1993

Geloven is niet genoeg, ja sterker: het levert geen bijdrage. God en duivel bestaan ook zonder, want onafhankelijk van de eventuele gelovigen. Of ze bestaan niet.
Goed en kwaad zijn verschijnselen (daden), niet of ook onafhankelijk van de beoordelaars.
Goed en kwaad zijn eigenschappen van het gebeuren in kwestie, goed en kwaad zijn geen relaties tussen beoordelaars en het beoordeelde. Het zijn eigenschappen van het beoordeelde, dus het als zodanig (goed respectievelijk kwaad) waargenomene.

Het subject, de godburger 1 , die met zijn soevereine ‘vinden’, ‘oordelen’, ‘achten’ wel even goed respectievelijk kwaad zal toevoegen aan dat daar buiten hem wat hij beoordeelt, dat subject is niets anders dan hetzelfde verzinsel als ‘de vorst’, en ‘God’ (de projectie van die vorst de hemel in).

Er zijn geen soevereinen, er wordt overal soevereintje gespeeld.

Ze doen alsof ze zo’n willend, wilskrachtig, waardenscheppend soeverein god(je) zijn. Voor dat spel levert de industrie, de handel, de reclame het speelgoed: onnodige koopwaar. Slechts ten aanzien van het onnodige is er keuzevrijheid en in het ‘vieren’, ‘uitleven’ van die keuzevrijheid, uit zich de soevereintje-speler.

‘Rangschikkertje’ spelen

De soevereintje-spelers scheppen orde. Orde – in de betekenis van, rangschikking – wordt toegevoegd, niet aangetroffen. De rangorde is GELDIG binnen het spelletje, ze is niet waarneembaar. Ze bestaat niet, er is niets WAAR aan. Dat weet ook iedereen die dit spel meespeelt. Zonder zijn attributen, zijn kleding en parafernalia, is de ranghebbende alleen een naakt mens. Ook dan nog zijn er lieden die hem gehoorzamen en/of ongevraagd, op eigen initiatief dienen. Dat is niet op te vatten als, het tot uiting komen van de rang van diegene die gediend wordt. Het gedrag, dat dienen, komt van/uit de dienaar, vanuit diens angsten enzovoorts.

Die orde, de rangorde, bestaat niet onafhankelijk van wie ‘rangschikkertje’ spelen. Zodra ze ophouden met spelen, is die hele orde, alle rang, alle voorrecht, weg. Van rang en voorrechten van de Inca’s bijvoorbeeld, bleef na de instorting van hun civilisatie niets over. De overlevenden van de ineenstorting hadden van het overleven geen tijd, aandacht en energie meer over voor dit onnodige spel.

Via de spelende mensen hebben de orde-begrippen uitwerking, gevolgen. Dat wil zeggen: ze bestaan als oorzaak, schijnbaar. Schijnbaar, want de gelovige speler erkent niet dat hij speelt. En ongeloof wordt wie speelt enorm doeltreffend afgeleerd, “door de natuur” bij wijze van spreken: het demotiveert, het doet de orde-categorieën in kwestie vervallen als beweegreden voor al die offers aan tijd, aandacht, energie en vaardigheden, die het spelen vereist, die de spelers van elkaar eisen.
Voor de gelovige speler schijnen de spel(orde)categorieën echt. Dat wil zeggen, hij herkent en erkent zichzelf niet als bron van verzonnen reden voor zijn doen en laten bij het spelen. Deze gelovige vat spel en spelorde op als echt bestaand, onafhankelijk van hem. En dat is nog een juiste waarneming ook! Hij is niets anders dan een meespeler. Zijn meedoen, of daarmee ophouden, is in het spelverloop niet te merken.

Geloven doe je niet in een begrip

Een begrip (bijvoorbeeld ‘rang’) is een stuk gereedschap, waar je al of niet mee kunt willen werken, erin geloven kan niet. Geloven doe je niet in een begrip, maar in een door jou – hier, nu – niet waargenomen iets.
Je gelooft – al of niet – in God, niet in het begrip God.
Gelovigen bidden niet tot hun begrip God, maar tot God. Tot niets dus, het niets dat zij waarnemen. Ware het anders, dan zouden ze geen gelovers zijn, maar weters. Ja, kenners van God.
Ze zouden niet in God geloven, maar bewust God kennen. En dat doen ze niet, dat erkennen ze zelf graag.
Ze zingen “Zalig hij die durft geloven, ook wanneer het oog niet ziet” 2 .
Vraag: “Waar is die gelovige zalig?”
Antwoord: “Binnen het rangschikspel. Omdat dit geloof hem een betrouwbare gesprekspartner oplevert buiten spel. En niet alleen een gesprekspartner, ook een bron van redenen bij het kiezen van een doel in en met zijn meespelen.”

Het is daarom niet aan te bevelen het geloof in (of aan) God op te geven zonder het spel in kwestie als zodanig, als spel, als verzinsels-uitleven dus, te herkennen en er niet meer aan mee te doen. Slechts wie ophoudt met spelen heft voor zichzelf de behoefte aan die troost op, waarin het geloof in God voorziet.
Ophouden met meespelen verlost nog niet meteen uit de objectieve omstandigheden waarin wie ophoudt is, is gekomen binnen het spel. Het is zelfs meestal zo dat het meedoen verder afgedwongen blijft (of gaat worden), maar dan in de vorm van zich moeten laten gebruiken door spelende anderen. Dat dwingen daartoe gebeurt doordat ook het nodige voor der mensen leven en welzijn in bezit is genomen, zich binnen het spel bevindt. Zoals fiches zich binnen het gokspel roulette bevinden. Als eten, drinken, kleding, schoeisel, productiemiddelen en huisvesting als fiches gebruikt worden in het spel, is ook wie niet meespeelt niet los van het spel en kan gedwongen worden.
En zo gebeurt dat dan ook, zo wordt dat anoniem en onpersoonlijk door allen die spelen en gebruikt worden, gedaan. Nu ja, veroorzaakt.

Er is geen nooduitgang

De wereld – zo heet het speelveld waarop dit spel “het in de civilisatie bijeenleven” gespeeld wordt – bedekt de hele aarde. Tenminste alles wat voor mensen bruikbaar is, op lucht en zeewater na. De aarde heeft geen nooduitgang, en de wereld laat op aarde geen ‘buitengebied’ over. De wereld is één groot concentratiekamp, waar dus toch geen prikkeldraad omheen hoeft. “Groot-Auschwitz” noem ik het.
Vrede is het alleen in de pauzes tussen de oorlogen, die er – evenmin als de andere stromen ellende – per ongeluk zijn. Auschwitz werd niet gesloten. Het werd geopend, zowel aan het begin als aan het eind. De hoedanigheid van wat er in dat kamp gedaan is, was niets bijzonders. Alleen de hoeveelheden waren buitengewoon. Zoals ook de hoeveelheden producten in de oorlogsindustrie toen buitengewoon waren.

1) [red.] Deze zelfbedachte term duikt verder alleen op in “Koopkrachtige godburgers op de Olympus”, een opstel dat een maand eerder geschreven werd. Als nieuw begrip was het kennelijk een kort leven beschoren.
2) En het oor niet hoort, en de tastzin niets merkt, en er geur noch smaak gegeven is, enzovoort.

1 Reactie

  1. Rineke Hofman

    interessant en optimistisch om het woord spelen in te brengen in deze materie….dat maakt het geloven wellicht eenvoudiger!

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This