Grenzen

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen | Vervolgopstellen
Trefwoorden: doorgangspunt | eigen boek

Mijn opstellen over de stand en gang van zaken in de wereld maak ik met behulp van begrippen (ideeen, verzinsels, concepten). Deze begrippen zijn niet mijn onderwerp zolang ik ze gebruik om er mee te begrijpen. Ik maak deze begrippen tot mijn onderwerp zodra ik schrijf over mijn begrijpen en de begrippenverzamelingen (begrippensystemen, begrippenapparaten) waarmee mijn brein werkt om haar kennis in de vorm van tekst, tekening, schema of droom in mijn bewustzijn te krijgen.

Mijn onderwerpen, die ik waarneem en ervaar, zijn verschijnselen en ervaringen. Verschijnselen zijn voor menig lezer ook een gegeven buiten hem en voor mij aanwijsbaar. Let wel: verklaringen van verschijnselen blijven postulaten, verzinsels en hoezeer ze ook in het collectief bewustzijn gebruikelijk zijn, het worden daardoor geen verschijnselen. Bij voorbeeld: begeerte, angst, X-heid, X-zucht, X-gierigheid. Ook de meeste andere begrippen die ik gebruik zijn van een andere soort dan het begrip ‘olifant’ of ‘het blad papier waarop deze tekst staat afgedrukt’. ‘Tekst’ bij voorbeeld is een heel abstract begrip.
Waar het om gaat is dit, ik schrijf uit wat mij invalt. Zo maak ik tekst. Als ik het daarbij laat, ben ik voor het grootste deel een doorgangspunt van het publieke bewustzijn: mijn brein gebruikt tweedehands begrippen en produceert via mijn bewustzijn tekst van de soort en van de oorsprong waarvan bekend is dat ze niet verlost en niet verder helpt.

De grenzen tussen ‘maatschappij’, ‘civilisatie’, ‘cultuur’, ‘natuur’, ‘wereld’ enz. bestaan uit oorzaken van gevoelens en gedachten. Grenzen bestaan niet echt als zodanig: geen mensen, dan geen grenzen. Grenzen kunnen worden weggedacht. Grenzen zijn producten van het denken en het zijn middelen waarmee gedacht wordt.
Let wel: denken is ongelijk aan in reflectie bewust laten worden. Wanneer iemand gedachten heeft en gevoelens die berusten op een grens tussen cultuur en civilisatie, denkt hij met die grens, maar er is een grote kans dat hij geen gedachten besteedt aan die grens en dat hij die grens en de erdoor gescheiden grootheden niet apart benoemt.
Wanneer ik die grenzen wel tot onderwerp van mijn bespreking maak, dan doe ik niet meer dan ‘die gevoelens en gedachten ervanuit’ verklaren. Ik stel een theorie op, waarin ik zeg: wie deze gedachten denkt en deze gevoelens voelt lijkt wel deze begrippen (i.c. ‘cultuur’ en ‘civilisatie’ en hun gescheidenheid) te gebruiken. Met behulp van deze theorie zijn zijn gedachten en gevoelens voor mij niet onverwacht. Niet zelden begeleiden gedachten en gevoelens neigingen en handelen mensen vanuit neigingen zodra ze daartoe in de gelegenheid zijn. Zo redenerend kan ik het doen en laten van andere mensen verwachten, wat niet veel anders betekent dan dat ik niet schrik of verbaasd sta over wat ik hen zie doen en laten.

De meeste gegevens waarover ik kan schrijven heb ik alleen door het waarnemen van gedachten en gevoelens en neigingen in mijzelf. Ik kan niet waarnemen wat andere mensen denken, voelen en willen. Ik kan slechts zien wat ze doen en horen wat ze daarbij zeggen. Weinigen zijn de beste theoretici omtrent hun eigen brein.

Wat neem ik aan verschijnselen waar? Niet veel meer dan wat ik via t.v. en radio en in mijn eigen omgeving verneem. Mijn eigen omgeving is uiterst arm aan verschijnselen en gebeurtenissen en intermenselijke contacten.

Ik merk dat die mensen die ik bezig kan zien, een brein hebben dat met grote voorspellende waarde geacht kan worden te werken met de grootheden en relaties welke ik in mijn theorie gebruik: b.v. natuur, wereld, samenleving, maatschappij, civilisatie. Ik merk op dat hun uitspraken niet wijzen op enige doordachtheid, ze kennen hun brein niet, ze hebben geen idee van het door dat brein gebruikte begrippenbestand.

Aan het begrippenbestand van mijn eigen brein besteed ik in deze teksten al mijn aandacht. Ik laat het eerst, al uitschrijvend, functioneren, dat levert mij teksten op die reacties zijn op wat mij opviel en/of raakte. Ik maak mij bewust dat ik uitschrijf en waar dat wat ik uitschrijf vandaan komt : nl. uit mijn brein dat werkt met ook veel begrippen die tweedehands en confectie zijn. Via de woorden die ik gebruikte probeer ik naar de begrippen te komen, door aan die woorden zogenaamde “vervolgopstellen”(vvo’s) te wijden. Zo bezig zijnde blijkt mij dat mijn brein niet met losse begrippen, maar met (flarden van) begrippensystemen en met beelden en films/dromen werkt. Die begrippensystemen waarvan ik flarden door mijn brein gebruikt vind, probeer ik ook te bestuderen; ik probeer wat ik er van kan reconstrueren, hoever ik de flarden kan aanvullen of vervangen. Ook ben ik gespitst op het uitdrukkelijk uitschrijven van de suggesties en vooronderstellingen die via deze flarden terecht komen in de teksten die mijn brein mij in het bewustzijn zond.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This