Jaap Schot, 26 november 1984
Ik blijk telkens de verschijnselen zowel als gebruikelijke achterliggende verklaringen te herleiden tot diepere oorzaken.
Ik stel bij voorbeeld vast dat het privaat bezit bijdraagt aan de schaarste van de voordelen die aan die bezittingen ontspruiten. [Het voorbeeld dat ik daarbij noemde was het bezitten van een huis waar men nu eenmaal niet in alle kamers alle uren van de dag kan zijn en evenmin alle stoelen kan bezitten, alle bedden kan beslapen en zo voorts.]
Nu ga ik verder, ik stel vast dat bezitten neerkomt op het zeker stellen, het beveiligen van zichzelf tegen de moeilijkheden en noden van morgen.
Bezitten doe ik omdat ik de anderen en de natuur niet vertrouw. Ik vertrouw er niet op dat het morgen weer manna zal regenen. Ik vertrouw er niet op dat de ander even zorgvuldig met mijn bezit om zullen gaan als ik.
Ik weet dat ik niet nog eens de kracht zal hebben en het fortuin om aan een carrière te beginnen. Daarom wil ik rechten op WW en pensioen opbouwen. Ik weet dat ik, door mij nu via deze baan van een inkomen te voorzien, ongewenst en wellicht ook wel ongeschikt wordt voor vele andere banen. Ervaring opdoen en specialiseren zijn manieren van invalide raken, komen neer op het kwijtraken van mogelijkheden. Ik weet door een keuze verloren, elk ander verlokkend bestaan, om met J.C. Bloem te spreken.
Naarmate ik ouder wordt en langer gedwongen ben geweest om mijn tijd, aandacht, energie en vermogens te investeren in door omstanders, mijzelf en toeval bepaalde richtingen, krijg ik meer gevestigde belangen bij het zo geregeld blijven van de samenleving als die is, bij de stand en gang van zaken zoals die tijdens mijn investeren was.
Veranderingen die mij extra voordelen brengen, schenken, die mogen van mij, maar eenmaal verworven rechten (voorrechten, want het betreft dan geen algemene mensenrechten) moeten wel behouden blijven, mogen niet worden aangetast.
Er zijn nogal wat manieren waarop dit wordt aangeduid, men spreekt van ‘gebrekkig godsvertrouwen’ wanneer men de taal gebruikt van de Bijbel waarin dat verhaal over het dagelijkse regenen van niet bewaarbaar manna staat. Men spreekt van angst, als men de emotie of stemming als oorzaak noemt. Men spreekt van wantrouwen of van gebrek aan vertrouwen in elkaar als men het intermenselijk benoemen wil.
Die manieren van zeggen zijn allemaal waar, maar inzien en begrijpen (benoemen dus ook) veranderen nog niets aan de werkelijkheid. Wat doen we zelf, individueel? Daar gaat het om.
Ook kinderen en vrouwen en mannen worden als bezit beschouwd. De slavernij in de vorm van het bezitten van andere mensen zoals men nu nog dieren (vee) bezit, moge dan afgeschaft zijn, er wordt nog gesproken van en gedacht en gevoeld (jaloezie) en gehandeld in overeenstemming met het spreken over ‘mijn’ man, ‘mijn’ kind.
De bezittelijke voornaamwoorden ‘mijn’ en ‘onze’ betekenen vaak niet meer dan ‘waartoe ik een relatie heb’ (resp. alleen of met anderen samen). Er is dus geen bewijs van een bezitsrelatie te halen uit het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord.
Het begeren van het kunnen beschikken over de topprestatie van de ander, vooral van de genezer, is een drijfveer achter het zich specialiseren, hetwelk namelijk het meeste geld oplevert en daardoor de meeste mogelijkheid om van die gespecialiseerde diensten gebruik te maken. De keuze om zich te specialiseren hoefde een kind al niet meer te maken, die keuze was al gemaakt, aan het kind werd gevraagd wat het worden wou, welk specialisme het wou kiezen, niet of het een specialisme wou kiezen. Dat zich specialiseren was een volksverzekering gelijk. Evenals vele van zulke massaal ingevoerde keuzen leidde ook deze tot een misstand, namelijk dat de technologie veranderde en het zich specialiseren werd tot minder flexibel zijn, dat wil zeggen, minder bereid en in staat zijn om van beroep en van woonplaats te veranderen, dan het beste is voor het brengen van de juiste werknemer op de juiste plaats.
Flexibiliteit is een eigenschap, die men overal mee naar toe neemt. Dat kan betekenen dat een flexibel iemand zich uit ervaring in staat weet steeds nieuwe bevelen op te volgen. Wat de flexibele niet krijgt is het ingewijd zijn in geheimen, wat zo kenmerkend is, naast het bekend en getapt zijn bij de terzake macht bezittende anderen. De flexibele werknemer is het voor vele doelen bruikbare werktuig. De flexibiliteit is de verhoogde bruikbaarheid. De flexibele blijft afhankelijk van de vraag of een ander gebruik wil maken, van hem als van een dienaar voor geld. Werkgelegenheid is dan het manna van de woestenij (de jungle) der moderne samenleving, der wereld. Zoals God het manna liet regenen, zo is Koning Klant vanuit zijn koopkrachtige vraag de bron van de bevelen waarvan de flexibele door eraan te gehoorzamen leeft. De tijdgenoot met koopkracht is God, de schepper en onderhouder van het arbeidsheelal. Komt laten wij aanbidden, de aantallen, die ons via hun nooddruft zullen laten werken door hun koopkracht en laten wij aanbidden de begeerten en de verslavingen die ons hun koopkracht zullen doen voelen de zegenende zweepslagen van hun koopkracht, hun stimuleren, d.w.z. hun ons aanzetten met de prikstok, zoals men ossen bij het trekken daarmee aanzet tot grotere krachtsuitoefening en ijver. Als een zwervend dier zonder territorium verplaatst de flexibele arbeidsafhankelijke zich over het aardoppervlak. Zonder vaste woon of verblijfplaats, zonder gevestigde belangen. Hoe kan zo’n nomade zonder vee zich zijn toestand en mogelijkheden het best beschrijven ? Ik denk dat hij er goed aan doet zich als een bezitloze wilde te herkennen en op te houden te verlangen naar een vaste woonplaats en naar het deel uitmaken van de gezeten bevolking. Zodra en zolang de hele bewoonde wereld zijn vaderland is, niet zijn vaderland is dus, anders gezegd, is het in orde met hem. Zolang hij jong en bruikbaar is, kan hij het zeer wel redden op die manier. De energiekheid van de jongere zal hem uit de markt prijzen. Dat betekent dat de flexibelen in groepen en met generaties bijeen moeten gaan leven. In onderscheid van de dorpen uit Skinner’s “Walden Two” krijgen we hier dus een soort zigeunerfamilies te zien. Op korte termijn is de gunstigste opstelling zo klein mogelijke families, omdat die zo weinig mogelijk werkgelegenheid per tijdelijke vestigingsplaats nodig hebben om in hun onderhoud te voorzien, maar op langere termijn moet de groep een voldoende grootte hebben om de ouderen te kunnen verzorgen, zonder de onnodige en extreme kosten voor lange reizen van werk naar huis. Er moeten altijd ook wat mensen van de groep thuis zijn om voor de ouderen te zorgen en om de huisvrouwenbezigheden te doen. Er zitten aan deze opstelling evenals aan alle andere die men goed tegemoet treedt, zeker voordelen. Men behoeft op het werk geen stress te aanvaarden, omdat men er geen geschiedenis aan het opbouwen is.
Het lijkt er wel op dat het vermenigvuldigingsproduct van specialisatie en flexibiliteit constant is. Dat betekent : dat de gevestigden de specialisten zullen zijn en dat de flexibelen makkelijk te ontslaan want te vervangen zullen zijn, geteisterd door het feit dat ze geen zeldzame soort zijn. Het ligt niet in de macht van de enkele groepen flexibelen om hun soort zeldzaam te houden. Het ligt ook niet in de mogelijkheden van de flexibelen om zich te specialiseren op het voorzien in nodigs. Integendeel, het is waarschijnlijk dat er voor alle nodigs specialisten (en die gevestigd) zullen blijven. De flexibelen zullen dus alleen aan illegale verslavingen een zeker (een veilig) bestaan kunnen ontlenen. De flexibele doet er goed aan te worden tot een ondernemer, die zich geen zorgen maakt om de vaste werkgelegenheid van anderen, maar snel weet om te schakelen van de ene mode en gril naar de andere. Hier blijkt dus dat de ondernemers hun eigen instelling tot eis en voorbeeld maken voor de arbeider. Dat is ook te merken aan het opgezet worden van veel programma’s voor beginnende kleine ondernemers.
Deze benadering is volstrekt gepast aan de bestaande maatschappij. We hebben een overmaat van goederen en van luxe diensten gekregen door het zo functioneren van de maatschappij gedurende eeuwen. Nu is de markt voor nieuwe dingen en nieuwe diensten vrijwel verzadigd, dat brengt werkeloosheid en die wil men nu oplossen met meer van hetzelfde, meer van de oorzaak moet het gevolg wegwerken. Ook de wens de arme landen alsnog te ontwikkelen past hier in, de progressieve, goede mensen willen al die anderen ook tot koopkrachtigen maken, dat levert dan weer een enorme markt op en alleen de eindigheid van de aarde is dan de grens aan de groei. Iedereen weet al lang dat dat allemaal niet kan, maar we zien toch geen alternatieven.
De alternatieven zijn : de aantallen, de hoeveelheden mensen omlaag brengen door een geboortestop en elkaar dwingen zich te beperken tot het verbruiken van alleen het nodige.
Dat gaat natuurlijk niet gebeuren en wat er dan wel gaat gebeuren zien we vanzelf. Wanneer we ons bewust maken van het onomstotelijke feit dat we als individu noch als groep ons kunnen onttrekken aan dat aanstaande gebeuren (een rampzalig proces, dat al aan de gang is) dan verandert onze vraag : wat kan ik individueel doen om aan die ramp zo weinig mogelijk te lijden ?
Nog even terug : zijn de mensen echt niet bereid en in staat om op te houden, zich te bekeren ? Worden ze er al op gewezen ?
Ik merk op dat ze worden gewezen op deelrampen, die benoemd worden als gevolgen van niet de juiste, want nog herleidbare oorzaken. Mem steekt de rampen op de natuur (in en om de mens), op het kapitalisme, op de internationale politieke stand en gang van zaken (inclusief de bewapening), maar men brengt de mensen de oorzaken van al wat ze vrezen en tegelijk veroorzaken niet thuis. Koning Klant wordt niet aangeduid, aangewezen als de veroorzaker, evenmin als de hang naar luxe, het gehoorzamen, het sparen, het afleiden van de aandacht, het verdringen en zo voorts.
Wat ik doe is : herleiden tot wat ik bij de mensen thuis kan brengen. Ze moeten beseffen dat de krachten die hen doden uit henzelf komen. Met een concreet voorbeeld, waar ze het wel zien : dat hun eigen wapens evenzeer als de wapens van andere nationale staten hen bedreigen.
0 reacties