Het geloven moet van tafel

Categorieën: Overige teksten
Trefwoorden: onbewerkte versie

060610dgbscw

==========

Start: zaterdag 10 juni 2006 09:36

==========

Het geloven moet van tafel. Daarmee gaat niets verloren.

  1. In de preken van mijn broer Kees, zoals verzameld in een boek, door mijn neef Jan, zijn zoon, is aan te treffen hoe Kees de ‘vertaling’ (zegswijzenvervanging) toepast, die ‘modern’ heet in voorgangersland. De eigennamen van bijbelse ‘personen’ blijken dan niet, zoals de onze, loze etiketten, maar betekenisdragend. Zo’n eigennaam betekende dan ‘vredebrenger’ of zo en als er dan iemand naar iemand met die eigennaam toe ging, dan was dat dus een bezoekverhaaltje, maar niet echt. Net als dat oog dat viel op dat opvallende pronkstuk in die etalage. Ook daar: geen oogletsel te vrezen en geen ingaan tegen de werking van de zwaartekracht bedoeld te signaleren.
  2. Oh, als die ouden in die streek zó spraken, dán is hun verhalenbundel dus te ‘vertalen’. Dan is wat ze bedoelden wakker te roepen (aan gedachten en inzichten) in de hoorder, ook anders te verwoorden, dan zijn hun onderwerpen van bespreking ook met andersoortige wegwijzers aan te wijzen. Bijvoorbeeld dus met de bij ons hier nu niet meer[i], maar een paar eeuwen geleden bij mensen die schreven algemeen gebruikelijke ‘abstracte termen’. Niet Adam dus, maar: ‘de mens’. Niet Martha, maar ‘de huisvrouw’. Ik noem maar wat. ‘Hij ging eens met Boudewijn praten’ wordt: ‘hij doordacht de oplossende waarde van dapperheid in deze probleemsituatie’.
  3. Wat komt er, dán, te staan? Wat wordt de ‘vertaalde’ bijbel, als de zegswijzenveranderingen zijn aangebracht. (Maar let op: dan wil ik die namen en die bezoeken ook niet meer in mijn tekst aantreffen.)
  4. Alles beter dan het geloven in die personen als personen, in die gebeurtenissen als gebeurtenissen, dan het zoeken naar de ark van Noach en naar de spijkers waarmee Jezus aan het kruis genageld werd.
  5. Is dat zo, is álles beter dan dat ‘letterlijke’ geloven?
  6. Hoe góed is het met abstracte termen gezegde? Beter geformuleerd: hoe goed werkt het aanduiden met abstracte termen?
  7. Wat is er tégen de vorm van ‘aan het denken zetten’ zoals toegepast in ‘Animal Farm’, in de fabels van Lafontaine, in de strips van Tom Poes? [ii]
  8. Geloven, – zo roep ik al jaren mezelf toe -, is als bezigheid fout, los van de geloofsinhouden, los van wát je gelooft (of ‘waarin je gelooft’).
  9. Het verhaal van Tom Poes waarin de sloven met hun hachjes in hun handen staan en niet weten wat ze ermee moeten doen, is voldoende duidelijk. Het is een verhaal dat over hetzelfde onderwerp gaat als Exodus: Mozes bevrijdt de Israëlieten en ziet, zij weten met hun vrijheid niet te LEVEN, zelfs niet na een volheid van jaren onder Mozes geschiedenisloos leven: elke dag zelf onbewaarbaars (manna) aantreffen en nemen. Mozes moet uiteindelijk noodgedwongen een grondwet voorschrijven (een checklist: als dit voor jou waar is, dan ben je vrij, dan LEEF je *) en een uitwerking daarvan in opdracht geven “aan de Levieten”, want de sloven worden niet weer vrije mensen: vee blijft vee. * Ze lezen dat als: ‘dan deug je’ en noemen de lijst ‘de tien geboden’.
  10. Verhuisdierlijking en verwenning zijn opgetreden: ze kunnen hun kinderen de vrijheid niet meer laten ervaren. Ze kunnen hun kinderen niet meer met rust laten. Dat komt doordat ze elkaar niet meer met rust laten: ze spelen ten opzichte van elkaar ‘koninkje’ / ‘mensenbezittertje’, ‘slavenhoudertje’: keurend (schoonheidskoninginnen kiezend) en rechtsprekend (moreel oordelend, verontwaardiging voelend).
  11. Er staat ergens in het verhaal over Jezus dat die in gelijkenissen begon te spreken om te voorkomen dat de mensen hem begrepen. Het is te gevaarlijk om door mensen die ‘koninkje’ spelen begrepen te worden: ze gaan rechtspreken en openbaar terecht stellen. Precies wat Jezus is overkómen.
  12. Ook onze tijdgenoten spelen ‘koninkje’. Koning Klant, hij consumeert in wedijver (concurrentie / competitie). Hij laat het rechtspreken over aan specialisten, zoals hij álles aan hem dienende specialisten overlaat, waardoor hij zelf niets meer kán, van ‘LEVEN’.
  13. Iedereen is, – op zijn beurt dienend -, een bezigheidje aan het doen, waarmee hij bijdraagt aan het grote gebeuren dat hem
    • overkomt, ja overspoelt, ja meesleurt. Aan dat grote gebeuren kan niemand ontkomen of richting geven of het remmen of het versnellen of het van kwaliteit veranderen. Al die heldendaden in oorlogen en al die glasheldere uiteenzettingen in de filosofie bleven en blijven zonder uitwerking. Al die zetten samen vormen het spelverloop van dat ‘maatschappelijk schaakspel’, waarin alle aanwezigen q.q. als levende stemgerechtigden en koopkrachtigen ‘aan zet zijn’. 10:29|705W|
    • beveiligt, onderhoudt, verzorgt, het leven verlengt en veraangenaamt. Helemaal fout eenzijdig aan het debatteren is wie deze kant ‘vergeet’ van de zaak die ‘het economisch en maatschappelijk bestel’ heet of iets in die trant.

De stal is hotel, restaurant, café, bunker en gevangenis, allemaal tegelijk. De stal staat hier voor ‘de civilisatie’ (de wereld, de samenleving, de beschaving). Het is één en hetzelfde, dat wordt aangeduid, als onderwerp van studie voorgesteld, met deze en al die andere synoniemen.

============

  1. 10:45: Wie zoekt is o.k., is goed bezig, ook als hij niet vindt. ‘Goed’ is hier: naar zijn entelechie. Het is de aard van de mens (zoals van elk dier) zijn omgeving af te zoeken, naar voor hem bruikbaars, gevaarlijks en anderszins ter zake (van zijn entelechisch gebeuren) zijnds.
  2. Zoeken is: je txaenz (met kwantiteit én kwaliteit) besteden, gericht op vinden. Zoeken is actie, in onderscheid van geloven, waarbij de daad nog gevoegd moet worden, zoals alle dominees ons bezweren.
  3. Het is niet zo dat iedereen die zoekt het (door hem) verlorene (dus voor hem hérkenbare, want eerder gekende) zoekt. Het kan ook zijn dat hij het nieuwe zoekt.
  4. Het is niet zo dat iedereen die zoekt een doordacht probleem heeft en een voorstelling van wat (in beeld: van het ding dat) een passende oplossing zou zijn.
  5. Wat je vindt, als je zoekt, bestaat, is echt, is waar. Vinden is voor de zoeker: aantreffen, niet: ‘van mening zijn’ of voorstaan, willen, wensen, hopen, vrezen, verwachten.
  6. ‘Treffen aan’ doe je direct, niet via anderen. Niemand kan je doorgeven wat hij vond, opdat jij het ook hebt. Waarheid wordt tot informatie bij het verzendklaar maken ervan. Het bericht bevat geen kennis, maar informatie. De wegwijzer staat niet ín de stad waarheen hij wijst en maakt van die stad geen deel uit en bewijst het bestaan van die stad niet. Er wezen nog vele wegwijzers naar Sodom en Gomorra, ook ná de ‘omkering’. En dat was ook bij Herculaneum het geval.
  7. Er zijn vast heel veel mensen die helemaal niet zoeken, maar gewoon genieten (resp. wensen te genieten, hopen op genot, gezelligheid, pret, feest, vreugde, plezier, veiligheid, achting en nog zo het een en ander en de middelen daartoe, de spullen daarvoor nodig en de ánderen daartoe nodig. Dat nodig hebben van anderen is hun noodlot. Die anderen zullen hen gebruiken (en alle gebruiken van mensen of andere dieren is misbruiken).
  8. Wij zijn in een gevangenis (een mensenstal) geboren, tussen de ossen en de ezels, andersoortige dieren in gebruik. Wij dienen de uitgang te zoeken: daartoe roept ons Mozes op. En Jezus ook. En de Boeddha al vóór Jezus. Ook eerder dan Mozes? Kan ik nakijken. Maakt natuurlijk niets uit. Wie zoekt, die vindt. Er is niets anders te vinden (aan te treffen) dan ‘wat aan het gebeuren is’. Niets ons gegevens bestáát, alles is aan het gebeuren, wat wij zien als ‘veranderen’, doordat wij onze beelden enige tijd bewaren en met het actuele vergelijken. Verandering (= de verschillenverzameling) trekt onze aandacht. Zie hierover ook de voorbeelden uit het dierenrijk, zo prachtig te zien op televisie.
  9. Wij moeten de uitgangen zoeken, waardoor we de mensenstal (de stad, de civilisatie, het vanzelfsprekende, onze taal als woordenschat en verhalenverzameling / tijdgeestelijk wereldbeeld) kunnen verlaten, de vrijheid in. Niet fysiek, maar mentaal. Niet met vakantie, maar de hele tijd, alleen voor de maaltijden komen we in de stal terug, zo nodig.
  10. De staldeuren staan wagenwijd open en er is geen bewaking door zienden, maar door blinden die aan keiharde muziek zich verslaafd hebben en daar ook ononderbroken naar luisteren.11:10|1.157W||
  11. 10-6-2006 11:18: Dan is er nog die kwalijke vraag: “Hóe moet ik zoeken?” Het antwoord is: aan wat je ‘onder ogen hebt’ méér aandacht (meer txaenz besteden).
    • Dan zíe je er meer in en aan, dan onderscheid je meer en scherper.
    • Dan houd je op met de oppervlakkigheid, die gehaastheid lijkt (of is, wie zal het zeggen: het gevoel erbij is: haast hebben).
      • Er is zoveel alternatiefs, zoveel meer ‘ter keuze’:
        • je hoort onvermijdelijk (het kan erger: je beluistert) de reclame.
        • En voor wat niet hier nu in je bezit en onder jouw ogen en in jouw oren is, is zoveel propaganda. Propaganda, die jij in je oren láát (= toestaat te) klinken.
      • Dat toestaan van reclame en propaganda doe je door de media toegang te geven tot je omgeving:
      • radio aan,
      • televisie aan,
      • boeken en kranten en tijdschriften in het zicht liggend. En dan natuurlijk:
      • het in je omgeving toelaten, halen, hebben en houden van jouw txaenz zuigende (gebruikende) anderen. En let op:
        • dat zijn niet alleen
          • de dienaren van de parasieten, van ‘iedereen die geld doorgeeft als txaenzvampier / als binnensoortelijk parasiet’, van ‘het systeem’,
          • nee: dat zijn kwantitatief gezien vooral je mede – uitgezogenen. Hun muziek klinkt ook in jouw oren. Ze zijn je huisgenoten. Hun televisieprogramma’s staan aan. Hun gezelligs sluit ook jouw txaenzbesteding (jouw txaenzverdoen dus) in.
  1. Het is zó gezellig in de stal, dat je er niet uit gaat. Wat moet je ook buiten doen? Binnen is álles wat je nodig hebt, buiten is dat niet. Want je hebt slechts geleerd je voedsel in de ruif te vinden, niet daar, buiten. Buiten zijn de giftige planten. Waarvoor de vrees terecht is. En dan zijn er ook nog de roofdieren, waarvan je niets weet of kent, zelfs hun vermomming niet hebt leren doorzien (ze zien er allemaal uit als medemensen). Neem nou vreemden. Neem nou lui met andere religies. Neem nou buitenlanders: vee uit andere stallen, dat hier rond losloopt.
  2. Het is in de stal niet veilig, maar buiten al helemáál niet. Een land is een afgezet en bewaakt terrein met talloze stallen van alle maten en bevolkingsdichtheden er op. We treffen ons in zo’n stal aan. Er in ontvangen en geboren en getogen en gewend en geaccepteerd en in gebruik en betrokken bij de gezelligheid.
  3. Ik heb een stalletje voor mezelf alleen. Zelfs geen kamerplanten en/of huisdieren. In de tuin vrije planten. In huis spinnen.
  4. Problemen zijn txaenzverliesmanieren, die slechts in interactie met anderen kunnen worden ‘opgelost’, dat is dus: beëindigd, tenietgedaan.
  5. Wie zoals ik alleen woont, heeft geen problemen in huis, ‘thuis’. Oh, wel dingen waar ‘mannetjes’ bij moeten worden gehaald, die dan tegen betaling doen wat jij niet kunt en dit probleem oplost. Ergernis en angst zijn van die ‘manieren van txaenz verliezen’. [Voorbeelden: mijn slot is kapot, mijn raam kan niet meer dicht, de geiser weigert, gaat niet aan, levert dus geen warm water. Dat zijn allemaal problemen, er moet iemand bij komen. En dan is er nog mijn gezondheid. Artsen verdienen aan wat daar aan mankeert.] 11:51|1.653W||
  6. 10-6-2006 16:23: Ik zoek bij ‘het taalgebeuren’ naar iets ‘oplossends’, een sleutel. Ik kan het probleem niet anders dan door dit zoeken formuleren / uitdrukken. Ik moet het tot een vraagstuk (= iets wat voor Robinson Crusoe oplosbaar is) maken. Anders komt er geen oplossing. Iedereen blijft alles vreemd, wat hij niet uit zichzelf verneemt. Kennis ≈ waarheid:  want wat niet waar is, valt niet te kennen, want wat niet aan het gebeuren is, is niet aan te treffen, niet ‘gegeven’, niet te vinden. Kennis (à inzicht) is onoverdraagbaar, maar ligt voor iedereen voor de hand, voor het grijpen, nergens is iets wat waar is, geheim te houden voor wie erdoor geraakt wordt. Als het een geheim voor hem blijft, déért het niet gewetene hem ook niet. Schoolvoorbeeld: als iemand in een zilvermijn werkte in de 18de eeuw, werd hij stralingsziek, zonder enig idee te hebben hoe dat kwam. Alles wat ze hadden als gegeven was de hoge correlatie van het optreden van die ziekte met ‘werken in (of ‘bij’) de zilvermijn’. Je ziet het pas als je het door hebt.
  7. Om precies te zijn weten we nu nóg niets méér: we hebben er één of twee lagen theorie onder gelegd, maar het wonder blijft een wonder. Er is geen betekenis aan het woord ‘verklaren’ te vinden of zelfs maar te hechten. Niets wordt helder van het erbij spreken.
  8. Van het spreken over een straf van de berggod, voelen wij nu het neuzelgehalte aan, maar dat is echt een onterecht gevoel van superioriteit. 10-6-2006 16:41|2.091W|||

[i] bij ons hier nu niet meer . Het is niet langer op de hoogte van het doordacht zijn in onze tijd om van ‘de mens’ te spreken. Wij zijn al té zeer doordrongen van de grote spreiding qua ‘eigenschappen’ (lijfelijk en qua apperceptieve, dat is: gedoe, gevoel en gedenk bepalende massa aangeleerds) om nog dermate te veralgemenen. Wij weten, ‘bij’ als we zijn, dat er over ‘de mens’ alleen verantwoord te melden is, dat er niets algemeens over te zeggen valt. Niet beschrijvend en niet vóórschrijvend. Zelfs tegen doorademen geldt in sommige omstandigheden een goede raad. Neem als voorbeeld het aanmaken van een Röntgenfoto. ‘De mens’ moet adem halen, geldt daar even niet.

[ii]  Het antwoord is duidelijk: er is niets mis mee, zolang de boodschap overkomt, dat is: zolang de tekst als wegwijzer naar het onderwerp werkt. ‘Werkt’ betekent hier: het met zijn aandacht naar dat onderwerp gaan van de lezer veroorzaakt. Dat veroorzaken kan die tekst natuurlijk niet in z’n eentje, in een vacuüm. Op zijn best is de aanwezigheid van een tekst een van de laatste noodzakelijke voorwaarden om dat ‘gaan’ te starten. Dat is ongeveer wat een oorzaak is. =/10-6-2006 19:13\=10-6-2006 19:17: Maar de boodschap komt niet over als er in het ‘waar gebeurd zijn’ van het verhaal en in het ‘echt geleefd hebben en zo gedaan hebben’ van de FIGUREN gelóófd gaat worden. En wat nu áls het waar gebeurd is en de figuren historische figuren zijn en echt gedaan hebben wat er van hen verteld wordt? Is het geloof dán niet terecht? Dat lijkt zo, maar denk aan alle priesters, die vertellen dat de daad aan het geloof moet worden gekoppeld. Welke daad is dan de eerste vraag, maar eerst de andere vragen. Als iemand daden gaat koppelen aan de inhoud van wat hij hoorde vertellen, als hij doet alsof de televisie een verrekijker is en de verhalenverteller een verslaggever en de propagandist een inzichtmelder? =/10-6-2006 19:23\=

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This