Jaap Schot, oktober 1987
DAT RANGSCHIKKEN NU EEN SPEL IS, IS HISTORISCH‑ONBEDOELD ZO, MAAR daarom niet minder zo. Iedereen leert na zijn geboorte hoe hij zich in zijn tijd in zijn omgeving moet gedragen. Van wat voor zijn conceptie was, merkt nooit iemand iets. Historie is een bedenksel van mensen. Doen alsof wat was geldigs heeft opgeleverd voor nu is spelgedrag. Het spoor maakt de olifant niet aanwezig. Wie een spoor van een tijger op zijn weg vindt, vindt daarmee geen tijger op zijn weg. Sporen van geschiedenis, sporen van wat was, duiden niet op het nu aanwezig zijn van wat ooit gebeurde, ooit gedaan werd, ooit was. Buiten het spel is er geen verleden geldend, tellend, drukkend, berechtigend of wat ook.
Ze leren het spel voornamelijk door en tijdens het spelen met andere kinderen. die anderen kinderen spelen het beeld uit dat zij zich gemaakt hebben van hun eigen ouders. Dat beeld is onverzacht, de bazigheid, het slavendrijvende, het onderwerpende, het teisterende valt het kind het duidelijkst op en dat is het dan ook wat het tegen andere kinderen uitspeelt: onverzacht, ongeremd. Uitspraken als ‘kinderen zijn wreed’ hieromtrent zijn uiterste voorbeeld van zichzelf als dader buiten beeld houden.
0 reacties