Hoe word ik, ben ik en blijf ik een oorspronkelijk filosoof?

Categorieën: 2000, 1 januari – 2004, 31 december | Archief
Trefwoorden:

Jaap Schot, 16 juni 2001

Stap voor stap:

  1. Stop alle napraten (citeren).
  2. Stop alle meepraten (woordgebruiksgewoonten correct toepassen, in plaats van met begrippen werken).
  3. Stop alle doorpraten als je kennis op is.
  4. Onderscheid komma, onderscheid komma, onderscheid uitroepteken.
  5. Benoem bot met niets verhullende termen.
  6. Laat je relatie tot het onderwerp buiten spel.
  7. Laat je relatie tot de hoorder erbuiten.
  8. Bespreek niet voordat je helemaal klaar bent met beschrijven.
  9. Bespreek nooit iets met iemand die niet met zijn neus in dezelfde richting staat als jij: richting gezamenlijk onderwerp namelijk.
  10. Herhaling van punt 9: mijd elk discussiëren, disputeren, debatteren, alle retoriek; beperk je tot melden.

Voor wat betreft het lezen van teksten van anderen:

  1. Bedenk dat je nooit zult weten wat een ander bedoelt, dat is door een tekst heen niet waar te nemen (als het al een verschijnsel zou zijn, wat niet het geval is).
  2. Besteed aan de tekst wel voldoende txaenz om als wegwijzer naar het onderwerp te kunnen werken (dienen); tijd, aandacht, energie van jouw kant en omvang van de tekst dus.
  3. Bedenk dat als jij de woorden die de schrijver schreef had geschreven, ze iets anders hadden betekend dan ze nu bij hem doen. De woord-begrip-combinaties verschillen en de begrippen waarmee hij werkte waren de zijne, niet de jouwe.
  4. Bedenk dat niet teksten over het onderwerp het onderwerp zijn, maar het onderwerp.
    Niet de besprekers van het onderwerp zijn het onderwerp, maar het onderwerp is het onderwerp.
    Niet de lezer en zijn reacties zijn het onderwerp, maar het onderwerp is het onderwerp.
  5. Uitwerpselen en braakballen worden bestudeerd om erachter te komen wat er voor het dier in kwestie te eten is geweest en gevonden. Uitwerpselen en braakballen zijn (voor volwassen soortgenoten in ieder geval) normaal gesproken geen voedsel.
    Ik bedoel: Teksten zijn bronnen van informatie, niet van kennis. Begrijpen en beschrijven (= je begrijpen onder woorden brengen) maken van kennis informatie.
    Kennis is er tijdens waarnemen, daarna niet meer: in tekst noch in herinnering [in de vaardigheid ‘kunnen hèrkennen’] is kennis.
  6. Een “LITERATUURSTUDIE” kan nooit datgene betreffen waar de schrijvers van die ‘literatuur’ het over hebben. Bestuderen is waarnemen, waarnemen is direct, altijd.
    ‘Indirect (via een ander, via informatie) waarnemen’ is een tegenstrijdigheid in termen.
  7. Als je er een ander bij haalt, wordt het (een oorspronkelijk denker worden dus, daar gaat dit over) ineens enorm veel moeilijker.
    Anderzijds: zonder informatie te raadplegen kun je de altijd aanwezige gaten in de cognitieve inhoud van je apperceptieve massa niet dichten.
    En let wel: het wemelt in de wereld van de betrouwbare informatie, vooral daar waar de aanbieder de klant naar zijn winkel verwijst.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This