In de maatschappij winnen slechts groepen, individuen nooit

Categorieën: Overige teksten
Trefwoorden:

Jaap Schot, 2 mei 1985

Het is van belang goed toe te zien en op te merken dat in de race-vormige competitie in de maatschappij slechts groepen winnen. Individuen winnen nooit, alleen personen in groepen. Deze winnende groepen zijn vaak al ouder dan de oudste leden en overleven hen ook. Maar ook in kortstondige gevechten kan men op z’n werk de mensen bezig zien zich in groepen aaneen te sluiten om op een bepaald punt een overwinning te behalen.
De winst die zo’n groep behaalt wordt onder de leden verdeeld. Dat verdelen is altijd: ongelijk verdelen, in overeenstemming met de krachtsverschillen der leden en met hun positie in de groep. De prestatie van de groep wordt niet zelden toegeschreven aan de groep (een abstracte naam, een verzonnen en waar gemaakte grootheid dus) of aan een enkel groepslid dat als boegbeeld gebruikt wordt. Soms is dat boegbeeld ook de leider, maar lang niet altijd.

De president van de USA is een voorbeeld van zo’n boegbeeld-lid, i.c. van de regering daar; de paus is een ander voorbeeld; van belang is het om bij elke groep die je opmerkt even de boegbeeldfiguur en de leider(s) te vinden.

De wereld is door het optreden van zulke groepen tot hun terrein gemaakt.

IETSen noem ik zulke groepen, omdat er tientallen namen voor bestaan, maar deze allemaal een bijbetekenis hebben: een waarderende of een niet- bestaand of niet centraal/fundamenteel verschil suggererende resp. benadrukkende bijbetekenis nl.

Er is voor de enkeling in de groepen geen andere mogelijkheid dan meedoen. Voor wie door die groepen buiten gehouden of gezet is, is er geen winnen meer mogelijk. Voor zo’n buitenstaander is de centrale vraag: is er leven mogelijk buiten de wedstrijd?
De vraag vooronderstelt enig idee van wat ‘leven’ is. Voor wie echt aangepast is geraakt, is leven gelijk aan meedoen en aan in een groep zijn. “Deelnemen aan het maatschappelijk leven” noemt men het wel. Dat is nog weer iets goedkoper dan “deelnemen aan het culturele leven”. Maatschappelijk meeleven betekent: de output van de bewustzijnsindustrie blijven consumeren, niet de toppresaties van de afdeling Cultuur, maar de massale output der massamedia. Die bewustzijnsindustrie maakt van de massa Koning Klant, die het aangeboden onnodige wil kopen. De massamedia zijn ook voor de staat (via de politieke partijen) het propagandamiddel: de angst voor de vijand wordt er door in stand gehouden, de angst voor de misdaad, de angst ueberhaupt en nog veel meer. Als de mensen die niet in loondienst in gebruik zijn bij de IETSen niet via de massamedia erbij gehouden worden, verwilderen ze. Verwilderen is ongelijk aan vrij worden. De scholing heeft de mensen tot gebruiksvee gemaakt. Als gebruiksvee losgelaten wordt, is het daarmee nog niet meteen onschadelijk wild. Integendeel: met de natuur in en om zichzelf kan de geschoolde (‘verschoolde’) mens niet omgaan. Hij heeft de natuur in zich (Freud’s “Es”) leren negeren, zo niet verachten. Als men spreekt van een ‘biologisch bestaansminimum’ is dat een uiting van verachting veel meer dan een beschrijving. Alles wat buiten dat biologische (dat is : natuurlijke) is, is erboven, verheven, veredeld, verbeterd. Als iemand buiten de maatschappij, buiten de IETSen, buiten gebruik, is geraakt, is de waarschijnlijkheid groot dat hij zijn situatie nu, minder zal achten dan zijn vroegere ‘actieve leven’.
De centrale instructie voor gevangenen: “meedoen is beter dan niet meedoen, binnen is het beter dan buiten”, zit klemvast in hun brein.

Ook wie zich aan deze instructie weet te onttrekken kan in z’n eentje niet erg veel winnen. De constatering (van de schepper, volgens het boek genesis, in de bijbel) “het is niet goed dat de mens alleen zij”, klopt daar, d.w.z. in de natuur.
Een mens alleen kan niet volop functioneren.
Dat geldt voor hem als natuurlijk wezen, een wezen waaraan hij om te functioneren uiting moet geven en daartoe is, voor de sociale neigingen, een stel anderen, soortgenoten, nodig.
Ook de buiten gebruik gestelde als product van specialisatie heeft anderen nodig.

Voorbeeld: ik heb geleerd mij in taal uit te drukken, dat vooronderstelt een hoorder, een toegesprokene, ja een luisteraar, een gesprekspartner, een belanghebbende ander. Dat specialistische gedrag (i.c. het verwoorden en bespreken) hoeft niet in loondienst uitgeoefend te worden, het hoeft alleen maar in een passende context, in passende (i.c. sociale) omstandigheden, met en niet alleen gericht op omstanders dus hier, gedaan te worden. Het moet gedaan worden omdat het voor de gespecialiseerde de enige manier van doen is, waarin hij zijn levensenergie vorm kan geven, waarin hij kan functioneren, waaraan hij lust kan beleven, waarin hij kan zijn. (zijn, zoals een meeuw is in vliegen, een kat in jagen enz.).

Er is leven mogelijk buiten de maatschappij, ja, maar niet buiten de wereld, omdat alles wat nodig is, ook bezeten wordt (door anderen, voor zover het niet van jezelf is, en zelfs wat van jezelf is, is alleen van jezelf omdat anderen jouw eigendom mede beschermen tegen een overmaat van potentiële rovers. In je eentje, solitair, is volop functioneren niet mogelijk.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This