Jaap Schot, 18 februari 2007
De reden waarom we verhalen (≠ verslagen, ≠ rapporten, ≠ meldingen, ≠ voorstellen) verzinnen en uitschrijven is dat we de figuren in die verhalen dingen kunnen laten doen en denken, waar wij in het echt niet aan toe komen.
Aan wat de figuren in een verhaal dat hij verzon doen en denken, kennen we de schrijver.
LET OP: een verzonnen verhaal is ongelijk aan een gelijkenis. In een gelijkenis kan de schrijver zich niet zomaar wegdromen van alle werkelijkheid. Integendeel, hij beschrijft een werkelijkheid, die maakt dat zijn gelijkenis zó moet ‘verlopen’. Schoolvoorbeeld maar weer: ‘Animal Farm’ van Orwell. Hij schrijft zijn verhaal bij de Russische Revolutie. Ook ‘1984’ gaat deels dáárover. Grote Broer is grotendeels Stalin.
In ‘Robinson Crusoe’ geeft Defoe zichzelf de gelegenheid te vertellen wat een inspirerende figuur een man als Robinson wel is. Defoe kan nu uitweiden over wat zo’n man allemaal wel kan en durft.
In dit verhaal over Veerdonck wordt de ruimte voor de schrijver geschapen om over onderwerpen als ‘onderwijs’ en ‘sport’ te schrijven als zat hij in positie waarin hij daarover kon beslissen. Daaróver, niet slechts daarin, voor een paar procent, zoals die mensen die een regeerakkoord sluiten.
0 reacties