Jaap Schot, 14 oktober 2003
Het gaat er om, voor wie schrijft, dat hij zelf zijn woord-begrip-reeksen, zijn volzinnen, past aan zijn waarnemingen. Tekst en waarnemingen moeten kloppen, passen. Het goede gevoel ‘dat staat er precies’, dat moet de schrijver hebben.
Daartoe zijn woord-begrip-combinaties nodig die voor de schrijver helemaal helder en ondubbelzinnig en goed afgegrensd zijn. Alle gebruikelijke woorden zijn door de miljoenen slordig werkende gebruikers versleten, het wemelt van de niet ter zake doende bijbetekenissen en grensoverschrijdende (bijvoorbeeld grappige of seksueel geladen) associaties. Dat versleten zijn van de gebruikelijke woorden kwam opzettelijk zowel als onbedoeld tot stand. Dat doet er niet toe. Het versleten zijn is een feit.
Daarom is een van de ‘kunstgrepen’ om een voor mij zelf heldere beschrijving aan te maken: het aanmaken van eigen woorden. Schoolvoorbeelden: txaenz en ama.
==//14-10-03 11:53\\==
14-10-03 11:54:
=========
Over de begrippen
Over de begrippen valt te zeggen dat zowel de voorwerpen als de facetten / kanten van zaken ‘natuurlijk’ kunnen zijn en dan verkies ik die boven de aangebrachte, door de begrijper / bespreker gekozene. Men kan de ruwe diamant kloven of slijpen, ik geef dan de voorkeur aan kloven, dan hoef ik ook het daar zo slijpen niet te funderen, naar mezelf te verantwoorden.
Er vallen mij nu geen schoolvoorbeelden hiervan in.
========= 14-10-03 11:59|
14-10-03 12:00:
We gaan terug naar de schoolvoorbeelden van zelfgemaakte woorden:
1. txaenz.
2. ama.
Ik kom daar verderop op terug.
===========
14-10-03 12:20:
Een oud wijf
Zoals de lezer weet is ‘een oud wijf’ niet de aanduiding voor een vrouw die al lang heeft geleefd, maar een karakteraanduiding, beter nog: de aanduiding van iemand met diverse verachtelijke gewoonten, waarvan er een wordt bevredigd door de flaptekst van boekomslagen: persoonlijks over de schrijver. Die flapteksten zijn een uitvinding van de verkopers en een goede uitvinding: het sterft van de oude wijven. De hele ‘gele’ pers, al die ‘Weekend’- en ‘Story’achtige blaadjes , maar ook nu toch al tig procent van wat vroeger zaakgericht was, is nu zakgericht. Watzlawickachtige dreutels verklaren al wetenschappelijk dat er geen uitspraak is te doen die niet zakgericht, dat is: voor het gehoord worden door oude wijven bestemd is. Want dat is een tweede eigenschap van ‘het oude wijf’: wat het hoort vat het op als tot haar gericht. En als zo’n burgertrut opmerkt dat een schrijver of spreker niet zakgericht sprak / schreef, dan gaat ze krijsen dat ze ‘als mens genegeerd wordt’. Nogmaals: het oude wijf kan ook zeer wel biologisch een man zijn.
Het oude wijf is er op gericht de spreker / schrijver te leren kennen en daartoe te begrijpen. Wat de zaakgerichte [zaakgerichtheid is een ingrediënt van het wetenschappelijk bezig zijn: de ontdekker dient niet in de beschrijving van het ontdekte te vinden te zijn met zijn beperkingen, voorkeuren, enz. enz., die spelregel is echt een van de eerste in de cursus ‘wetenschappelijk bestuderen’] probeert te vermijden is wat het oude wijf zoekt en hebben en weten wil.
De hele huidige mediaoutput is breed en krachtig van zulke prut: met wie heeft deze Nobelprijswinnaar het gedaan? Dat onderwerp kan het wetenschapsprogramma aan kijkers helpen.
14-10-03 12:37|| ========== 14-10-03 12:38:
Ook de wetenschappelijke woorden komen via zulke lokkende programma’s in algemeen gebruik, op de duur. Met de woorden van de scheikundigen valt het allemaal wel mee, met die van de theoretische natuurkunde waarschijnlijk iets minder, die zijn erg in gebruik bij opscheppers, praalhansen. Maar de woorden waarmee over het buitenwetenschappelijke leven te spreken is, die zijn oud en volstrekt versleten.
Schoolvoorbeelden: ziel en geest, ziek en gestoord, dom en verstandig en zo verder tot in de tienduizenden woorden.
In ieder woord dat je van die verzameling ‘voorbeelden van versleten termen / verdraaide en omgeduwde wegwijzers’ gebruikt, klinkt het gelul van het gewone volk en van de besproken oude wijven door en mee in de oren van de hoorder. Dat is onvermijdelijk. Ook oude verhalen en modellen waarmee in dit verband verschijnselen, relaties en dingen die gebeuren werden en worden aangewezen, zijn verbruikt, vernield, misbruikt, gecorrumpeerd. Schoolvoorbeelden: de gelijkenissen van het Nieuwe Testament en de verhalen van het Oude Testament: bij het huwelijk van een a.s. koning sprak de dominee over de vrouw als over Ruth. Ongelooflijk.
==========
14-10-03 12:57:
==============
Het gaat er dus vooral 100% NIET om dat de lezer van mijn teksten iets over míj te weten komt. Nee, ook niet om te begrijpen hoe het dan wel kwam dat ik zó met het onderwerp om ging toen ik schreef. Nee: het gaat er om dat mijn tekst voor de lezer voldoet als wegwijzer naar het onderwerp, waar hij zelf naar toe moet en dat hij daar dan zelf moet bestuderen om er kennis van te nemen. De schrijver / spreker kan geen kennis doorgeven via zijn tekst. Geen, niet ‘niet alle’ of zo: onvoorwaardelijk is waar: KENNIS IS NIET OVERDRAAGBAAR [EN NIET TE BEWAREN]. Informatie is ongelijk aan kennis en ‘over hebben horen vertellen’ / ‘als melding binnen gekregen hebben’ is ongelijk aan kennen of zelfs maar weten. Wie er uit handelt, handelt uit geloof. Geloven (de bezigheid en die bezigheid is fout) komt niet alleen ten aanzien van religieus / juridisch gepraat (propaganda) voor. Geloven is heel algemeen.
En het is hier nu, binnen een massa, niet verantwoord, want er wordt veel meer gelogen en blindelings na-, mee- en zonder eigen waarnemingen doorgepraat, dan er eerlijk gewaarschuwd en afgesproken wordt.
We zijn zover dat alle tekst als gelogen moet worden opgevat, tot het tegendeel ons uit eigen waarneming blijkt. Helaas moeten wij, zoals de natuurmens in de natuur, het er dikwijls maar op wagen: we moeten de dokter en de notaris en de jurist en de fietsenverhuurder dan in ‘s hemelsnaam maar vertrouwen. En ook de andere verkeersdeelnemers. Het kost relatief veel doden en gewonden en verziekten, maar we hebben geen keus.
De mensenmassa om ons heen is niet onze groep, ons volk, niet ‘wij’, maar onze leefomgeving, ons biotoop. Zoals in elk biotoop zijn wij er voornamelijk in ‘in gevaar’, maar we leven ervan. En het biotoop gebruikt ons: als prooi en als bemester en als transporteur van zaden (ideeën en meningen).
In een biotoop is niemand thuis: veiligheid is geen verschijnsel of gegeven, maar een gedacht iets, zoals gerechtigheid of ‘God de dader van alles wat gebeurt’ of ‘Jezus de eeuwig levende Goede Herder’, of andere verzinsels die erbij, bij ‘veiligheid’ dus, horen.
Wie nog gezond leeft, heeft geluk gehad, ‘bonne chance’, ‘good luck’, ‘Schwein’. Verder niks. Toeval. Random.
Als het rijkere gevoelsleven wordt nagestreefd, is het doeltreffend zich achter het gebeuren een doener / dader te denken: dan kun je boos, teleurgesteld, dankbaar, verbaasd enz. zijn. Daar is dat oude wijf weer: als er niemand aan te treffen is, is er wel een verhaal over zo iemand. En dan kan ze weer volop voelen. Daarom zijn oude wijven die van hun religieus geloof menen te moeten vallen ook zo stom bezig. Daarom is het ook zo zonde van een kind als er een oud wijf van gemaakt wordt, zonder dat het een geloof in een of meer daders achter ‘alles wat gebeurt’ meekrijgt haar / zijn voelleven in.
========= 14-10-03 13:21|||
0 reacties