Inleiding homepage

Categorieën: 2000, 1 januari – 2004, 31 december | Archief
Trefwoorden:

Jaap Schot, 12 december 2001

Voor de lezer zijn, uit de teksten op deze homepage, alleen de begrippen, onderscheidingen en verhalen van belang. De waarnemingen zal hij er zelf bij moeten doen om er ware uitspraken en gefundeerde inzichten mee aan te maken.
Mijn kennis, meningen, opvattingen (inclusief misvattingen) zijn evenmin van enig belang (voor een ander) als die van de lezer.
Vraag U dus nooit af “is het waar, wat hier staat?”, want dat al mijn uitspraken empirisch waar zijn, dat is niet eens mijn bedoeling. Let op wat ik onderscheid en of U het ook de moeite vindt om dat te onderscheiden, of dat U het wel onder één noemer wilt houden. En kijk waar het over gaat en of en waar U dat zelf kunt gaan ‘bekijken’ (bestuderen).
De verhalen zijn er alleen als verpakking voor de begrippen [waaronder relaties (tussen dit en dat) waar ik geen naam voor weet].
==//\\==
In den beginne, eerst dus, waren er de naamloze ideeën (: ‘leven’, ‘IK’, ‘God’ bijvoorbeeld) en er werd mee gedacht en er werden woorden en zinswendingen mee aangemaakt. En het in gebruik horen daarvan gaf ze een plaats in de taalgebruiksgewoonten. En ze plantten zich voort van de ene spreker naar de andere en van de oudere taalgebruikers op de jongere. Nu zijn er namen voor die ‘dingen’: ideeën, geesten (inspiraties), memen.
Er ‘ontstonden’ zeer, zeer veel van die ‘ideeën’ enz.. Wat ik nu in deze opstellen ‘de oude taal’ noem, zat en zit er vol mee, boordevol, overvol. En er kwam een reactie op het gebruiken ervan, de reactie die we als ‘de opkomst van de moderne wetenschappelijkheid’ kunnen betitelen. Daaraan zit ‘de nieuwe taal’ vast: het spreken bij dat ‘buiten het denken brengen’ van die ‘ideeën’ enz.. Om met de nieuwe taal besproken te kunnen worden moeten onderwerpen voldoen aan de eis dat ze bestaan en dat houdt in dat ze voor spreker en hoorder waar te nemen en te bestuderen zijn, tijdelijk plaats innemen en iets wegen en die onderwerpen en/of de instrumenten waarmee ze worden waargenomen moeten te hanteren zijn [zo ongeveer zijn de eisen] en de uitspraken die er over die onderwerpen gedaan worden moeten dan altijd en overal de juiste verwachtingen opleveren voor iedere gebruiker. Die uitspraken zijn afzenderloos en ongeadresseerd (tot niemand gericht).
========
Als we niet vasthouden aan die eis dat iedereen zelf moet waarnemen en moet beseffen dat hij anders aan geloven bezig is, wat dan? Dan vallen we terug op gezag en dan gaat de vrijheid verloren, de zelfstandigheid, het alleen zijn [het INDIVIDU zijn], dus: het EGO (= het spelers – ’ik’). Deze volzin is niet meteen duidelijk, vermoed ik. Gezag is een aan de vorst, de heerser toegekende eigenschap: wat hij wil is een bevel, wat hij stelt is waar. Gezag is dus een categorie waarin gebruikten, knechten, slaven moeten ‘denken’ (voelen, beleven). Gezag is niet aangetroffen, maar aangebracht (opgespeld, gegeven, toegekend). Het is niet intersubjectief te krijgen, het is niet te vinden voor de wetenschapper: die neemt slechts het toekennen waar, als bezigheid, van die gebruikten.
Elders (mijn website) heb ik al beschreven dat het dwingen en gedwongen worden er eerder was dan het opeisen en toekennen van gezag. De macht “uit de lopen van de geweren”, het ‘recht’ van de sterksten, was er lang voor het verhaal dat de vorst gezag had. Maar dat is erg lang geleden en nu nog is er heel veel gezag. Per kind wordt er toch kennelijk nog iets doorgegeven, laat men toch nog iets ervaren.
=======
[“Je moet nu naar bed”, “Nee, ik heb nog geen slaap”, ja, had die ouder ook maar niet moeten proberen zijn bevel als uiting van de ook voor het kind voelbare ‘slaap’ te ‘verkopen’. Het zijn kleine wetenschappertjes, die kinderen van de mensen.]
[“Je moet nu naar bed.”, “Waarom?” “Omdat ik het zeg.” “Waarom zeg je het dan?” “Omdat ik het “wil””. “Waarom moet ik doen, wat Jíj wilt?” “Omdat ik je mishandel als je dat niet doet.”] Dat is duidelijk. Alle macht komt voort uit de mogelijkheid (gelegenheid en kracht, c.q. macht over anderen met kracht) te mishandelen c.q. te doden, zonder daar teveel last mee te krijgen.
Na “Omdat ik het wil”, kan er ook een andere weg worden ingeslagen: “Waarom wil je het?”. Daar weet wie wil geen antwoord op. “Hoezo, in welk kader wil je het?”, daar zijn vele antwoorden op, evenzovele als er ‘omstandigheden’ zijn. Vaak zal ‘het werk’ er iets mee te maken hebben, maar er zijn ontelbare varianten. Daar gaan we dus niet mee verder.
Heeft het kind echt geen slaap of is er alleen maar sprake van ‘wil tegen wil’, rangschikken, EGO’s die botsen? Rangschikken? Alleen als ‘opblijven’ een voorrecht is, van ouders en van oudere kinderen.
Het is allemaal huis, tuin en keuken ellende. Al dat gevoel in plaats van denken en waarnemen. Al dat gedoe in plaats van
1.   wijs handelen en vooral:
2.   veel ‘door het lijf laten doen’, laten gebeuren, “geregeld” laten zijn en worden door de natuur, in dit geval: door het donker worden doordat de zon ondergaat en dergelijke.
Ja, ik weet van kunstlicht en van wat er allemaal nodig is om een wereld met computers en internet te hebben. Waarom beperken we dat ‘nodige’ niet tot zijn onvermijdelijke omvang? Bijna 90 % van de mensen zouden in vrijwel natuurlijke omstandigheden een goed leven kunnen hebben, terwijl 10% aan de beurt waren om dat ‘nodige’ voor ‘die computers hebben’ te doen.
De stand en gang van zaken is niet de enig mogelijke en niet de best mogelijke. Waarom dan niet heel veel veranderen, aan dat wat binnen je macht ligt? Aan dat wat buiten je macht ligt kun jij niks veranderen, dat is een definitiekwestie. Vrij zijn = klein zijn (namelijk de afmetingen van één mens hebben). Wie groter wil zijn dan hij is, verliest (verdoet, vergooit, vernietigt) daardoor zijn vrijheid. Dat geldt ook als dat ‘groter zijn’ hem lukt, in de vorm van ‘meer txaenz voor zijn doel besteden, dan hem door het leven geschonken wordt’. Dat  ‘meer txaenz besteden’ lukt slechts door het bestrijden van de daartoe van een deel van hun txaenz beroofden. Wie zijn eigen ‘afmetingen’ (in txaenz) weigert verwoest zijn vrede en DE vrede. Wie zijn afmetingen (in txaenz) aanvaardt (zich daartoe beperkt) hoeft verder geen txaenz aan de anderen te besteden, niet tegen de onderdrukkers en gebruikers en niet voor de verdrukten en gebruikten.
========
‘Vrij zijn’ is ongelijk aan ‘vrijheden hebben’. Slaven hebben vrijheden. Gevangenen hebben vrijheden, binnen het regime van hun gevangenis.
======
Democratie is zelf eigen gedrag initiëren, vorm geven en beperken.
Democratie is dus onverenigbaar met ‘je eigen bazen aanwijzen’. Het heeft daar gewoon NIETS mee te maken.
========
En het stellen en nastreven van goede doelen dan waarvoor men meer dan de eigen txaenz nodig heeft? Dat streven komt ook neer op het van anderen nemen van een deel van hun txaenz en daar worden die anderen kwaadaardig van. Kan iemand dan niet een ander vrijwillig gaan dienen, hem vrijwillig een deel van zijn txaenz laten besteden? Kijk maar, daar waar U het zien kunt, bij (in) Uzelf dus. Elders is het aan Uw en mijn waarneming onttrokken. Wat mensen zéggen bij wat ze doen, dat is TOTAAL LOS VAN dat doen, tot het tegendeel bewezen is.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This