Inleidingsopstellen website

Categorieën: 1995, 1 januari – 1999, 31 december | Archief
Trefwoorden:

Jaap Schot, 3 september 1999

Mijn doel met deze inleidende opstellen is: er voor zorgen dat de lezer kan overzien waar het geheel van deze website over gaat. Ik wou te weten komen waarom de mensen doen wat ze doen en hoe de stand en gang van zaken in de wereld wordt veroorzaakt. Dat is een erg grote onderneming, maar er is hulp: ontelbare anderen zijn voor en naast mij bezig geweest aan het zoeken en publiceren van juist delen van het antwoord op die vragen. En het is met deze vraag als met de vraag hoe de sixtijnse kapel overeind blijft: de oppervlakteverschijnselen, zoals de schilderingen en de losstaande beelden kunnen buiten studie blijven, ze zijn niet ter zake in deze vraag.

Eerst in telegramstijl:
meta-begrijpen
– wie meta-begrijpt (begrijpt dat hij begrijpt dus) kan bijvoorbeeld het concept ‘God’ gebruiken zonder te geloveni dat hij daarmee iets buiten hem benoemt en/of beschrijft. Zo kan hij ‘God’ gebruiken als ‘punt van Archimedes’ buiten de wereld, buiten de civilisatie, buiten de taal van de civilisatie. Hij die meta-begrijpt kan zich zodoende bevrijden uit de persoonlijkheid die hij in de civilisatie opliep als een tatouagekleed. Hij kan niet terug het paradijs in, daar was hij nooit en dat ecosysteem is er op aarde niet meer; wie zich bevrijdt uit zijn instructies en angsten komt in de hemel, het post-civilisatoire zelf-zijn. Het wetende zelf-zijn in tegenstelling tot het paradijselijke slechts kennende (verledenloze en toekomstloze) zijn, als dier tussen de dieren. Als mens hoor, denkend dus en onthoudend en herinnerend en dromend en bezig en vaardig, maar altijd in het heden en zonder wens-denk-beeld naast de werkelijkheid. Het zijnde is zoals het is, het veranderen gebeurt zoals het gebeurt, het zij zo, amen. Zo luidt de levensopvatting van de paradijsbewoner. Zelfs al zou er niet ‘de onmetelijke intelligentie van alles samen’ werken ‘achter’ wat er gebeurt, al was het gebeuren volstrekt toevallig, dan nog is elk streven naar ‘veranderen er aan’ hovaardig, of zo men wil: belachelijk, streven vanuit zo weinig kennen (en nog minder weten en met nog minder rekening kunnen houden en nog minder kunnen dan men zich dan voorneemt en verlangt te doen). Het streven is als blaffen naar de maan, als blazen tegen de storm in.

De mensen lopen in het paradijs rechtop en ze praten. Ze zijn handig en verstandig, ze zijn makende dieren, makers en gebruikers van gereedschap. Homo Faber, de makende mens.
Pas wie het natuurgegeven gebeuren en zijn niet meer aanvaardt, maar er iets aan wil veranderen komt door dat te doen buiten het paradijs. Wie de kindersterfte en de eigen sterfte verwerpt en zich hecht (aan een stand van zaken, een gang van zaken, of zelfs aan het bestaan van zaken / dingen en van anderen) en begeert wat de natuur niet geeft (wie niet het geduld opbrengt te wachten tot de kastanjes vallen maar met een tak ze uit de boom probeert te gooien) leeft in onverstand jegens het natuurgegevene (“tegen de wil van God”). Hij aanbidt het weten in tegenstelling tot het kennen, hij wenst ‘wat niet is’ ter vervanging van ‘wat is gegeven’. Het gaat hier om het kennen dat huist in het hele lichaam (de lever kan microben bijvoorbeeld viren leren kennen, bestrijden en herkennen) en in het hele ecosysteem, in heel de levende aarde (Gaya). Dat kennen wordt niet langer gezien en geëerbiedigd als wijze mede-tot-stand-brenger van het gebeuren, maar veracht ten gunste van het piepkleine weten dat schijnkennen is en door het taal gebruiken wordt aangemaakt. [Let wel: er is niets tegen dat weten, tegen het zich bewust maken van zoveel mogelijk kennis, we moeten alleen beseffen dat we ten koste van kennis informatie aanmaken, dat we vertekenen en reduceren. En dat we dat doen met wat al zo weinig is ten opzichte van het kenbare, het door andere dieren bijvoorbeeld kenbare. Voorbeeld: het zien van infrarood door slangen, dat hebben ‘we’ nu ontdekt, maar achter wat de dieren ruiken zijn we nog lang niet en achter al die dingen die nu nog onbenoemd, want onvermoed zijn zijn we ook nog niet.] We kennen bijna niks van wat is, meer is ons niet gegeven, zelfs indirect met onze apparatuur nog niet. Dat geeft niks, maar het is te vroeg en zal altijd te vroeg zijn om het gedrag te kiezen, te vormen en te bepalen met dat slappe aftreksel van onze kennis, die zo’n onvolledig beeld oplevert van ‘wat is’ en echt grootstendeels ons niet gegeven is en dat (verborgen dus, geheim) blijft. Wij leven zoals elke biologische soort in onze eigen specifieke ‘gegeven/waargenomen wereld’ en dat blijft zo ondanks alle apparatuur en alle verwachtgereedschap (wetenschappelijke theorieën).
===============
Paradijs – toeëigening – landbouw – veeteelt
‘De mens’ ging eetbare planten bevoordelen boven planten waarvan hij het nut niet inzag: het onkruid. ‘De mens’ ging vee houden en roofdieren en dieren die hetzelfde aten als dat vee ongedierte vinden. Ze gingen de oogst en zelfs de toekomstige oogst bezitten [dat is: aan het benutten, gebruiken en verbruiken door anderen onttrekken en onthouden]. Dat was een stap weg uit het paradijs.
================
Overbevolking – angst voor oorzaken van misoogst – angstreligies met offers – voorraadvorming – bezit (aanvankelijk groepsbezit, pas veel later privaatbezit) – zelfzucht – roof – slavernij – civilisatie – specialisatie – rivaliserende rangschikking door competitie en in concurrentie, dingen om de gunst der heersers. Machtii, onaangevochten rechtiii, erkende plicht, gezag.

Uiterst kort: toen kwam de overbevolking, de voorraadvorming, de misoogst bij de een en de niet-overvloedige oogst bij de anderen. Toen kwamen de hongerenden als vragers en gingen als rovers en wat erger was: na enkele herhalingen van het roven en vechten bleven ze als heersers / slavenhouders bij de beroofden, van wie ze nu ook de txaenz roofden, die zij nu ook hielden als gebruiksvee.
Dat is de komst van het staande leger, de civilisatie, de slavenhouderij, de technische ontwikkeling via specialisatie en de grote steden. Van de slavenhouderij is alleen enkele malen de vorm veranderd, tot we nu allen deeltijds slaven houden (als samenstellend deeltje van het mystieke lichaam van Koning Klant) en allen deeltijds slaaf zijn (als samenstellend deeltje van ‘het leger van werkenden’, de labourforce, of als verslaafde aan wat anderen bezitten of als zich rangschikkende gebruiker die om een rang te hebben moet doen wat hem niet als nodig door zijn lijf gemeld wordt). We leven met een fout bewustzijn, dat wil zeggen: we hebben er gaan verstand van aangeleerd gekregen hoe de wereld ‘draait’, wat er gaande is, wat de geciviliseerden met elkaar aan het spelen zijn: wij die het aan het doen zijn, dat spelen, hebben er geen verstand van, wij ‘denken’ dat wat wij doen geen illusiespel is, niet zo’n spel als dat van kleuters: “ik was de vader en jij het kind”. Ons komt het voor, ook na tig jaar dagonderwijs, dat ‘ik ben de koningin en jij bent de minister president’ echt is. Dat is ons vals bewustzijn. Ons komt het voor dat al die gevallen rijken (de USSR is een recent voorbeeld) weliswaar gevallen zijn, maar dat de nu nog bestaande rijken echt zijn. Dat is ons vals bewustzijn. In ons brein is een ons leugens te binnen brengend begrippenapparaat in gebruik gebracht. Ons brein levert daardoor onzin en onwaarheid aan ons bewustzijn (laat onwijs gepraat horen aan ons geestesoor en als we aan het praten zijn ook aan onze omstanders). Jammer, maar het is niet anders, luister maar, bij een ander is het gemakkelijk te herkennen. Daarna gaat het ook bij jezelf minder moeilijk. Maar dan is er nog welk de vraag wat je met die begrippen in je brein moet doen. Buiten werking stellen natuurlijk, dat is niet moeilijk te vinden als antwoord, maar dan is het zoeken naar het desbetreffende boekje uit de ‘How-to-do’-reeks.
Ons valt tekst in die we kunnen uitschrijven en dan hebben we de woorden ( —> begrippen) zwart op wit, onbeweeglijk, voor ons. Dat helpt.
Het moet anders worden: we begrijpen met een inzicht voorkomend begrippenapparaat, we horen dat we vrij zijn en voor vrijheid en ziet: we streven ernaar zoveel mogelijk slavenhouder te zijn (we kiezen het goedkoopste, dat is de laagste lonen en de minste zorg om de natuur) en toch bewonderen we niet het zo weinig mogelijk slaaf willen zijn, want de rolmodellen, die er in slagen aan veel geld te komen houden niet op met hun best doen: de sporters, de vertoners van zichzelf en hun kunsten, maar ook de nuttigen en deskundigen en bekwamen. Wie het initiatief neemt en aan zich houdt om zijn txaenz in de stroom te storten, is als een slaaf die door hard te lopen uit de buurt van de zweep van de slavendrijver blijft. De begeerte een rang te hebben en de hechting aan die rang geven precies dat valse bewustzijn, dat niet meer zien in deeltijd slaaf te zijn, niet meer zien gebruikt te worden: de wolk van onverstand. Dit is de bijdrage van (mijn beeld van wat bedoeld werd door) de boeddha aan mijn begrippenapparatuur, arme boeddha, maar gelukkig, hij lijdt er niet aan.
=====================
De instructie van de civilisatie [exacter: van wie deze bemannen en de nieuwkomers (de kinderen er in) vangen en bruikbaar maken] is: Wordt en blijf wat wij willen dat jij bent: iemand die zo denkt, zo begrijpt, zo handelt, zo voelt. Boeddhisme, Jodendom en Christendom zeggen tot de geciviliseerde: verander, bekeer je, hou op een geciviliseerde te zijn, speel niet langer mee.
Religie contra civilisatie. Hoe dat met de Islam is, weet ik niet.
===========
Het is niet mogelijk gebleken de civilisatie te laten ophouden. [Daar kunnen we de geschiedenis van de 20ste eeuw met al haar idealen en ideologieën op nakijken en het Oude Testament op nalezen.] De mensen die anderen gebruiken sterven evenmin uit als de roofdieren. Anderen gebruiken wordt onderwezen, aangeleerd en toevallig-geleerd, net als roofdierschap volgens Darwin met zijn roofvinken. Het is een opzettelijk veroorzaken van fout begrijpen (in /door anderen, kinderen, minder doordachten), wanneer men blijft spreken van ‘de mens’ als er al lang vele, vele soorten mensen zijn (nee het gaat niet over rassen, het gaat over) gebruikers en gebruikten, bruikbaren en gevechtsklaren (rivaliserende leiders).
Het begrip ‘de mens’ is even weinig verhelderend bij het beschrijven van wat er gedaan wordt in de mensenwereld als het begrip ‘zoogdier’ bij het beschrijven van wat er gebeurt in de dierenwereld. Zoogdieren doden niet zozeer hun eigen jongen, alswel roofdieren doden de jongen van prooidieren. Bijvoorbeeld.
==============
Er is aan het wereldgebeuren niets te veranderen, de civilisatie, het gebruiken en verbruiken van (de txaenz van) andere mensen gaat door. Ingrijpen gaat niet, dan toch minstens maar begrijpen.
=========================
Als ik mij bevrijd van mijn aangebrachte persoonlijkheid, mijn littekens opgelopen in het leven (c.q. het gebruikt worden) in de civilisatie (i.c. het geschoold worden en het werken voor de kost), dan bevrijd ik ook elk ander van die druk die via mij op hem/haar door de civilisatie anders zou blijven worden uitgeoefend. Ik als geciviliseerde verwacht en eis dit en dat van een ander, ik als natuurwezen, als bevrijde, als hemeling, niet.
===============
Naast de bovenstaande is er ook nog de formulering zoals Mozes dat deed: in gij zult en gij zult niet. Schijnbaar geboden, anders opgevat een checklist waaraan iedereen kan zien of hij ‘het heeft’ of hij ‘deugt’ of hij ‘vrij is’, of hij de civilisatie verlaten heeft.
==================
Gij zult Uw taal zelf gebruiken, in tegenstelling tot napraten, meepraten en doorpraten als je geen kennis meer te melden hebt.
Gij zult open benoemen, zonder verbloemen [bijvoorbeeld economisme als vorm van slavenhouderij].
Het gebod om niet te begeren wat het bezit van Uw naaste is, is onhoudbaar nu alles wat te bezitten is ook toegeëigend is en wordt. Er is dus nu het gebod nodig: gij zult niet bezitten wat anderen nodig hebben en gij niet. Alleen overheersen / dwingen is fout, waartoe dan ook. Geen enkel gedrag is op zich fout. In de vorm van kopen is dwingen ineens regel en onbetwistbaar.
Gij zult niet rangschikken, Uzelf niet en anderen niet.
Gij zult niet bewonderen wat onnodig is.
Gij zult niet verachten wat nodig is.
Gij zult überhaupt niet bewonderen en niet verachten, met andere woorden: gij zult niet rangschikken.
Gij zult Uw txaenz niet onnodig en ongedwongen toevoegen aan de stroom van de civilisatie.
Gij zult niets onnodigs bezitten en zulk bezit door anderen niet erkennen.
Gij zult U niet met wat U leerde / opdeed identificeren.
Gij zult het nodige niet verlaten want wie het nodige verlaat domineert (= heerst = rooft andermans txaenz) òf hij perverteert zijn eigen streven (de lust i.p.v. het nodige dat met lust gepaard kan gaan als / i.c. dat nodig is) en corrumpeert de natuur in [ —> onharmonieus functioneren] en om hem plus de samenleving.
Gij zult kennis / kennen onderscheiden van en achten boven informatie / weten.
Gij zult kennen onderscheiden van kunnen en het kennen door andere organen dan de hersenen als zodanig herkennen en erkennen. Gedenk (= maak en hou je bewust) dat ‘het primaat geven aan de instrueerbare hersenen’ een bevel is, afkomstig van de civilisatie, van de slavenhouders.
Gij zult geen macht in Uw buurt wensen te hebben, gij zult U geen meerderen en geen minderen aanschaffen. Gij zult anderen niet bewonderen en niet verachten / minachten. Gij zult mensen niet met elkaar vergelijken en niet aan iets, elkaar of Uzelf meten. Gij zult geen vormen (banen, functies, verwachtingspatronen) maken waarin mensen zouden moeten passen om ze te vullen.

i) Wie dat, een concept / verzinsel / begrip gebruiken zonder te geloven dus, niet kan (en/of niet wil) heeft een stap niet genomen. Het is een stap, een plotseling inzicht. Het is volstrekt niets moeilijks, maar wel iets omwentelends, iets revolutionairs. Het komen tot dat inzicht kan als volgt: het is duidelijk dat er kinderen zijn die van die illusiespelen spelen: “ik was de moeder, de pop was het kind en jij was de dokter, het kind was ziek.” 40 jaar geleden speelden kinderen zulke spelletjes nog, ik was er bij en zag het en hoorde het. Het kan best zijn dat het nu nooit meer ergens gebeurt, dat is mij onverschillig. Ik wil aanwijzen dat er mensen zijn geweest die verzonnen en hun verzinsels aan anderen aanboden / opdrongen als manieren om hun tijd, aandacht, energie, vaardigheden, fantasie, toewijding, enz. enz. [hun TxAenz noem ik dat] te besteden. Dat deden niet alleen kleine kinderen, dat deden ook grote mensen. Alle rang en alles waar het in de politiek over gaat is verzonnen, is illusie, is spel. Kinderen die spelen met echte geladen revolvers spelen wel gevaarlijker, maar ze spelen niet minder dan kinderen met nepwapens van hout of plastic. Moorden voor een waan maakt die waan niet echt, niet minder een waan.
ii) Waar geen Trotteldrom (zo’n drom bestaat uit gezagtoekenners) is, daar is geen macht. Zo’n drom vervangt als inspirerende grootheid als motivator de dwang en de bedreiging, de leiders van de drom worden met gezag bekleed: ze krijgen de nieuwe kleren van de keizer aan, die alleen zichtbaar zijn voor wie meedoen. Macht (en ook gezag) kan men niet tot de natuurverschijnselen rekenen al doet menigeen dat graag. De sterkste mannelijke zeeolifant daar dan op dat strand heerst niet, heeft geen macht en geen gezag. Dat is nu juist zo vermoeiend, dat zich ononderbroken moeten handhaven jegens die andere mannelijke soortgenoten daar dan. Ze vormen geen drom, die dieren. Zo’n drom (zo’n IETS) is een gedachtenconstructie, een illusie, een verzinsel. Zo’n drom inspireert en als een massa in gezamenlijke actie gebracht en gehouden moet worden met geweldpleging en bedreiging gaat ze als de USSR ten gronde, maar niet aan opstand of zo. Het is niet eens meer passief verzet, het is uitputting, initiatiefloosheid.
Het inzien dat er in en met een illusie, een verzinsel geleefd wordt, zou dat die inspirerende werking kunnen verstoren? Het feit dat al die IETSen door mensen gemaakt zijn, dat hun bestaan op afspraken berust, wordt door iedereen gekend. Maar op de een of andere manier blijft dat onbesproken. en toch is het volgens mij centraal belangrijk. Een vooronderstelling zal wel zijn dat er te veel mensen aanwezig / in leven zijn om nog ongeorganiseerd, zonder in IETSen ondergebracht te zijn, bijeen te kunnen leven.
iii) Ik hoorde dat men in het Chinees geen woord / begrip ‘recht’ heeft, maar dat vertaalt als ‘power’, dat is: gelegenheid en kracht en vaardigheid om door te drukken tegen weerstand in. Wanneer iemand een recht krijgt, krijgen allen om hem heen de plicht na te laten hem weerstand te bieden bij het uitoefenen van dat recht. Het recht voor de enkeling is dus de plicht voor al zijn tijdgenoten. Wel, het is duidelijk dat aan volken die daar in trappen zulk een plicht voor allen makkelijker te verkopen is als men het brengt als een recht (voor allen). Het komt er wel op neer dat allen een oneindige verzameling verboden krijgen opgelegd, die voor het overgrote deel nog niet eens ingevuld zijn ook: wat niet expliciet verboden is, is voor iedereen rechtmatig te doen. Het is je goed recht datgene te doen wat niet verboden is. De benadeelde heeft geen juridische poot om op te staan: iedereen moet alles van ieder ander aanvaarden als het niet expliciet verboden is. Je moet maar op een totaal nieuwe tegenmaatregel komen, die een vrijheid, een recht voor jou is. Hoeveel vrijer is de Chinees, hoeveel minder last kan ieder ander hem opleveren.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This