Uiteenzetting van een conceptgroep.
Van wie het enig mogelijke doet of neemt, wordt niet gezegd dat hij heeft gekozen.
Kiezen doet iemand uit ‘alternatieven’ genoemde mogelijkheden, naast elkaar tegelijkertijd aanwezig en hem gegeven en opgemerkt. ‘Gegeven’ betekent hier: die binnen bereik van zijn vaardigheden liggen en waarvoor hij de gelegenheid heeft en die hem vergund (/ gegund) worden. Dat hem laten, hem gunnen en vergunnen van die mogelijkheden, is een zaak, een activiteit, een gedrag of een daad van de omstanders, de tijdgenoten en soortgenoten van wie kiezen moet.
Voor Robinson Crusoe, alleen op zijn eiland, is die sociale omgeving er niet. Wat er voor hem aan alternatieven aanwezig is wordt slechts begrensd door zijn vaardigheden, en door de gelegenheden die hij opmerkt. Dat opmerken wordt voor Robinson duidelijker dan voor ons, tussen al die anderen, onder elkaar, tot een activiteit. Wij, onder elkaar hebben er moeite mee te kiezen uit de vele mogelijkheden die wij elkaar bieden en aanwijzen. Wij komen er moeilijk toe om naast al dat aanbod zelf nog weer extra alternatieve mogelijkheden te gaan zoeken.
Onze aandacht wordt gericht op de alternatieven die ons worden aangeboden en aangewezen. Er bestaat een verpakkingsindustrie en een verpakkings- en keuzebeinvloedingswetenschap. In het schema wordt het rationeel genoemd deze alternatieven met elkaar (onderling) te (laten) vergelijken: de staalmeesters, de keuringsdienst van waren, de “stichting vergelijkend warenonderzoek” (SWO). Dit betreft: kwaliteitenvergelijking: het vaststellen van welke eigenschappen, hoedanigheden en gebruiksmogelijkheden de verschillende alternatieven hebben.
Om tot een keuze te komen is het ook nog nodig dat wie kiezen moet weet wat de vraag is, wat de behoefte is waaraan men al kiezend uit het aanbod (het mogelijke) probeert te voldoen.
Mensen eten zeer uiteenlopende dingen. Toch kunnen we zinnig stellen dat ze allemaal, door te eten in een en dezelfde, gezamenlijke, overeenkomstige behoefte voorzien. Mensen moeten wat te doen hebben, zoals ze wat te eten moeten hebben.
Ik spits nu mijn betoog toe op het kiezen van alternatieve bezigheden. Zulk een keuze kan tot uitdrukking komen in het kopen van een of ander gebruiksvoorwerp of een te verbruiken goed. Het kan ook leiden tot het zich laten verlenen van een dienst. Het kan ook leiden tot het zich inzetten voor een of ander vrijwillig werk. Voor de propaganda voor de vrije westerse samenleving is zelfs het kiezen van betaald werk een keuze van deze aard, het voorzien in deze behoefte om iets te doen te hebben: men spreekt van het zoeken naar werk dat je ligt, naar een interessante baan waarin je jezelf kunt verwerkelijken en dergelijke meer.
De behoefte om iets te doen (om handen en in gedachten) te hebben is er een van dezelfde orde als de behoefte aan voedsel. Wie niet voldoende te doen heeft, wordt zowel gek als lichamelijk ziek en gaat dood. Wij hebben in onze moderne samenleving niet niets, maar wel te weinig te doen. We gaan er dan ook langzaam aan kapot.
[Het is mogelijk deze uitspraak tot in het oneindige te nuanceren, maar dat is nooit zinnig. Iedereen weet dat er ook, voor sommigen, banen zijn die passend zijn bij wat een mens nodig heeft aan afwissellende, diverse prikkels en aan dito hanteringsmogelijkheden. Er zijn prettige banen, bevredigende relaties (Zweibeziehungen) en gelukkige huwelijken, het heeft geen zin dat te ontkennen, het is wel te veroordelen om op grond van deze positieve voorbeelden voor allen banen, relaties en huwelijken te propageren.]
Wanneer mensen kiezen uit het aanbod aan cursussen voor Volwasseneneducatie, kiezen ze ‘wat te doen’, iets om te doen, iets om aan bezig te zijn. Kiezen ze een dienst ? Kiezen ze een behandeling ? Kiezen ze een te gebruiken iets ? Kiezen ze een bundel gelegenheden, een nog niet gespecificeerde verzameling mogelijkheden, waaruit ze naar bevind van zaken willen kunnen kiezen dan en daar waar deze zich voordoen ?
Nu al weten wat je later (straks, over een maand, in de loop van het komende jaar) zult willen doen, is onmogelijk. Op grond van je langdurige zo-zijn kun je een beetje voorspellen of je bediend, behandeld, geholpen, of alleen gelaten wilt worden (met werktuigen, met spul, met een onderwerp, met lesmateriaal).
Of wie kiezen zich deze onmogelijkheid bewust maken of niet, maakt niets uit. De werkelijkheid is dat nu niet vastligt wat ze later, ten tijde van het gebeuren van de cursus die ze nu kiezen, zullen (kunnen) opmerken en ook niet wat ze dan positief of negatief zullen waarderen.
Dat betekent dat wie iets in de toekomst kiest gewoon niet weet wat hij zoekt. Hij vermijdt en hij jaagt wensvoorstellingen na. Dat klinkt ook al niet positief, maar het is niet anders.
Vraag:
Kan iemand iets anders doen dan iets in (voor) de toekomst (voor straks) kiezen ?
Antwoord:
In strikte, absolute zin kan dat niet. Er is echter een variabel risico bij kiezen. Het risico is geringer naarmate de toekomstige tijdspanne waarover men heen denkt door te kiezen, kleiner is. Om hierover na te denken is het volgende een middel: neem in gedachten het geval van een ambtenaar van de mijnopruimingsdienst. Deze man hanteert de bom die hij onschadelijk moet maken. De tijd die verloopt tussen een verkeerde ingreep en de ontploffing is te kort om nog te kunnen weggaan voor de grote klap. Het komt er dus op aan de ingrepen zo klein te houden dat ze niet de oorzaak van het ontploffen omvatten. Wanneer er altijd een langzaam en waarschuwend sissend ontstekingsmechanisme gebruikt zou worden, zou zo’n onschadelijkmaker veel meer kunnen wagen. Er is immers dan tijd om weg te lopen. Zit hij echter met zo’n trage mijn opgesloten, dan geldt weer dat hij elke veroorzakende ingreep moet vermijden. Ingrepen zijn bedoeld om iets aan het geheel te veranderen, zodat het niet meer ontploffen zal, wat er ook gebeurt. Het zou ideaal zijn als ingrepen teruggedraaid konden worden, als processen stopgezet konden worden.
Passen we nu de in deze bovenstaande situatie beschreven categorieen toe op iemand die een VEcursus kiest.
Overeenkomsten zijn er alleen wanneer het zo iemand niet er om gaat het gebeuren in de cursus aan te kijken, zoals hij een voetbalwedstrijd aankijkt: als een optreden van anderen. Het is een van de meest verbreide houdingen onder ons, die van toeschouwer en beoordelaar. Ook in school hebben we als leerling vele lessen moeten bijwonen in die houding: toeschouwen, eventueel gebruikt worden, in stilte en na afloop: beoordelen.
Mensen kunnen niet weten wat ze willen, het is niet bewust te krijgen, want het zoeken (je afvragen) wat je wilt, vooronderstelt het bestaan van een vaste verzameling voorkeuren en/of van een plan, een voornemen. De werkelijkheid is dat de keuzes gemaakt worden in ons onderbewuste, op grond van interpretaties, verwachtingen, vooronderstellingen, gevoel (angsten en zo) enzovoorts. Bewust wordt ons slechts de neiging weg te gaan, het gebeuren op te laten houden, het zo te houden als het is, het in deze of gene richting te veranderen, het te herhalen of wat ook. Dat bewustworden dan nog alleen als we niet er al onbewust uit handelen en slagen in wat we “willen”.
Het weloverwogen kiezen is de moeite niet waard. Het is alleen maar van belang dat de deelnemers tijdens het deelnemen wat te doen hebben, waarmee ze hun bestaan kunnen verlevendigen (hun bestaan tot ‘leven’ kunnen maken). Wij mensen zijn nog alleen, nog samen echt ergens aan bezig. Ons leven maakt nergens onderdeel van uit en dus hoeven we niets. We zijn er een poosje, als individu en als soort, en dan verdwijnen we weer. Ons leven zelf heeft geen enkel gewicht of functie. Het moet op en in zichzelf leuk, de moeite waard, plezierig, prettig, het beste woord is: LUSTVOL zijn.
Niets wat we doen heeft enig gewicht. We hechten gewicht aan allerlei zaken en aan allerlei gevoel, gedenk en gedoe. We voegen dat gewicht kunstmatig toe en wel alleen in ons gevoel, gedenk en gedoe. De toegevoegde gewichten zijn ongezond groot, we vermoorden elkaar en onszelf voor hersenschimmen. (Pogingen om oorlogen en het wedijverend in gedemocratiseerde civilisaties bijeenleven te verklaren uit enig nut of noodzaak blijken altijd te mislukken. De civilisatie is redeloos, nutteloos, leeg gedenk, gedoe en gevoel.)
Het is van belang dat te weten, juist ook wanneer je er zoals vrijwel ieder van ons, tijdgenoten in vrije, westerse democratieen, door de dictatuur van opzij gedwongen wordt tot deelname.
LUSTVOL is ons individuele leven zodra, zolang en inzoverre wij op alle mogelijke manieren biologisch functioneren in het besteden van onze tijd, aandacht en energie. We zullen kunnen functioneren in het doen van wat nodig is om voor ons lichamelijke leven en welzijn te zorgen.
Doordat we thuis en in school en in ons werk in de maatschappij GESPECIALISEERD, als specialist, tewerkgesteld worden, functioneren we buiten onze vrije tijd slechts op weinige van de mogelijke manieren. In ons natuurlijke zijn geldt echter dat we op de manieren waarop we kunnen functioneren ook moeten functioneren, willen wij ons zo goed mogelijk welbevinden. Die vormen van functioneren waaraan we buiten onze vrije tijd niet toekomen, moeten we in onze vrije tijd proberen te PRACTISEREN. IN DE VOLWASSENENEDUCATIE gaat het over het gebruik (het functioneren) van handen en hersenen. Het functioneren van spieren en van hersenen in specialistische* vorm in de vrije tijd vindt plaats in de sport (hardlopen, voetballen),denksport (schaken) en in het musiceren.
* Specialistisch = in knechtelijke vorm: gericht op toppresteren, wedijveren en perfectie vertonen voor beoordelende toeschouwers. We willen in de volwasseneneducatie dat perfectionisme niet. Zodra, zolang en inzoverre educatie iets betekent is het : uitleiden uit de knechtschap*. Knechtschap kenmerkt zich door in competitie vertonen van moeilijk leerbaars, van kunstjes. Wat de burger als toeschouwer, in zijn rol van koninklijke applausgunner, in die kunstjes (opera, ballet, circus, bellettrie, schilderen, beeldhouwen en ander en andere Cultuuruitingen) bewondert zijn de moeilijkheid van het kunstje en de conditie van de uitvoerder. Deze beide bewonderde aspecten zijn bereikt en instandgehouden door een wezenloze hoeveelheid ervoor nodige dagelijkse oefening. De toppresterende knecht is tegenwoordig niet langer overal een mishandelde gevangene, maar een door ambitie (ambitieuze ouders) gedrevene, gebruikte.
Educatie betekent niet : het binnenleiden in de wereld van productie en consumptie van knechtenkunstjes. Educatie betekent integendeel het uitleiden uit die wereld, die de civilisatie is, die men ‘beschaving’ en ‘Cultuur’ noemt. Ooit was er een (sociaal-democratisch ?) ideaal dat neerkwam op: brengen tot deelname aan de Cultuur, volksverheffing naar het ni.o.v.n de middenklasse, dat is naar het ni.o.v.n de part-time heren (toeschouwers, keurders, eisers van topprestatie en inspanning) die tevens zelf part-time knechten zijn, op hun beurt, voor geld diendend en vertonend presterend.
* Deze uitspraken berusten op mijn vooringenomen oordeel over wat volwasseneneducatie zou moeten zijn. Dat oordeel is als volgt te verduidelijken: ik onderscheid, zoals vrijwel iedereen, de begrippen ‘cultuur’, ‘natuur’ en ‘civilisatie’. De cultuur is het volgens familie- en stamverwantschap geregeld traditioneel samenleven in dorpen, de natuur is dat wat buiten die dorpen lag, aan ‘groot bos’, ‘woestenij’ of hoe men het ook noemde. De civilisatie is de (“stedelijke”) samenleving met heren en knechten, meerderen en minderen, standen en klassen, voorrechten en geld.
Er gelden in natuur, cultuur en civilisatie respectievelijk instincten, overleveringen en voorschriften bij het kiezen van wat te doen en wat na te laten. Tussen deze drie verzamelingen gedragsdeterminanten gedragskeuzecriteria moet iedere enkeling herhaaldelijk kiezen alvorens zijn (het juiste !) gedrag te kunnen vaststellen in een bepaalde situatie. De strijd tussen natuur (het vrije individu, de medemens), cultuur (het stamlid, wij tegenover zij) en civilisatie (ik de enkeling/presteerder tegen ieder ander in gevecht om de meerdere, de gebruiker van de andere te zijn) vindt in de zielen, de personen der mensen plaats. En pas vandaaruit tussen hen.
Ik koos voor altijd en overal voor de natuur.[einde voetnoot] Het zal niet mogelijk zijn het uitleiden der deelnemers aan volwasseneneducatie te laten doen door in de middenklasse thuis zijnde cursusleiders, tenzij voor die (waarschijnlijk zeldzame) deelnemers zelf, die ‘naar buiten willen’ en als de cursusleiders door de inrichting (vorm en inhoud) van de cursus geen leiders zijn.
Volwasseneneducatie heeft ook niet als echte, haar kenmerkende, taak het geven van alsnog een buitenschoolse kans om enkele eenvoudige kunstjes te leren, die later als werk voor geld gedaan kunnen worden. De werkelijkheid is altijd anders en er zal wel een boterham zitten in het gebruiken van VEgeld voor nascholing.
Wat is ook het positieve van het in de gaten hebben wat er in de civilisatie gebeurt en daardoor de mogelijkheid hebben je aan meedoen te onttrekken ? Goed, wie inziet, kan beter, verstandiger nalaten zich tot arbeid te laten dwingen voor geld dat hij even later uitgeeft voor verslavingen van allerlei aard, inclusief het toeschouwer-zijn. Ontsnappen aan de civilisatie kan echter niet.
We kunnen verwachten dat elke deelnemer en elke werknemer in de VE aan de drie genoemde ‘gebieden’ of ‘verzamelingen gedragskeuzecriteria’ zijn eigen volgorde zal hebben gegeven. Anders gezegd: de strijd om de voorrang tussen natuur, cultuur en civilisatie zal ook tussen de mensen woeden, die elkaar in de VE tegenkomen. Er zullen mensen zijn die VE willen gebruiken om zich weerbaar te maken in de civilisatie. Zo is bijvoorbeeld de emancipatie een verschijnsel dat geheel binnen de civilisatie afspeelt, de civilisatie die geheel op het totstandbrengen van meerdere- mindere-relaties is gericht. Er zullen ook mensen zijn die VE willen gebruiken om zich te bekwamen in creatieve, ontplooiende, wedstrijdloze manieren om hun eigen vrije tijd te besteden. Deze mensen zitten binnen het waardegebied van de natuur, als ze willen functioneren als lichaam/geest met hun brein of en met hun handen. Om ook daarvan een voorbeeld te hebben kunnen we voor het ‘cultuur-bereik’ (’thuis’-bereik met andere woorden) denken aan vrouwen die willen leren hun kind te helpen bij het huiswerk. (Het kan zijn dat er daar een ambitieuze moeder tussen zit, die handelt vanuit een puur ‘wedstrijd in civilisatie’-doelstelling.
In ieder geval kunnen zeer veel motieven en daardoor zeer veel botsingen en wrijvingen, teleurstellingen, genoegen en inspiratie worden geordend met behulp van de begrippen ‘natuur’, ‘cultuur’ en ‘civilisatie’. Deze benadering van de vraag “waarom doen deze mensen dit ?” levert in ieder geval het volgende inzicht op:
1. de combinaties en schikkingen van de verschillende motieven in de enkeling zijn uniek, maar de motieven zijn afkomstig uit drie helder onderscheiden onverenigbare, strijdige bereiken.
2. er is geen vrede binnen de enkelingen, daardoor ook niet tussen hen.
3. de herkenbaarheid voor iedereen van de motieven van de anderen, maakt onenigheid en de waan van wederzijds voor argumenten vatbaar zijn mogelijk en zelfs waarschijnlijk.
4. ieder der aanwezigen heeft gelijk als hij stelt en in daden en keuzen tot uiting brengt dat waarde (criterium) A boven waarde (criterium) B gaat. Hij spreekt waarheid, de vraag is niet of hij waarheid spreekt, maar waar zijn uitspraak waar is. Zijn uitspraak is waar binnen zijn verzameling zo ten opzichte van elkaar geschikte criteria. Die schikking is historisch gegroeid, evenals die onvolledige verzameling historisch is binnengekomen uit de drie volledige verzamelingen. Die schikking is dan ook niet zomaar en niet veranderbaar zonder de (sociale) omgeving van de betrokkene te veranderen.
5. wie voor geen van de drie verzamelingen kiest, maakt een eind aan de strijd in hem tussen de drie verzamelingen. De resterende strijd is buiten hem. Wat hem niet door anderen afgedwongen wordt, hoeft hij niet. Er hoeft nooit gekozen te worden en de privacy, het ‘man van de wereld zijn’ en de mannenclub zijn duidelijk afgescheiden en hebben hun eigen regels. Alle regels gelden altijd, maar ze gelden niet overal. De drie gezichten van iedere geslaagd opgevoede in de middenklasse.
Het gaat er om niet steeds goed diep te onderzoeken wie waar aan bezig is, maar elk aanbod voor gelijkgezinden aantrekkelijk te maken.
De meeste mensen zijn miskweken en hebben de ondoordachte aanname dat hun combinatie van criteria (opvattingen) overal en altijd geldig en juist en op z’n plaats is en door hen verdedigd dient te worden. De ergsten onder deze miskweken zijn onzeker van hun aanname en proberen daarom voortdurend anderen tot met hen instemmende medestanders te maken. Deze lieden zijn niet met hun aandacht bij enige zaak of onderwerp te houden, ze zijn politiek bezig, ze werven medestanders voor hun oordeel over de zaak, het verloop daarvan en het onderwerp.
De hel dat is de ander bij wie je niet weg kunt gaan zodra blijkt dat hij je wil gebruiken. Het is dus zaak cursussen of wat ook zo te organiseren dat iedere deelnemer alleen of met een of meer anderen kan wegvluchten uit het geheel zonder dat het geheel dat kan waarnemen en/of kan gaan bestrijden. De strijd komt van buiten mee de cursusgroep binnen. De strijd is niet te beslechten. De strijd is niet het onderwerp. Vluchten, strijd vermijden, dat is het wat je mogelijk moet maken.
0 reacties