Kortstondig waar, langdurig waar

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen | Uitgangsopstellen
Trefwoorden: eigen boek

Jaap Schot, januari 1985

Over waarheid, kortstondig waar, langdurig waar, maar alleen maar waar.

De uitspraak ‘er ligt sneeuw’ is hier nu waar, straks is ze hier niet meer waar, nu is ze elders niet waar. De hoedanigheid waarheid is echter volledig gegeven.

De uitspraak ‘de Himalaya is vulkanisch inactief’ is langduriger waar dan de bovenstaande uitspraak over de besneeuwdheid van het landschap hier.
Aan de kwaliteit ‘waarheid’ wordt door die langdurigheid niets veranderd. Langdurigheid en waarheid staan volledig dwars op en los van elkaar.

Kortstondigheid, vergankelijkheid, duurzaamheid en bestendigheid zijn termen die bij de mens met de bunkerbouwers-mentaliteit een waarderende betekenis hebben. De dieren in een dierentuin, die in hun kooi bang zitten te wezen voor wat buiten hun kooi is. De per slot van rekening psychisch gevangen zittende dieren, in dit geval: mensen.

Ik ben dwang blijven herkennen als van buiten, van de andere mensen afkomstig, mij aangedaan. Ik blijf ook mijn concrete belang bij het voortbestaan van de Staat der Nederlanden als uitbetalende instantie van mijn uitkering herkennen als door anderen voor mij tot stand gebracht en geregeld. Ik ben totaal machteloos tegenover en in het maatschappelijk gebeuren en het wereldgebeuren. Ik ben totaal overgeleverd aan het spel der maatschappelijke krachten. De regelingen waarvan ik nu leef, kunnen door anderen ongedaan worden gemaakt. Ik ben in de maatschappij en in de wereld gevangen, zoals Robinson Crusoe op zijn eiland. Ook de levende natuur op dat eiland was te beschrijven in een Darwinistisch verhaal van ‘struggle for life’ en ‘survival of the fittest’. Dat verhaal wordt niet onjuist doordat er ook een flinke hoeveelheid broedzorg is en daarnaast de afwezigheid van luxeconsumptie, wat de toestanden in de natuur doet verschillen van die in de maatschappij. Wat in de Schepping ontbreekt zijn de ingredienten voor het alledaags fascisme : het zich vergelijken met anderen en het wensen van anderer armoe als achtergrond om tegen te contrasteren voor de eigen luxe en heerlijkheid. Het is in dit verband onverschillig of de natuurwezens de gelegenheid en de mogelijkheid, de technische vaardigheid hebben om luxe te consumeren of om zich met anderen te vergelijken of om zich zorgen over en daarom voorraden voor de toekomst te maken. Dat zijn eventuele redenen en oorzaken voor het ontbreken van die verschijnselen die zozeer de maatschappij kenmerken, de afwezigheid van verschijnselen voorkomt hun gevolgen, niet de oorzaken van die afwezigheid. Wanneer ik uitschrijf wat is, zijn veroorzaking van wat is en keuring van wat is, niet ter zake, niet aan de beurt om beschreven te worden. In de maatschappij maken mensen grote hoeveelheden levensnoodzakelijkheden voor anderen onbereikbaar, zonder deze zelf te consumeren. Er is dan niet altijd sprake van bewaren voor later, denk aan het voorbeeld van het beschutting producerende huizenbestand, dat voor de daklozen onbenutbaar wordt gehouden. Beschutting is overeenkomstig met ‘manna’ voor wat betreft dat het niet te bewaren is. Een protest tegen het optimaliseren van de eigen leefomstandigheden zoals dat in de natuur plaatsvindt door ieder individu, is onzinnig. Protest hoort te zijn gericht tegen luxe, tegen het consumeren van onnodigs, van luxe, tegen het aan anderen daardoor onthouden van wat voor hun leven en welzijn nodig is.

Wat heeft het voor zin dit alles herhaaldelijk, in telkens weinig gewijzigde bewoordingen uit te schrijven? Antwoord: breinonderhoud en breinverbetering. De Centrale begrippen zoals ‘nodig’, ‘soeverein’, ‘kennis’ enz. worden steeds weer in andere kaleidoscopische formaties bijeengebracht. Dat zijn deze teksten.

Het is niet heerlijk en niet geweldig, maar wel zalig om zo totaal onbezorgd, zij het volstrekt machteloos, te leven in en van de overproductie van een systeem. Of dat systeem nu de levende natuur op Robinsons eiland is of de menselijke maatschappij in onze technologisch ontwikkelde samenleving. Protest tegen de aard van de schepping is even zinloos als protest tegen de aard van de maatschappij waarin je toevallig geboren bent. Het opvatten van de schepsels in de natuur als gedoemd tot zijn zoals ze zijn, impliceert het opvatten van de mensen in de maatschappij als gedoemd tot zijn zoals ze zijn.

Slechts af en toe zal er een plant op een voor haar ideale plek staan en in volle pracht, ongestoord, onbereikt, onbeschadigd kunnen uitgroeien. Hetzelfde geldt voor dieren. Hetzelfde geldt voor mensen. Zo kan ik toevallig mijn gedachten ongestoord formuleren, op een plaatsje zonder geestelijke schaduw. Niet over praten, gewoon benutten en van genieten. In alle stilte. Contact, ‘praten met andere mensen’, is onnodig, het is een prikkeling extra, ik hou er meestal wel een opstel aan over, maar dat geldt ook voor een goede radio- of tv-uitzending en ook voor menige tekst.

Geestelijke schaduw

De uitdrukking ‘geestelijke schaduw’ brengt mij op een denkbeeld. Een ware tekst, een authentieke tekst, een tekst die een uiting is, is van de menselijke geest wat een schaduw is van het menselijk lichaam.

Het zien van andermans schaduw bewijst mij dat de zon, het licht, schijnt. Als ik zelf beschenen word, heb ik die zekerheid omtrent het bestaan van het licht, van de zon, ook. Het zien van andermans schaduw, verwarmt mij niet. Het kan mij met hoop vervullen, dat zien van andermans schaduw: het verschijnsel beschenen worden doet zich voor. De nabijheid van anderen, ook van anderen die rechtstreeks door de zon beschenen worden, levert schaduw. Door de overlap der schaduwen laat een menigte nergens de omtrekken van een mens kennen uit de schaduwvormen. Menselijke vormen ziet men in de schaduwen van alleenstaanden en van randfiguren, zo al ergens.

Een schaduw van een geest, een uitgesproken, een verwoorde, een begrepen waarheid, is geen bericht. Zo’n schaduw is (als) de schaduw van een geklede mens: het begrippensysteem is mede bepalend voor de vorm die te zien is, maar het ene kleed kan door het andere vervangen worden: zonder dat de mens verandert, verandert de schaduw die hij werpt. Slechts door steeds wisselende schaduwen, in steeds wisselende kleding geworpen, kan de menselijke vorm kenbaar worden. Slechts door steeds wisselen van begrippensysteem en van gelijkenis (analogie, denkbeeld, spreekbeeld) kan men een ander gelegenheid geven uit schaduwen waarheid te vermoeden. Het blijft vermoeden, kennen komt van beschenen worden.

Mensen spelen met schaduwen op wanden. Ze spelen ook met de vormen die hun kleren suggereren. Het spreekbeeld van licht, zaak en schaduw (denk aan Plato’s mythe van de grot) is oud en bij velen in gebruik.

Ik kan mezelf alleen maar voorhouden : geniet van de zon die je op deze eenzame plek beschijnt. Ga niet staan te gebaren, wijzend op je schaduw, want met die schaduw bericht je niets. Waarschijnlijk tot zeker is bovendien dat menigeen je het licht niet gunt.

De begrepen waarheid is als de schaduw van een geklede mens. DE kleding van de mens, voor de mens, bestaat niet, evenmin bestaat DE theorie, HET begrippenapparaat, HET beeld of DE droombewerking, dat is DE verfilmingsmogelijkheid, de verbeelding-in-filmvorm, van enig onderwerp.

Op de muur van ons bewustzijn werpt de waarheid ongekleed, zonder begrippenapparaat, onbegrepen, geen beeld. Een ware, authentieke tekst is altijd een uitgesproken begrepen waarheid. Een schaduw van een bepaalde vorm bewijst niet dat daar een mens is, die door licht beschenen wordt. De vorm van een uitspraak bewijst niet dat er een authentiek kennen uitgesproken, begrepen, verwoord wordt. Onze tekst is niet de werkelijkheid, ze is ook niet de waarheid die we daaromtrent kennen. Onze tekst is de schaduw van ons begrippenapparaat, waarin we de waarheid die we kennen, PLUS VAAK DE VERMOEDENS DIE WE NIET ALS ZODANIG HERKENDEN, verpakten. De verpakking werpt een schaduw op ons bewustzijn, niet het verpakte. Wij worden ons, ik word mij, de verwoordingen bewust, niet het verwoorde. Waarderende oordelen kan ik zonder meer herkennen als omhulde leegte.

Iets kennen is ongelijk aan bewust zijn van dat iets, zeker als dat bewustzijn de vorm moet hebben van een droom of van een tekst.
Als er al enig belang aan gezichtsbedrog zit, -meer algemeen aan de feilbaarheid van de zintuigen-, dan is het dat er daardoor in ons het voelen van zekerheid kan ontstaan die hoort bij het kennen van waarheid, die hoort, met andere woorden, bij de juiste gegevens die onze zintuigen ons leveren.
Wanneer we al onze zintuigen mogen en kunnen gebruiken om ons onderwerp mee te onderzoeken dan zullen de diverse zintuigen zeer zeer zelden allen samen en tegelijk een fout beeld opleveren van ons onderwerp. Maar o.k., de mogelijkheid van voorbewuste onjuiste uitgangspunten bestaat. Gevoel van zekerheid geeft nog geen zekerheid. Na het inschakelen van alle zintuigen in het omgaand, hanterend, gebruikend bestuderen van ons onderwerp, is het zinvol om ook nog eens het verstand in te schakelen en met gebruikmaking van begrijpen, verwoorden, redeneren en veronderstellingen formuleren en toetsen in proefnemingen.

Het bewustzijn is een epifenomeen en het nemen van proeven is weinig anders dan een uit het echte, hanterende leven afgezonderde en losgemaakte manier van doen.

Kennen wordt door begrijpen gereduceerd, het gekende kan niet in volle omvang en schakering in het begrijpen worden ondergebracht. Wat ons bewust wordt is slechts een schaduw van wat we kennen. Waar komt die woekering van ons bewustzijn vandaan, vanwaar die enorme omvang ervan ten opzichte van ons kennen? Een mogelijk antwoord is dat er hier sprake is van een reactie op de onzekerheid die ontstaan is door de veelheid van onderwerpen waarover we wel horen, maar waarmee wij nooit zelf omgaan.

Onze begrippenapparaten beperken onze mogelijkheid om ons onze kennis volledig bewust te maken, bewust te maken in alle rijkdom vanwaaruit we wel zouden kunnen handelen. Dat handelen echter is ons ook zoal niet verboden, dan toch slechts mogelijk via onze technieken en op de wijze en in de mate die ons is toegestaan. We kunnen de waarheid die wij kennen niet volledig in teksten en/of in handelen uitdrukken, beide door technische zowel als door verbodsbeperkingen. De anderen leggen ons censuur en handelingsverboden op. Wij kunnen niet waarheid zijn, steeds wordt de uiting ervan beperkt en vertekend door onze technische beperktheid, onze beperkte vaardigheden en onze door anderen beperkte gelegenheden. Ons kennende zelf zijn is ons niet onbelemmerd mogelijk en optimaal waarheid kennen is ons niet toegestaan door het verbod onze onderwerpen aan te raken. Zonder aanraken en omgaan zijn de onderwerpen niet optimaal kenbaar. Het achter de waarheid komen is tot een vorm van broodwinning geworden van specialisten. Die geven hun vondsten tot informatie omgevormd door aan de anderen, die dienen te geloven en dienen voort te denken, bewust, redenerend, met die informatie. De mens in de specialistensamenleving dient te leven met informatie, dient een informatieverwerkend systeem te zijn, een biologisch geproduceeerde computer/robot, een IETSonderdeel, geen kennende eenling, geen authenticiteit en oorspronkelijkheid. Twijfel is evenmin toegestaan in het informatietijdperk als in het tijdperk van het geloof dat we ‘Middeleeuwen’ noemen.

De mens in het informatietijdperk, dat het specialistentijdperk is in de tijd van vruchtzetting, staat niet voor de keuze tussen zelfzijn en IETSonderdeelzijn, hij heeft ondubbelzinnig het bevel een IETSonderdeel te zijn. Zelfzijn mag hij in zijn eigen tijd.

Ik vermoed dat ik met die eigen tijd niet tevreden geweest ben en ook in de tijd met de anderen van tweeen een heb gewild: gehoorzamen aan duidelijke bevelen of het laten werken van de in of op mij aangebrachte ‘programma’s’, d.w.z. verzamelingen waarden en gesuggereerde doelen met en voor maatschappij en wereld.
De fundamentele aanname is steeds geweest dat alle opvattingen en alle gestelde doelen willekeurig en dus voor compromis vatbaar zijn. Dat is het uitgangspunt van de soevereine democraat. Alles is gelijkwaardig, want willekeurig, een soevereine keuze. Om dat overeind te kunnen houden mag er niet doorgedacht worden naar de volledige verzameling gevolgen van wat men in zijn arbeid, in zijn dienen voor geld, doet. Je moet meedoen met wat aan het gebeuren is, met de trend, met de mode, met de geest van de tijd. Wie niet gezellig en soepel en zonder moeilijkheden te maken mee doet, en zeker wie niet alles aan anderen zonder commentaar en navraag toelaat, krijgt moeilijkheden en is in de groep van democratische soevereinen niet te handhaven. Het resultaat is dat ik verder met mijn handen overal af moet blijven. Wat er in de wereld gebeurt, wordt verder volstrekt zonder mijn inbreng door mensen veroorzaakt, ik hoef niet meer mee te doen. Dat betekent geen frustratie meer, geen vechten op een vooruitgeschoven post, zonder ‘geestverwanten’, beter gezegd: buiten legerverband. Er zijn hele hordes mensen aan het werk, die allemaal deze of gene goede doelen met kracht nastreven. Meestal gebeurt dat nastreven ondoordacht en met kracht en met bereidheid tot compromis zowel als tot het bedrijven van politiek. Dat is wat er gebeurd is : ook de arbeid, onnodig en voor soevereine besluitvorming beschikbaar als ze in met name het onderwijs en het bestuur vaak is, is geworden tot een politiek strijdtoneel.
Dat is de truc, je kunt niet meer spreken van zus of zo moet het technisch teneinde dat doel te bereiken waarover allen het eens zijn, doordacht en wel. De arbeidsplaats is een plaats om politiek te bedrijven geworden. Ik ben daar ongeschikt voor. Blijft de vraag waarom het mij nu nog niet losgelaten heeft. Het antwoord zal moeten luiden dat het niet prettig is te beseffen dat ik zowel in privacy als als IETSonderdeel het tot niets gebracht heb. Ik ben totaal los.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This