Jaap Schot, 3 september 2003
voorvoegsel:
Binnen die ene manier van ‘dingen die gebeuren bespreken’, kun je geen enkel ‘ding dat gebeurt’ iets kwalijk nemen. Geen stoute kachel waaraan je je brandt, geen stoute wervelwind, geen stout regenbui. Kinderpraat is het bespreken van ‘dingen die gebeuren als ‘lief’ en ‘stout’. Een mens is ook een ‘ding dat gebeurt’.
==========
3-9-03 23:46:
Zou je niet vooronderstellen dat de aangesprokene door jouw tot hem spreken, jouw door hem gehoord en begrepen worden, zou veranderen, dan zou je niet spreken. Of toch wel, is jouw spreken gewoon net zo min als schaken met een ander op het veranderen van die ander gericht? Is jouw spreken gelijk aan ‘zetten doen’, vooronderstellend dat jij en de aangesproken ander een en hetzelfde ‘potje’ spelen, dezelfde partij schaak, dezelfde regels, hetzelfde doel: winnen zoals knechten winnen: niets geproduceerds mee naar huis nemend. Spelen puur als ‘zich met elkaar meten’, scoren, punten tellen, overtreffen, hoger en lager vaststellen, bewijzen?
Maakt het jou wat uit of je tegen [LET OP DIT WOORD: TEGEN] een computer of tegen een mens schaakt?
Ga je helemaal óp in het spelen of is het spelen een middel, een meetbaarheid, die jij gebruikt om je met die ander te meten, waarbij het overtreffen van die ander die leeft, dus het vernederen, jouw hem als jouw mindere aanschaffen centraal, dat is: dat wat het pas echt maakt, dat waar het om gaat?
=========
Met het bestaan van God ben jij niet bezig, nu komt er een brief en daar staan onlogisch klinkende dingen in. Hier is speelgelegenheid voor je. Jij schrijft een betoog dat hem zal heugen. HIJ is een tegenspeler, die jij net zo los van zijn omgeving en van zijn apperceptieve massa aangeleerds opvat als jij die andere schaker waarmee jij een partij speelt opvat.
De regels van het schaken liggen vast en worden bewaakt. De regels van het logisch redeneren ook. ‘Logisch redeneren’ kan ook in een computertje. Net als schaken en net als ‘wiskunde / rekenen / statistiek’.
De taal die wij hebben, deugt er niet voor, want die is historisch gegroeid, geëvolueerd en voor andere doelen dan waar de logica voor is: omgaan met reeds bekende waarheid.
En de mensen deugen er niet voor, het zuiver redeneren is nog steeds veler zaak (vaardigheid) níet.
Er zit een tegenstrijdigheid in het aanspreken van een ander anders dan spelend, de ander gewoon als tegenspeler gebruikend, enerzijds en hetgeen voor mij vanzelfspreekt (sprak dus tot nu), namelijk dat ik die ander wil laten ophouden met SPELEN.
Ik ken nu erg helder dat ik het spreken met een ander (een gesprekkenreeks, een correspondentie met een ander) als mislukkend ervaar als ik er niet door verander, exacter: als IK niet erdoor bevrijd raak van enige in mij verborgen vanzelfsprekendheden (gedrag) en implicietheden (onbewuste vooronderstellingen).
Het stelt me altijd weer teleur als ik merk dat een reeds aangeduid onderscheid of verschijnsel niet van de ander terugkomt, daar waar dat passend zou zijn.
Als het klopt, dat jij een brief aan B. schrijft zoals je een zet op een kaartje aan een tegenspeler waarmee je schaakt stuurt, dan zie ik geen inconsistenties in je betoog en in je nalaten van het onder vele psychologen gebruikelijke opvatten van de ander als een open systeem. Voor de invloed die ik op iemand uitoefen (bijvoorbeeld als ik als ouder mijn kind leer bidden en offeren) ben ik verantwoordelijk in dat verhaal dat mensen spelen, dat spel waarin mensen schuldig en verdienstelijk bezig kunnen zijn, naar eigen keuze: van die spelers wordt voorondersteld dat zij wat ze doen, ook kunnen nalaten. Anders is het geen doen, geen gedrag, maar gebeuren, door hen heen, conditioneringen.
De speler van (in) dat spel zit alleen met zijn problemen, zijn verkniptheid, zijn geloof, zijn dit spel niet als spel hebben leren zien. Hij heeft het niet als spel aangeboden gekregen, maar als leefregels. Hem is niet zo duidelijk uitgelegd dat het totaal onterecht, fout, verwerpelijk is om speelinstructies en speelverhalen (die dienen om deze regels te kunnen overdragen en onthouden) waar te noemen omdat ze slechts geldig zijn, ze moeten gehandhaafd en geleerd worden, wat met de dingen die waar zijn niet het geval is. ‘Waar’ of onwaar zijn uitspraken over dingen buiten spel.
========
Mij is er alleen iets aan gelegen dit heel duidelijk, zodat de ander, de lezer, niet niet-begrijpen, niet niet-verstaan kán.
======
De laatste 25 jaar ongeveer ga ik er van uit dat vele mensen niet willen weten dat ze spelen als ze deelnemen aan het maatschappelijk leven, bijvoorbeeld: debatteren, meningen vormen, zich en anderen rangschikken. Als het status geeft om mode en ‘hoge cultuur’ poeha te noemen, bijvoorbeeld in de buurt van een goeroe, dan doen ze dat.
=======
Ze laten zich niet uit hun spel wegroepen naar buiten, naar het echte leven, dat dus het leven als dier van de soort ‘mens’ is en zo weinig omvat dat het binnen het gedrag van de berg-Papoea en van de Eskimo en van mij en van alle bekende Nederlanders ligt. Al dat niet met al die biologische soortgenoten gemeenschappelijke wil niemand kwijt, ook niet al ís het spel.
=========
Ik ook niet. Ik wil het alleen expliciet hebben. Iets in mij wil het expliciet hebben. Een voordeel van dat expliciet hebben is dat ik niets onnodigs hoef. Als een Eskimo het niet hoeft, hoef ik het ook niet, ‘van binnenuit hè’, ze dwingen me natuurlijk wel tot allerlei aangepast en camouflerend gedrag, maar dat is niet ‘van binnenuit’. Ik eindig op mijn vel en met mijn dood. Ik leef ín de wereld, maar ben niet ván deze wereld. Er is niets natuurlijks aan de wereld (= de civilisatie, niet de aarde en het leven daarop).
=======
Ik predik dus niet, als ik steeds weer die dingen uitschrijf en toestuur in het kader van een correspondentie, doe ik dat om voor mijzelf deze waarheid hoorbaar / leesbaar te maken, aanwezig te maken in mijn omgeving, waar anderen deze waarheid niet afwezig (dat kunnen ze niet, dat kan niemand, de waarheid is onaantastbaar, behoeft geen verdediging) maar wel onuitgesproken laten. Ik kan nooit weten of ze die waarheid KENNEN, maar om hun redenen onuitgesproken laten. Ik wil ze laten klinken in mijn omgeving als daar gesproken wordt, opdat ik ze kan horen. Aan het horen ervan beleef ik steun en het geeft me rust.
==========
Al die mensen die andere onderwerpen hebben en bespreken zijn wellicht volstrekt gelukkig met het horen van hun tekst. Het is te hopen voor ze.
============
Ja, ik formuleer waarheid voor mijzelf. Heel veel dingen moet ik eindeloos herhalen, zoals ik eindeloos moet ademen. Dat verveelt niet. Dat is nodig. Voor mijn gezondheid.
=========
Ja, dit klopt en ik schreef dit niet eerder zó uit.
=========
Wat in dit opstel staat is geschreven naar aanleiding van (c.q. in reactie op) het volgende stukje tekst (uit een e-mail van neefJan aan mij):
“B. die toen (en naar mijn vaste overtuiging, nu nog steeds) vreselijk overhoop lag met zichzelf .. wat zich … uitte in een brief die hij mijn vader stuurde; een brief waarin veel agressie van de zijde van B. naar mijn vader overduidelijk geventileerd werd. Mijn vader heeft me die brief laten zien en zei me (iets in de trant van) “die problemen van B., daar kan ik niets mee”. Tja, wat kon ik anders dan zijn gedachten in dezen beamen? Hoe dan ook, B. liep (en naar ik vermoed, loopt nog steeds) met dat gevoel rond dat hij van alles met mijn vader had “uit te praten”, maar die behoefte leefde bij mijn vader totaal niet en ik kon het niet nalaten hem hartgrondig in dat idee te steunen.”
=========
3-9-2003 10:15:
=======
Een moeilijk stuk. Hetgeen ik zeggen wil gaat over lezen (opvatten) en logisch zijn. ‘Logisch zijn’ is een secundaire deugd: als de met logica verwerkte uitspraken (resp. modellen en theorieën) niet ‘empirisch, waargenomen, waar’ zijn, genereert de logische verwerking juiste onware slotsommen, slotsommen die onware uitspraken zouden zijn over de niet rechtstreeks, al kennend, maar indirect, logica bedrijvend, besproken gebeurens (dingen die gebeuren, er zijn geen dingen die bestaan, alles is aan het veranderen, ononderbroken).
=========
De uitspraak “die problemen van B., daar kan ik niets mee”, is
1. een mededeling omtrent iets dat aan de spréker slechts, en wel introspectief, gegeven is of
2. de spreker heeft door de hoorder waargenomen, vele pogingen gedaan met die problemen iets te doen.
Met een melding van een introspectie van de spreker kan de hoorder niet instemmen. De hoorder dient het feit te kennen dat hij niet kan geloven en niet kan betwijfelen, hij heeft geen gegeven naast die uitspraak en met een losse uitspraak is slechts logica te bedrijven en dat levert niks op. Dat is met tekst wat ‘cijferen’ is met getallen. ‘Cijferen’ is rekenen met getallen die geen aantallen (geen resultaten van tellen van dingen daar dus) zijn.
3-9-03 10:30|3-9-03 10:42:
==========
Er valt dus niks te beamen in het eerste geval. In het tweede geval is het beamen net zo iets als A. zegt : “ de zon schijnt” en B. beaamt dat en zegt “de zon schijnt inderdaad”. Nou, dat is niet nog eens het vertellen aan C. waard.
=======
Er moet daar dus meer achter zitten, iets anders bedóeld zijn.
========
De logicagebruiker komt voor zichzelf, voor zijn eigen woord-begrip-combinaties tot dwingende slotsommen. Niet zodra echter spreekt hij deze slotsommen uit of een ander, met andere woord-begrip-combinaties in zijn gebruik, kan menen, ‘denken’ hem op ‘fouten tegen de logica’ te betrappen. Twee mensen die dezelfde tekst als wegwijzer naar een waarheid (een feit) gebruiken, plaatsen die in dit geval niet in dezelfde richting. Deze ‘leesfout’ / ‘opvatfout’ komt niet als fout voor rekening van een van beiden, tenzij een van hen Humpty Dumpty is, die zich, zo vertelt Lewis, niet hield aan enige afspraak in deze en de woorden liet betekenen wat híj wilde, hen desnoods extra betalend voor het dragen van een vreemde betekenis.
========
3-9-03 10:56||3-9-03 11:09:
Het lijkt me verstandig er van uit te gaan dat de ander (bijvoorbeeld B. , ander voorbeeld ik, ander voorbeeld jij) geen fouten maakt ‘tegen de logica’. Laten we er [tot het tegendeel echt BLIJKT, met hoofdletters en uitroeptekens, en aan bekentenissen hebben we niks !!] van uit gaan dat de ander (bijvoorbeeld B. , ander voorbeeld ik, ander voorbeeld jij) naar beste weten zijn waargenomen deel van alle waarheid meldt en eerlijk en volledig poogt te zijn, echter: zíjn woord-begrip-combinaties gebruikend, die wij even moeten navragen, omdat er geen waarschijnlijkheid zelfs is dat die combinaties overeenstemmen met die van mij en/of met die van jou.
========
Ja, maar, als je zó begint. Inderdaad dat dachten de hoogleraren die mijn doctoraalscriptietje moesten beoordelen (waarschijnlijk) ook, want echt blij waren ze er niet mee dat ik aantoonde in een kort onderzoekje met onder weinig anderen hén als proefpersonen, dat gebruikelijke woorden als ‘democratisch’ en ‘progressief’ door vrijwel geen twee gebruikers met gelijke lading werden gebruikt: uitspraken (standpunten, meningen) op papiertjes geschreven werden door de verschillende proefpersonen in verschillende knijpers met de namen ‘democratisch’ en ‘progressief’ enz. er op bijeen geknepen. Daar konden ze zich dus niet uit lullen en dat was en is altijd pijnlijk.
======
Als twee mensen hetzelfde zeggen, dan ís dat nog niet hetzelfde. En deze verwarring is een verschijnsel, dat niet als een ongeluk wordt ervaren, maar als speelgoed in een vechtspelletje dat ‘debatteren’ heet.
=======
Menigeen vindt dat confronteren en platwalsen en in de aanval gaan en bestrijden, prachtig. Vroeger (zeg 1965 tot 1975) mochten we naar het aanleerproces van die manier van spelen zoeken, tegenwoordig moeten wij het aan het testosteron toeschrijven, omdat maatschappijkritiek en het beschuldigen van ouders en opvoeders niet is toegestaan. Door die testosteron is de schuld van de vechter ook weg en dat is mooi. Per slot van rekening vallen de meeste wonden toe aan de vechtenden zelf, daar hebben dus de toeschouwers noch de organisatoren van de gevechten last van. Wie niet met woorden leren vechten, dienen het met boksen en andere geregelde “sporten” te leren of waarmee dan ook, als het maar ‘normaal’ (= zoals iedereen doet) is.
========
Ik mijd alle omgaan met mensen waar dat maar kan en loop dus doende zo weinig mogelijk kans op betrokken raken in gevechten. Het is hún wereld, niet de mijne. Het zal mijn tijd, per definitie, [verandering, met name het niet langer kunnen mijden, zal mijn einde zijn] wel duren.
========
Áls het overhoop liggen van deze of gene met zichzelf mij interesseert, dan als verschijnsel, los van degene waarin het optreedt. Mij raakt dat verschijnsel in die ander niet. Ik heb de gelegenheid gehad en opgemerkt en benut om een beetje door te denken over denken en dus over ‘overhoop liggen met jezelf’: ik zou niet weten wat dat zou moeten zijn. Er is niet zoiets als een zelf.
Let wel: het helpt kennelijk niet te lezen dat een Zenmeester zulks een leerling poogt aan te duiden, want nog maar een bladzij A4 verderop wordt dan toch de uitdrukking ‘overhoop liggen met zichzelf’ zonder aanhalingstekens (toch de goedkoopste manier om je tegen geacht worden te bedoelen wat je schrijft in te dekken) gebruikt.
[Ja, dit is een aanvalletje, het is ook zo leuk om te doen, zoals je weet.]
============= 3-9-03 11:44||3-9-03 12:06:
Ik eindig op mijn vel en met mijn dood.
Er zijn anderen die mij zouden overtreffen (en weer anderen die ik zou overtreffen) als zij en ik zich met elkander maten, maar ik heb er geen behoefte aan te weten wie dat zijn, dus meet ik mij niet met anderen. Alleen bazen die knechten zoeken zien hun potentiële gebruiksvee (ook het menselijke) graag naar kwaliteiten gerangschikt voor zich ter keuze. Daarom is ‘zich met elkaar meten’ onderdeel van alle bruikbaar maken in dit, het, ‘ons’ systeem van mensen gebruiken. Ik heb zwart op wit dat ik geen potentiële knecht (gebruikte) meer ben: al tig jaar ‘oninzetbaar’. Een woord alsof dat een eigenschap zou zijn.
========
Wie onderwees B. ooit dat er geen daderschap en dus geen schuld en ook geen verdienste zijn aangetroffen, alleen ingevoerd zoals de regels en grootheden in alle spelen worden ingevoerd? Wie onderwees B. ooit dat er naast die manier mét daderschap en wil en schuld en wet en straf en verdienste bij gehoorzaamheid een andere (de “wetenschappelijke”, dat is: objectiverende, zich tot het voor spreker én hoorder beide waarneembare beperkende) bespreekwijze ontwikkeld is, ook voor die zelfde onderwerpen in kwestie? Wie liet en laat dat O.K. zijn van juist ook díe opvatwijze en bespreekwijze sterk en helder aan B. blijken?
===========
Ik vraag maar wat in de buurt van dit onderwerp.
=======
Ik heb een vermoeden omtrent het antwoord, op basis van wat ik op televisie te zien krijg, maar ik KEN de gegevens, de feiten, de verschijnselen in deze niet. Ik ben hier, zij zijn daar. Het is hún wereld, niet de mijne. Wie, anders denkend, hen hun wereld niet laat, vergaat het als Jezus en Bruno en Gallileï en duizend anderen. Láát maar, ze hebben deze voorbeelden plus vele romanfiguren reeds en daar moeten ze het maar mee doen. Ik heb geen missie. Ze zijn mij niet waard, zo min als ze die mensen waard waren, die te laat in de gaten kregen dat het volk kruisiging zou eisen, uit te voeren door gebruikten uit hun midden, in opdracht van ‘gebruikers van mensen’.
=========
De roomse kerk vult kinderen met de neiging iets aan de wereld, tegen het kwaad daarin, te doen. Dat had mijn Maria ook. Dat veroorzaakt lijden bij wie van goeden wille zijn, zich als zodanig laten kennen en door de leiders van machtsposities, zelfs de allerkleinste daarvan, weg gehouden worden.
=========
Het hele Nieuwe Testament gaat daar over. Over de positie van de losse ongeplaatste mens bij een civilisatie: als vreemdeling en bijwoner. Een zeer verhelderend boek, maar: daar hebben ‘we’ wat tegen ontwikkeld: voor de meeste mensen is de bijbel totaal onleesbaar gemaakt door zulke eisen en suggesties als ‘er in geloven’.
==========
‘Uitpraten’, wat zou dat moeten zijn???
‘Communicatie’, idem.
In ieder geval:
geen twistgesprek en geen schuldschuiverij.
3-9-03 12:39||3-9-03 12:54:
Wij hebben hier vrijheid van meningsuiting zoals de schaakkoningin in het spel het recht heeft scheef te bewegen en het paard daar het spelrecht te springen. Het zijn alle drie dingen die door de regelaars in het regime dat in dat spel heerst zijn vastgesteld.
=========
Wie denkt ‘dit zou ik nooit zo kunnen zeggen’ denke na hoezo niet, wat hindert daarbij, bij dat ook zo zeggen?
========
3-9-03 12:59||3-9-03 13:40:
De pionnen hebben de universele rechten van het schaakstuk, de ander stukken hebben daarboven voorrechten, klopt dat ongeveer (op die paarden na)?.
=====
Mocht je me op een echt wezenlijk verschil tussen ‘schaakstukken’ en ‘deelnemers aan het maatschappelijk leven’ kunnen wijzen, dan houd ik me zeer aanbevolen.
=========
Ik vind alleen die gepostuleerde soevereine (‘vrij’ genoemde) wil, maar die ………. , nietwaar? Niet waar?
=========
3-9-03 14:33||
=========
0 reacties