Lokwoorden

Categorieën: Kapitein Veerdonck | Opstellen
Trefwoorden: onbewerkte versie

Thesinge, vrijdag 23 februari 2007

 

Hallo Gerard,

 

Kijk, zo gaat dat nou bij mij. Al sinds je laatste bezoek ben ik aan het zoeken naar en denken over LOKWOORDEN voor mijn weblog.

Al die tijd speel ik nu al met het idee van een cursus LITERATUUR:

  • lezen
  • schrijven
  • onderscheiden en
  • er les over geven.

Ik heb daar nu al die tijd over gedacht (= uitgeschreven wat me er over inviel), maar het te verwachten publiek kan ik niet goed aanspreken met wat ik éigenlijk wil. Ik wil slechte gewoonten van veel mensen aanwijzen, zonder namen te noemen en door aan te wijzen wat er gevolgen van zijn. Voor míj mogen ze er mee door gaan, het zal míjn tijd wel duren en ik lijd er niet onder. Maar die lui die er onder lijden, díe hebben recht op mijn gedachten, want daar komen ze zelf niet op, omdat ze er de tijd en de vaardigheden niet voor hebben en niet eens weten dat die verlossende gedachten aan te treffen (te vinden) zijn, door iedereen, dus ook voor en door hen. Dit is de diepste gedachte onder ‘democratie’: waarheid (à wat er gedaan moet worden door de mensen) vinden is niet voorbehouden aan de leden van oude, machtige families. Om waarheid te vinden moet er gezocht worden, maar niemand kan iets wat niet waar is vinden. [En dit is dan meteen het eerste voorbeeld van wat ik gewoon even wil neerzetten als eerste in “Nederlandse les”: ze zeggen hier, over een onwaarheid, hun mening, dat ze die vinden. “Ik vind” en dan volgt hun mening. Nou, állerlei kan waar zijn over een mening, maar niet dat ie te vínden is. Er is niets anders door zoeken te vinden, dan ‘wat het geval is’. En ‘wat het geval is’, is voor iedereen het geval. Alleen onwaarheden kunnen met elkaar en met een waar iets botsen, tegenstrijdig zijn. Verdraagzaamheid jegens meningen is verraad aan de waarheid, verraad aan het verbod om vals te alarmeren, te liegen, valse voorspiegelingen te maken. Wat waar is kan geen mening zijn. Wat je ziet, hoort, waarneemt, voelt, ruikt, kun je niet geloven: je ként het.

Belangenbehartiging verpakken in meningen laten vertegenwoordigen is volksverlakkerij.

Als ik doe alsof ik eigenaardigheden van de Nederlandse taal uitleg, als ik deze trucs ontmasker, dan slikken ‘ze’ het waarschijnlijk: ze mogen van zichzelf zien wat het geval is.

========

23-2-2007 16:56:

  1. Nederlanders hebben heel weinig met elkaar gemeen. In ieder geval hebben ze gemeen dat ze kort na hun geboorte zijn ‘aangegeven’ bij de gemeente’. De aangegeven baby kreeg een naam en die werd genoteerd. Daarmee had deze nieuwe Nederlander rechten en plichten, hij was geen mens meer (een mens is alleen maar een dier, een exemplaar van de diersoort mens) maar een PERSOON.
  2. Nationale staten zijn fabrieken waar ze van baby’s personen maken. En je doet er verstandig aan daar maar blij mee te zijn, want al die personen (en hun staten) hébben het niet zo op statenlozen, mensen die nergens bij horen, zeker niet als ze uit vrije wil nergens bij horen.
  3. Een tweede iets wat alle echte Nederlanders gemeen hebben is, dat ze Nederlands hebben leren praten, leren verstaan, leren lezen, leren spreken en leren schrijven. Als je hier één of meer van díe dingen mist (in de betekenis van: ‘niet hebt, niet kunt’), heb je daar af en toe last van. Niet als méns, maar als persoon tussen de Nederlandse personen en in het omgaan met de mensen die in die personenfabriek werken.
  4. De medewerkers in de personenfabriek zullen zo iemand verzekeren dat zij ‘persóónlijk’ niets tegen hem hebben, maar ‘als functionaris’ wel X of Y moeten doen tegen hem. Hier is uitleggen nauwelijks meer mogelijk zonder een enorme massa tekst. Hier is een verhaal nodig: literatuur. Wat nu in ieder geval NIET kan optreden is: ‘niet weten waarover te schrijven’.
  5. Dat is het eerste wat ik in een cursus ‘literatuur schrijven’ kwijt wil: ‘niet weten waarover te schrijven’. En waar ik het helemaal niet over wil krijgen is: stijl en ‘eenheid van tijd, plaats en handeling’, enz. Allemaal franje en fratsen. Waar het om gaat is dat wij, de levenden, ons sámen oriënteren in onze situatie, samen omdat we een gezamenlijke situatie hebben (aangetroffen en nog niet teniet gedaan). Niemand heeft schuld aan het zijn en het zó-zijn van onze gezamenlijke situatie, wij troffen die ons ver te boven gaande ‘stand en gang van zaken’ én elkaar aan. Wij schiepen onszelf, onze omstandigheden en elkaar niet. Om dat feit aan te geven begint de bijbel met: in den beginne schiep Gód de hemel en de aarde. En wat er nu is, is er niet altijd geweest, net als wij zelf, is elk ding (van de continenten en gebergten tot de vlinder en de spin en die kat) er gekómen (en wel om er tijdelijk te zijn: de bergen kun je zíen afbrokkelen, van de continenten wéten we dat ze verplaatsen, dat wordt veranderen, en de aarde zal vergaan en de zon zal uitdoven. Om dat gekomen zijn aan te duiden gaat Genesis dan ook verder met: ‘de aarde nu was woest en ledig…. En dat is de aarde nu niet meer en die verandering wordt dan ook beschreven.
  6. Zo lees je literatuur. Orwell heeft het niet over het praten van varkens tegen ganzen. Zijn ‘Animal Farm’ gáát ergens over, over zijn onderwerp. Dát was er eerst, dat onderwerp. En toen kwam er de oplossing (beschrijf de opstanden die een einde maken aan een feodale situatie als het verjagen van de boer van zijn boerderij en wat er ná die opstand gebeurt, als wat die dieren ONDERLING DUS met hun vrijheid, hun werkkracht, hun tijd, hun leven, dóen. Eenmaal begonnen is het uitwerken van die gedachte alleen maar leuk en: veel werk.
  7. Je mag álle teksten zo lezen en als je nergens iets kunt vinden buiten het verhaal, waar het verhaal een verhelderend licht voor is, dan is dat jammer. In ieder geval moet je NOOIT geloven. De bezigheid ‘geloven’ is fout en dat is ze los van elke inhoud. Je moet niet geloven, je moet zoeken. Wie zoekt kan niets anders vinden dan er is (= dan wat er aan de hand is, gaande is, gebeurt, plaats vindt) en daarvan alleen dat wat hém (met die zintuigen en die apparatuur) gegeven is (1) en voor hem bereikbaar is (2) en waar hij zijn aandacht bij kan krijgen en houden (aan kan besteden) (3).
  8. Er staat in de bijbel: zoekt en gij zult vinden. Dat gaat toch niet over een verloren handschoen, hou toch op. Neem wat die mensen, – in die tijd dat schrijven nog moeilijk en gevaarlijk was – opschreven wél een beetje serieus. Zo’n boek als ‘Genesis’ is duidelijk geschreven door een priester, in dienst van zijn volk. En die priester was NIET ROOMS. De hele roomse theologie kon hij zich niet eens voorstellen: totaal absurd. Een bestáánde god, dat was wel het állerlaatste en dat dáárin dan ook nog gelóófd moest worden (wat die uitdrukking ook moge betekenen, dat kon zó’n priester in ieder geval niet verzinnen. Zo min als wij hier nu geloven in onze sporten. Iedereen weet dat sport niet bestaat, maar dat wij sommigen van ons met elkaar laten wedijveren op vele verschillende manieren en dat we dat sporten noemen. Niemand zou ooit zeggen: ik geloof in Voetbal. Dat er achter voetballen geen god zit, is voor ons totaal vanzelfsprekend, alleen zo’n figuur als is, bezig iets uit te leggen, komt er toe ‘voetbal’ en ‘geloven’ in één volzin te gebruiken.
  9. Geloven = niet dóór hebben. Geloof belijden is, – sinds de aanmaak van de roomse kerk -, zéggen wat je zeggen moet om niet voor subversief aangezien te worden en/of om voor een baan in de personenfabriek in aanmerking te komen.23-2-2007 20:01|

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This