Mijn zo dit worden

Categorieën: 2000, 1 januari – 2004, 31 december | Archief
Trefwoorden: autobiografische notitie | slavernij

Jaap Schot, 28 januari 2003

Wat ben ik dan wel geworden?
Een solitaire uitschrijver.

 

Elkaar vrij en ongerangschikt houden

Alle mensen worden geboren om elkaar vrij en ongerangschikt te houden. ‘Vrij’ betekent: geen slaaf meer. Slavernij is niet erfelijk, erfgenamen kunnen een erfenis die uit schulden bestaat weigeren. Iedereen is volstrekt alleen voor de wet, eindigend op zijn vel en met zijn dood. Er bestaat iets dat ‘erven’ heet en mensen kunnen contracten sluiten, afspraken laten noteren. Zogenaamd in vrijheid. Maar die vrijheid is een leeg woord, zodra, zolang en in zoverre aan het voornoemde gebod ‘Alle mensen worden geboren om elkaar vrij en ongerangschikt te houden’ niet wordt voldaan. Want dan is het immers mogelijk iemand tot een contract te dwingen door hem te bedreigen met: hem laten doodhongeren, doodgaan door onvoldoende kleding en beschutting, en zo voorts. Zolang het voor iemands leven en gezondheid nodige andermans eigendom [= voor hem met macht (= overmacht over wie het nodig heeft) beschermd bezit] kan zijn is die vrijheid een leugen. Eigendom van wat anderen nodig hebben is DE diefstal, DE manier van mensen gevangennemen als mogelijk gebruiksvee.

Dit is de context waarin al mijn gedachten kwamen en bleven. Ik bedoel: ontstonden en ontwikkelden en stand hielden tegen al mijn systematisch twijfelen aan wat me inviel.
Ik WEET [= heb volledig bewust en doordacht] dat elke verbale gedachte slechts bestaat bij de gratie van het bestaan van een begrippenapparaat van menselijke makelij. Gekende waarheid is niet van begrippen gemaakt, laat staan van woorden. Kennis is niet bewust te krijgen zonder er eerst INFORMATIE van te maken. Een tekst voor het geestesoor, een film die ‘droom’ heet voor het geestesoog.
Ik ben dus (die) iemand die zo denkt, zo is: zonder opdracht ten aanzien van zijn omgeving, uit te voeren met zijn txaenz. “Zijn alleen is voldoen aan alle verplichtingen” zou de passende uitspraak luiden. Als het dan per se verplicht was die termen met ‘plicht’ erin te gebruiken. Ik hoef niks.

Oorzaak en gevolg

Het is mogelijk, en ik heb dat natuurlijk ook gedaan, mijn ‘zo, dit, zoals ik ben, geworden zijn’ in termen van oorzaak en gevolg te beschrijven. Ik heb dat gedaan om die termen uit te proberen. Maar het is me duidelijk geworden dat ik dan een voor het grof mechanische gebeuren passende beschrijfwijze als bespreekbééld gebruik. Ik kan wat ik als oorzaken benoem, niet hanteren. En ik heb geen klonen van mijzelf om die onder andere dan míjn omstandigheden te laten uitgroeien, en zo voorts. Kortom: ik praat maar wat aan, als ik vertel dat ik zo werd, door de afwezigheid van een vader en van terreur thuis, enzovoort.
Dit te beseffen, door te hebben, echt te WETEN, is ook niet gek. Het is net zo min gek als opmerken geen eigen vrije wil te hebben en geen ‘opdracht om iets, of zelfs iets specifieks, met mijn txaenz te doen, te presteren’.
Mij bleef alles vreemd, tot ik het in mijzelf, met mijn geestesoor van mijn tekstaanmaker vernam. Het zou mij niet verbazen als dat velen zo zou vergaan. Niet alleen Martinus Nijhoff, aan wiens ‘Kinderkruistocht’ ik deze uitdrukking/ dit inzicht ontleende.

Over eigen txaenz beschikken

Wat ik wél kan zeggen over ‘mijn zo dit worden’ is dat het voor mijzelf beschikbaar hebben van mijn txaenz er voorwaarde voor was en is. Zonder daar een doel mee te hebben, puur uit verlegenheid, onttrok ik mij aan het meedoen. Ik verlangde er niet naar, niet ‘leeg’, niet om zichzelfs wil. Als mij ruim geld en status ter beschikking hadden gestaan, was het waarschijnlijk anders verlopen. Maar nogmaals, dat is leeg en onbewezen gepraat.
Ik bleef (ook toen de school had toegeslagen) in de mij geláten vrije tijd buiten de civilisatie. Ik deed niet mee. In de loop van mijn leven werd het aantal mensen waar ik mee praatte, sprak en om ging steeds minder. Ik bleek, onlangs, proefondervindelijk, totaal onrustig, geïrriteerd, overspannen te worden van ‘samenwonen’. Niks aan te doen. Te laat. Geen enkel onnodig [‘lebensunwichtig’] feit is te betreuren of toe te juichen. Wat gewaardeerd wordt, is steeds het verschil tussen een niet-gegeven wens (verlangen) enerzijds en ‘hetgeen gebeurt’ anderzijds. Doe het verlangen weg en gejuich en getreur, over meevallers en tegenvallers (beide ‘kanten’ natuurlijk!) vallen weg.
“Wat is het leven zonder verlangens?” Genoeglijk en rustig.
“Waar, onder welke omstandigheden is het mogelijk om zonder verlangen te leven?” Waar het nodige je toevalt. Couponknippers en uitkeringsgerechtigden en mensen die buiten civilisaties in ruime natuur leven. Die laatsten hebben ook nog ‘vanzelf’ iets te doen. Vrijwel dagelijks, waardoor ze zich niet gaan vervelen (voldoende veranderingen in hun omgeving, afwisseling van onvermijdelijke bezigheden en spannende onzekerheid) en lijfelijk in training (zonder bewegingsarmoe) blijven.

Surrogaten

Voor mensen is parasitair bestaan (verzorgd worden) uiterst ongezond en onaangenaam, vervelend. ‘Plezier’, amusement, verstrooiing, vermaak, die zijn in de handel als surrogaten [voor hetgeen ‘in het wild’ van nature de mensen toevalt, – als zegen van onvolmaakte technieken -] tegen die verveling. [De term ‘ennui’ is tegenwoordig ineens weer vrij vaak aan te treffen. ‘Langeweile’ dus.]
Het door mij voor mij afwijzen van die surrogaten, heeft niets met ‘calvinistisch zijn’ te maken.
Dat afwijzen is geen activiteit op basis van een initiatief. Het gebeurt gewoon: ik heb het naar genieten neigen niet in mij (binnen gekregen, waar het bij anderen ook vandaan kwam).

Er is nog een surrogaat: het streven. Met als ‘oorzaak’ enthousiasme, belangstelling, gedrevenheid, bezetenheid, ‘Begeisterung’.
En dan zijn er natuurlijk nog de verslavingen. Daaraan zien we een groot percentage van alle onderworpen volkeren en leeftijdsgroepen (hangjongeren) te gronde gaan. Ook zij die verslaafd zijn, zijn áf van de verveling. Dat is, van de txaenz waar ze geen uitvoerbare vulgewoonten meer voor hebben. De klacht van hangjongeren is dan ook: “er is niks voor ons”. Dat is één kant van de zaak: door scholing werden ze bruikbaar gemaakt (voor verdere bruikbaarmaking, voor opleiding dus, met name), maar als kind konden (en mochten) ze nog ‘spelen’, wat ze als puberende hangjongere niet meer mogen van de anderen (en via hun apperceptieve massa, afdeling: ‘aangepast oordelen n.a.v. gedragsvoorschriften en verboden voor lui van mijn leeftijd’ van ‘zichzelf’).

 

 

 

 

 

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This