Naast dienen, ook leren voor geld

Categorieën: 1990, 1 januari – 1994, 31 december | Archief
Trefwoorden: leren voor geld

Jaap Schot, 13 april 1993

Er is een groot tekort aan gelegenheid om voor geld zijn txaenz te besteden. Wij zien om ons heen alleen het dienen voor geld: de een besteedt zijn txaenz ten gunste van de ander en de ander geeft in ruil daarvoor een wederdienst en/of geld. Dat is dienen voor geld, geld verdienen.
Wie daartoe geen gelegenheid krijgt, kan dat niet doen. Om geld te kunnen verdienen moet de een of ander mij iets opdragen, iets bevelen, iets bij mij bestellen. Dan kan ik hem de dienst in kwestie verlenen en hij moet mij dan daarvoor betalen, hij moet mij schadeloos stellen, met geld mijn arbeid verzoenen, mij belonen, iets terug doen, mij een tegendienst bewijzen. In al die uitdrukkingen, al die namen voor wat er gedaan wordt, blijkt (komt tot uiting) dat er van vrijwilligheid geen sprake is, dat er dwang in het spel is.
Wie bestelt, opdracht geeft, koopt, is tijdelijk, in die daad, koning, heerser, baas, soeverein. De klant heerst. Als klant heerst iedere ingezetene. Kopen is heersen. Geld is macht. Macht is recht.
Zo is het zodra en zolang dienen de enige manier is om voor geld txaenz te besteden.

Anders leven dan in ruil met anderen is alleen mogelijk geweest waar en zolang er leven (=in het nodige voorzien) mogelijk was door te nemen van niet in bezit genomen natuur. In zulke natuur leven nu nog enkele honderden Indianen, ze leven in groepen, niet solitair, maar als groep wel vrij, zonder te hoeven ruilen. Zij bezitten hun leefgebied evenmin als de dieren dat doen. Overigens ook evenzeer als de dieren dat doen. Vele dieren zijn jegens hun soortgenoten territoriaal, terreinverdedigend. Pas het in bezit nemen, het tot voorraad maken, maakt diefstal mogelijk: het is namelijk het aan de ander die nu nodig heeft het recht ontzeggen zich van dat nodige te voorzien.
Tegenwoordig is dat deel van de aarde dat nog door niemand in bezit genomen is, te verwaarlozen.
Vandaar dat dat dienen, heersen, kopen zo alomtegenwoordig is.

WAARSCHUWING voor het eerste misverstand, als zouden de betrokkenen zelf willen weten dat ze hieraan, aan heersen, bezig zijn. Nee, dat willen ze niet weten. Bij het knippen van de haren van een vreemd iemand, nu ja, daar kan men er nog van af zien het knippen als een daad van naastenliefde af te schilderen. Bij de goedkopere prostitutie is in de regel ook duidelijk wat er gebeurt. Verhuld wordt het feit dat er geruild wordt in wat men “tussenmenselijke relaties” noemt. Daar wordt de romantische liefde als dekmantel ter verhulling van de ruilrelatie gebruikt. Dit is een ontluisterende opmerking. Wat niets anders betekent dan dat de romantische liefde er is ter opluistering. Ik keur dat opluisteren niet: niet goed en niet af. Ik ben er niet om te keuren, ik ben er om op te merken, om te zien wat er gaande is, wat er gedaan wordt.
Niet ’tot mijn spijt’, maar onvermijdelijk moet ik vaststellen dat de verhullende romantische liefde het wezen van wat ze omhult niet verandert: het huwelijk is een arbeidsovereenkomst als alle andere. Onlangs hebben de bazen [ de kostwinners werden die ook wel genoemd] de vaste aanstelling volledig overboord weten te gooien. Zoals in alle andere arbeidsovereenkomsten zijn de knechten niet de snuggersten en ze hebben zich dat vergemakkelijkte ontslaggeven dan ook als emancipatie laten verkopen. Net als alle andere arbeiders komen ze naarmate ze ouder zijn minder makkelijk aan de bak.
Het tweede misverstand waarvoor ik moet waarschuwen hier is dus de dwaling dat dienst en wederdienst duidelijk door de betrokkenen als zodanig gezien worden en dat altijd een van die twee (diensten) de vorm van betalen in geld heeft. Er is ook betaling in natura. Veel van wat gekocht (besteld, geleverd, geruild) wordt is onstoffelijk, bestaat uit woorden en gebaren, die er bijvoorbeeld op gericht zijn de ander het gevoel te geven dat hij/zij geacht, bemind, geliefd wordt of iets dergelijks. Uit het feit dat dit over het huwelijk en over het gesprek slechts plaatselijk (dat is: in een bepaalde context) gezegd mag worden (alles mag hier te lande heden ten dage wel ergens vrij uitgesproken worden) blijkt niets anders dan dat er een afkeuring onder de mensen is van het dienen, al of niet voor geld. Die afkeuring is al zo oud als de civilisatie en dat is heel oud. Onderworpen worden, gedwongen worden tot wat dan ook, dat wordt door geen enkel kind aanvaard. En ouder dan de oudste mens is geen enkel sociaal verschijnsel. Wie zegt van wel is propaganda aan het maken voor het spel van de civilisatie. Zoals ook het gebruiken van het begrip civilisatie zoals hierboven impliciet het suggereren is van het onafhankelijk van de levenden bestaan van zoiets als ‘de civilisatie’. Die suggestie zit in onze taal ingebouwd en we moeten die er al denkend ontelbare malen expliciet in aanwijzen, hem (die suggestie) er uit halen zal niet lukken.

Dat feit dat er zo overal en door allen GEDIEND wordt, is fundamenteel. Evenals het feit dat wie tot dienen gebracht wordt VERNEDERD wordt en de ander VERHOOGD. Dat dienen rangschikken is, en alles
WAT MEN IN DE ECONOMIE “WERKEN” NOEMT, MOET IN DE PSYCHOLOGIE “VERNEDERD WORDEN” GENOEMD WORDEN, OMDAT HET DAT IS.

Dat vernederd worden zet bij allen die het overkomt kwaad bloed. En het overkomt allen. Ook de werklozen. Ook de vorsten, de allerrijksten, zeker de rijken die ‘het zelf bereikten, maakten’. De door Jan Publiek benoemde, beroemde toppresteerders.
Aan het kwaad, het wraaknemen, het luxe nemen, het onnodig vertonend verbruiken van alle bruikbaars en het vernederen om het vernederen, om zich minderen aan te schaffen, aan dat kwaad komt geen einde, zolang er geen einde komt aan het dienen. Er komt geen eind aan het dienen zolang er geen alternatieve sociaal goedgekeurde mogelijkheden zijn om aan geld te komen.

Ik stel voor om iedereen ook te betalen voor het leren van door hem/haar zelf gewenste vaardigheden en voor het opdoen van kennis van door hem/haar zelf gekozen onderwerpen.
Met ‘opdoen van kennis’ bedoel ik: door eigen waarnemen kennis nemen van. In tegenstelling dus van: het leren van wat anderen zeggen of zeiden over dat onderwerp. Openbaringen en overleveringen bedoel ik evenmin als theorieën.
Ik wil dat iedereen betaald wordt voor leren, niet voor geloven. Wel voor kennis verwoorden en niet voor napraten en/of het weergeven van onthouden informatie. N.B.: alle kennis is eigen kennen, uit eigen waarnemen.
Dat er geleerd is moet en kan dan ook worden bewezen.
Een vaardigheid kan men de examinant, die bewijzen want geld beuren wil, laten (voor)doen.
Kennis kan men de examinant laten gebruiken, toepassen.
Alles om dat GELD VERLEREN heen zal een vrij en ondernemingsgewijs te organiseren en produceren zaak zijn:
Zowel het ter beschikking stellen van oefengelegenheid t.a.v van de vaardigheden als van leermiddelen en lokalen als van waarnemingsgelegenheid als het examineren.

Er verandert dus bijvoorbeeld voor rijschoolhouders slechts dat zij en die cursisten die slagen [geëxamineerd door anderen] evenals de examinatoren worden betaald door de staat, de gemeenschap, het rijk, de overheid, ons allen als gezamenlijkheid.

Het is zo dat iedereen die hier nu leeft sowieso aan het nodige komt, daarbij al of niet geholpen, dat doende al of niet als misdadiger opgevat. Het Er-zijn, van een mens, een dier, kan niet terecht als misdadig worden opgevat. Iedereen heeft een natuurrecht op LEVEN, d.w.z. op volledig en harmonieus functioneren zodra, zolang en in zoverre hij dat kan, zelf, op eigen kracht, door het inzetten van zijn eigen txaenz, in vrijheid, in tegenstelling tot: als gevangene van andere mensen, die hem houden zoals boeren hun vee.

De samenlevenden zouden echt tot hun bewustzijn moeten laten doordringen dat de ingezetenen elkaars gevangenen zijn, met andere woorden: elkaars cipiers. Iedereen moet dat zich bewust maken: de criminelen en de gezeten burgers. Als ze de doodstraf op overtolligheid niet invoeren, dan moeten ze beseffen dat ze iedereen slechts het nodige voor een onbevredigend bestaan geven nu. En die onvrede maakt de onbevredigde tot een last voor de anderen. De kosten om die last weg te krijgen betalen ze nu met [met opzet uiterst ondoeltreffend gehouden] repressieve middelen (politionele en justitionele geweldpleging).

NIEMAND KAN DE GELEGENHEID GELD TE VERDIENEN NEMEN, die gelegenheid moet een mens geschonken worden door een ander.
Naast verdiend geld is er ook door gokken en wedden gewonnen geld en er is gekregen (en daaronder valt: geërfd) geld.

Als er ook voor leren betaald gaat worden, dan ontstaat er naast de genoemde combinaties ook verleerd geld: geld waarvoor geleerd is: niet gediend, niet gewed, niet gegokt, niet gebedeld, en voor al ook: NIET NIKS GEDAAN.
Niet niks gedaan, dat kan zijn:
– niet alles waarvoor de betrokkene de gelegenheid had, nagelaten uit luiheid, maar ook:
– niet onder dwang afgezien van in actie komen, iets aanpakken.

Jaap Schot, 16 april 1993

Het voorstel om als gemeenschap elke enkeling te gaan betalen voor elke leerprestatie die hij bewijst geleverd te hebben past volledig in de ex-slaven-maatschappij waarin al die dienaren-voor-geld op hun beurt ‘heersertje’ spelen. Het aannemen van dat voorstel zou hen verlossen van de werkloosheid, die alleen maar een gevolg is van het feit dat ze niet genoeg diensten en wederdiensten weten te verzinnen. Die werkloosheid is echter ook nog nuttig, omdat iedereen die werk heeft [dat is: een ander dient, dat (dienen) doende zowel als daarvoor wraak nemend], de natuur, het milieu, schaadt, beschadigt, vernielt.
Slaven, dat zijn lui die hen al of niet opgedragen kunstjes voor anderen doen. Arbeiders, exacter: loonafhankelijken, zijn slaven in zelfbezit. Ze moeten dienen, voor geld. Al dienen ze elkaar, geld bestedend om een recessie in de economie te voorkomen, elkaar aan het werk houdend: ze spelen heer en knecht. Ze heersen, ze knechten, als Koning Klant, op hun beurt.

Er moeten andere manieren naast dienen-voor-geld komen om anderen, – die niet iets anders dan slaven mogen worden ! –
voor geld bezig te laten zijn, zodat ze geen tijd, aandacht, energie e.d. vrij hebben om tot opstand of misdadigheid te komen. Iedereen die in een land aanwezig is, moet flink wat (namelijk: voor hem genoeg om zich koest te houden) te verliezen hebben als de stand, maar vooral ook de gang van zaken in de maatschappij, in het spel om rang en stand, veranderde. Iedere ingezetene moet steeds tot het inzicht kunnen komen dat het voor hem beter is dat alles blijft gaan zoals het gaat, dat het vechtspel om rang en stand zo doorgaat. Juist bij heel diep doordenken en goed inzien moet iedereen kunnen menen, ja, de waarheid liefhebbend kunnen waarnemen, dat hij zich stil moet houden, alle protesteren tegen het spelen van dit vechtspel moet nalaten, voor zijn eigen bestwil: niet omdat iemand hem bedreigt, niet om redenen van censuur, maar uit het inzicht dat de onwetendheid en domheid van vele, vele anderen voor hem de bron van luxe en gemak zijn.

Ik hoorde vanavond een radio-uitzending waarin een mediterende man als voorbeeld gaf: vele malen het woord ‘rubber’ herhalen tot woordklank en betekenis los van elkaar kwamen in zijn bewustzijn. Daarna pruttelden drie of vier geleerden en boeddhisten gezellig door met veel vreemde woorden uit het Sanskriet en andere in onbruik geraakte oude talen. Als iemand hetzelfde doet met ‘vaderland’, ‘vorst’, ‘status’, ‘wetenschap’, ‘recht’ e.d. i.p.v. met ‘rubber’, dan zal hij “zien” dat er zelfs niet iets vast te houden is, zoals bij rubber. Die woorden zijn nergens de naam van, het zijn puur klanken bij verzinsels: dat is allemaal in het hoofd, in de geest. Wat is “verlossing” dan? vroegen de geleerden aan de boeddhisten. Want hoe bevrijdend werkt dat gedenk aan rubber? Dat gedenk aan het vaderland zou bijvoorbeeld in Joegoslavië best deze of gene aanvoerder van zijn waanzin kunnen bevrijden. Maar zo dicht bij de werkelijkheid mogen ze niet komen, die slaven die in deze radiouitzending mee mochten doen, – juist omdat ze zo bewezen hadden slaven, presteerders, aan de weg timmerenden te zijn -.
Ik zou mezelf aanwijzen als een parasiet en dan ook nog één die het heilige vechtspel niet als heilig erkent. Heel dom zou dat zijn.

Het gaat er niet om de stand en gang van zaken in de wereldbevolking te keuren, het gaat er om zichzelf van het nodige voor leven en welzijn te voorzien. Als men daartoe in de natuur in een boom moet klimmen is dat evenmin vernederend als wanneer men daartoe in de stam (familie) waarin men geboren is mee moet doen aan de tradities of in de civilisatie moet zien aan geld te komen om het te kopen.
De omstandigheden en omstanders zijn ten opzichte van jou even toevallig en onbedoeld als andersom jij bent voor jouw milieu.
Mijn milieu is er niet teneinde mij te onderhouden of zelfs maar van nut te zijn, en omgekeerd: ik ben er niet ten gunste van mijn milieu.
Zo eenvoudig is dat.
Leef ik in de natuur in de buurt van vruchtbomen, dan is het dom voor mij om die om te hakken. Leef ik in een stam of familie die mij meer beschermt en helpt dan dat ze mij gebruikt, dan doe ik er verstandig aan hoogstens ‘in de geest’ mijn land en volk te verlaten.
En nu de hedendaagse maatschappij: wie deze mensenmassa leiden doen er goed aan er voor te proberen te zorgen dat allen door nadenken slechts tot de slotsom kunnen komen dat alles moet blijven gaan zoals het gaat. De leiders zijn al boven en dat zijn ze door bepaalde oorzaken. Ze moeten er naar streven dat die oorzaken niemand die nadenkt schaden. Als er schade moet zijn, en dat is waarschijnlijk, dan moet die worden berokkend aan wie niet nadenken: zodra, zolang en in zoverre ze niet nadenken.

Het voorstel om iedereen die iets leerde te betalen voor het leveren van het bewijs dat hij dat (dus wat) leerde is een voorstel aan slavenhouders, bedoeld om hun management van de slavenmassa te verbeteren, om hen het houden van zoveel slaven tegelijk te vergemakkelijken.
Het is als management fout om slaven zo te houden dat ze niets doen voor de kost en het is ook dom om ze zo te houden dat ze bij goed doordenken kunnen gaan inzien dat het regiem, het systeem volgens hetwelk zij gemanaged worden, hen schaadt. Wie anderen dient voor geld en daardoor op zijn beurt een beetje (namelijk voor precies zijn verdiende geld) kan heersen, als Koning Klant, Jan Publiek en Stemgerechtigde Simon anderen kan keuren, zo’n kostwinner kan in zijn eigen koninkrijkje angstig-tevreden-timide-rustig-stil gehouden worden. [‘gehouden’ zoals in veehouderij]. Dat is gebleken, als er meer banen dan werknemers zijn, gaan de slaven-in-zelfbezit vaak van baan wisselen, waarbij ze hun onvrede toeschrijven aan hun naaste (werk)omgeving, als er te weinig banen zijn om daar veel in te wisselen gaan ze vaker scheiden, waarbij ze hun ontevredenheid toeschrijven als gevolg aan de inwoners van hun koninkrijkje, dat is: hun gezin.
Als ze die beide toeschrijvingen niet kunnen maken, – bijvoorbeeld omdat dat hen niet wordt toegestaan door hun omstanders en/of hun ‘geweten’ [= de som van alle hen overgeleverde keuringscriteria] -, dan worden ze vatbaar voor de suggestie ‘aan zichzelf te gaan werken’ of voor de goedkopere oplossing: zich met psychotrope (gif)stoffen te gaan (laten) “behandelen”.

Het aanvaarden en uitvoeren van het voorstel om ‘leren voor geld’ geld verleren, mogelijk te maken naast geld verdienen verlost niemand, houdt iedereen slaaf [in zelfbezit en bezig, in het democratische vechtspel om rang en stand (om gevestigde voorrechten dus)] met het gevoel van vrijheid. Zelfs de doordachte die zich stil houdt kan zich vrij en zelf bezig zijn leven te leven voelen. Dat is dan het hoogst bereikbare. Door het leerloon te verhogen en te verlagen, door het manipuleren dus van het voor het leren uitgekeerde kan ervoor gezorgd worden dat de niet-lerenden op de arbeidsmarkt voldoende ruimte hebben om hun ontevredenheid toe te schrijven aan hun werkkring en een andere baan te nemen.

Niet-lerenden zijn dan zij die in volle vrijheid de voorkeur geven aan leven-zoals-iedereen-nu boven het dragen van de rangonderscheidingstekens die de geldverleerders krijgen om zich mee te sieren. Voor deze niet-lerenden blijven consumptiegoederen de rangonderscheidingstekens. Ook dat is goed, want het betekent dat alles wat nu aan de gang is, gewoon door kan gaan. Er wordt alleen wat druk van het systeem af gehaald, door wat nu overschot aan arbeidskrachten is af te voeren naar een apart leer-circuit. Nogmaals, hopelijk voor de lezer nu al ten overvloede:
het gaat hier NIET over opleiden, maar over ALLE LEREN.

Wie er als lerende voor kiest zich te laten opleiden, wordt daarbij niets in de weg gelegd, waarschijnlijk zullen zelfs sommige werkgevers een bonus voor de besten onder die lieden beschikbaar stellen. Vanuit de leiders van de massa gezien gaat het er alleen maar om dat iedere slaaf kan “”denken”” dat hij vrij zijn eigen leven gestalte geeft.

Het maakt niks uit of ik als natuurmens gek zou worden en denken dat er goden mij kunstjes laten doen en mij allerhande laten overkomen, of dat ik als geciviliseerde (dat is gevangen, als vee gehoudene) meen dat er een management is dat mij houdt in de situatie van vee. Ik kan aan goden noch aan (wereld)regeringen iets wijzigen, beide zijn bedenksels van mijn tijdgenoten-soortgenoten, en die zijn met velen en onaanspreekbaar. Ik heb ook geen enkele reden, als geciviliseerde om te gaan praten over wat ik denk. Zomin als ik als ik in de natuur leefde zou gaan staan protesteren tegen het verschijnsel ‘mensen-etend roofdier’.
Heldhaftig vechten en het bestrijden van het zo-zijn van de omgeving waarin men zich aantreft is het gedrag van de geciviliseerde, de held is bij een (zijn) baas in gebruik. Natuurbestrijding, milieubestrijding, is geen natuurlijk gedrag.
Ik ben echter evenmin in leven voor het verzorgen als voor het beschadigen en bestrijden van mijn milieu, van de natuur, de cultuur en/of de civilisatie. Ik leef erván, niet ervoor of ertegen.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This