Jaap Schot, 25 december 2003
Het met tellen en statistiek te lijf gaan van de sterren en van gebeurtenissen zoals vloedgolven en verkeersongelukken stuit niet op veel weerstand. Onderwerpen van deze soort zijn echter niet boeiend voor wie ‘koninkje’ spelen (= zich rangschikken als vrije burgers).
Wie regeren, bemannen de staat en de andere IETSen (ondernemingen en zo) en zij bemannen dus dat wat geworden is van ‘de troon’, nadat de erfelijke vorsten daar af gesmeten zijn. Dienend die afwezige bezitters drijven de managers de slaven in zelfbezit en zij gebruiken daarbij in het beste geval rekenmethoden om doordacht te kunnen handelen in plaats van via emoties alleen.
De herdershonden die gecijferd zijn begrijpen het baasje, kunnen zijn rationeel overwegen voor hem uitvoeren. Daar is baasje te ongecijferd voor.
De gewone gebruikten zijn schapen en bewonderen de kunsten van de herdershonden in het geheel niet, vooral niet omdat deze duidelijk merkbaar hen geen plaats als speler van ‘koninkje’ toekennen, maar gewoon als een stuk vee behandelen. Het gewone burgerschaap met zijn rechten en vrijheden ziet zich als een stuk vee behandeld (berekend, verrekend), als een nummer (in het Engels: een ‘statistic’).
Dat omgaan met een burger als met een telbaar ding, dat willen de gewone schapen niet eens kunnen en begrijpen en kunnen volgen. Ze vinden het als speler van ‘koninkje’ (en dat is hun hoogste rang / verworvenheid) een belediging.
De staat kent mij niet, zomin als de koning van vroeger toen al zijn onderdanen kende. Maar ik hou, als burgertje niet van de staat, hou niet van de koning. En de God die mij tot staatsburgerschap met toewijding en vertrouwen aanzette, daar geloof ik als modern mens niet meer in.
De bemanners van de andere IETSen naast de staat (de ondernemingen aan wie ik voor ‘diensten’ moet betalen behandelen mij als ‘koninkje’. Koning Klant wordt omworven als een fraaie en begeerde juffrouw. “Omdat U het waard bent”.
Geletterdheid wordt samengenomen met kennis van kunst, met het hebben van een smaak, een eigen smaak, die geldt voor de leveranciers van gelegenheid tot toeschouwen / bezoeker van de tentoonstelling, eter en drinker van het spul met de hoge rang, de (slechts voor de verfijnde proever te onderscheiden en te genieten) smaak.
In zijn boek ‘Ongecijferdheid’ [ISBN 9 5713 387 3 © 1988] verbindt de schrijver John Allen Paulos “wiskundige ongeletterdheid” vast met het niet doorhebben van hoe de moderne wetenschap werkt en wat de wetenschappelijke mentaliteit inhoudt.
Dat is jammer, want zodoende wordt het boek een tirade tegen een andere groep gebruikten. Het systeem (= de onpersoonlijke, maar bemande, vervanger van de vorst der slavenhouders) blijft onbenoemd, onaangewezen, onbesproken, ondoorzien. Dat is erg jammer, want met de wetenschappelijke mentaliteit en zonder in concurrentie of competitie te gaan, het maatschappelijk / sociaal / geciviliseerd / politiek gebeuren bezien, levert op dat we hier gebruikten onder elkaar zien schelden, zich dat doende ongevaarlijk makend voor genoemd systeem.
Het ‘rationeel’ (verstandig) noemen van het beschouwen en (via algemene maatregelen van bestuur, wetten en dergelijke) behandelen van concrete mensen als ‘statistics’, komt neer op het zingen van “Wat God doet, dat is welgedaan, Zijn wil is wijs en heilig”. Die god in kwestie is die van de staatsreligie, die ertoe diende de vorst rugdekking te geven bij het heersen: “Dieu et mon Droit”. Die God is de dader van alles wat gebeurt en als daad (als gedaan) wordt gezien / beschreven / opgevat. In feite zijn de vorsten met elkaar in strijd gewikkeld om hegemonie, c.q. de IETSen (de partijen en de producerende ondernemingen) van tegenwoordig in strijd om de txaenz der mensen. De stand en gang van zaken en de regels van dat spel bepalen hun gedrag, niet de gevolgen van dat gedrag voor de gebruikten, de schapen, de onderdanen, de klanten, de consumenten.
Dát verklaart waarom het berekenen niet wordt uitgelegd en voorgelegd aan de lieden die aan de media lurkend worden toegesproken als ware de politiek hún zaak. Als het de spelers met de IETSen, de managersbemanning daarvan in hun kraam te pas komt, wordt er op basis van de berekeningen gesproken en gehandeld, anders niet. Dat is de reden waarom de schapen niet aan dat rekenen gewend moeten worden, ze zouden maar gaan vragen naar de ter zake uitgevoerde berekeningen.
De firma’s die er een stijging van hun verkoop van verwachten onderwijzen de nodige smaak, leren de mensen te vragen naar wat hun product kenmerkt. Zie de advertenties en de brochures. Een brede stroom onderwijzende televisieprogramma’s en lectuur, uiterst kleurrijk en aantrekkelijk gebracht. Met een tiende van de kosten daarvan is de hele massa gebruikten te scholen in cijferen, gecijferd te maken.
Er is echter een feit dat nog belangrijker is dan dat nalaten van het onderwijzen van cijferen / statistiek / wiskunde.
Voordat er gerekend kan worden, moet er geteld worden en voordat er geteld kan worden, moet er onderscheiden, erger: gedefinieerd (“uitgesneden” in tegenstelling tot ‘als begrensd, als daar eindigend herkend’) worden. Als het rekenen begint is het erge al gebeurd. Cijferen kan in een zakjapannertje, eventueel bedrog heeft voor en bij het invoeren van de getallen plaatsgevonden. Idem voor logica met woorden en premissen en uitgangspunten en vooronderstellingen en gemeenplaatsen en ‘het door mij ‘talig primitivisme’ genoemde omgaan met elk woord alsof het zo duidelijk is als de duidelijke; ik bedoel dit: als ik over ‘waarheid’ spreek, zie ik de verleiding van dat zelfstandig naamwoord, om dat analoog aan het woord ‘zand’ te gebruiken en het over veel en weinig waarheid te gaan hebben. Idem gaat dat voor een woord als ‘menen’, dat verleidt ertoe het te gaan gebruiken, ermee te gaan bespreken als met ’verven’.
0 reacties