070313blog
========
Start: dinsdag 13 maart 2007 10:31
========
Ooit was het spelen oefenen voor het echte leven (het toernooi en het schaken).
Het spelen verwerd tot het oefenen van vaardigheden buiten het kader van het produceren van ten LEVE bruikbare verzámelingen vaardigheden. Ridder Groenhart was niet te verslaan in toernooien, maar miste alle strategisch en tactisch inzicht en reageerde met morele verontwaardiging op troepen die met pijl en boog aanvielen i.p.v. het ridder tegen ridder gevecht te kiezen. Er waren geen overlevenden om zijn ondergang te boek te stellen.
Zo is het ook met “onze” (olympische en wereldkampioen zoekende) sporten. Niet te overtreffen nutteloosheid, zakelijk gezien, met de levende mensen als ‘geen zaken’ opgevat. Wel, dáár, in dat ideologische ‘geen mens is een záák’ zit ‘m de kneep.
Voor het bemande systeem is íeder mens een zaak: waardevol zodra, zolang en in zoverre hem bruikbare txaenz valt af te tappen.
Het probleem waarvoor het systeem staat is: de aanwezige (levende, niet LEVENDE) mensen elkaar bezig (à tevreden) te laten houden. Tevredenheid is het centrale doel, massale tevredenheid, het maakt niet uit waarméé. De tevredenheid met de heren heeft de vreze der heren vervangen. De roomse kerk zou nu niet meer met ‘de vreze des Heeren’, ‘de vreze Gods’ aankomen, maar met de tevredenheid met God en het trots zijn op het ‘door Hem bezig gehouden worden’. Koot en Bie riepen ooit “Onze God is de beste!” als wat volgens hen de instelling van de godgelovigen was (c.q. is). Deze trotse gelovige komt misschien in hún kringen voor, ik ken ze niet. De geslaagde in deze tijd dient geen god naast de Mammon. Er is nergens enige reden voor rijken om zelf een god naast die van het geld te dienen. De ármen, díe dienen de God die het funderende sluitstuk is voor de rechtvaardigende vertelling bij de feodale systematisering (van het binnensoortelijk parasiteren), zíj zijn rooms (bijvoorbeeld).
========
13-3-2007 10:54 | 322 woorden ||
0 reacties