Oorzaak en gevolg

Categorieën: 1990, 1 januari – 1994, 31 december | Archief
Trefwoorden:

Jaap Schot, 10 mei 1992

 

Bij het beschrijven van biljarten is het toepassen van oorzaak en gevolg als opvattingsschema passend. Het oorzaak-gevolg-schema zit in ons hoofd, in ons brein, in onze taal; het gebeuren, dat we beschrijven, is buiten ons.
Daar bij biljarten past dit schema, deze manier van opvatten, deze beschrijvingswijze, dit begrippensysteem ‘oorzaak-gevolg’. Buiten het gebied van de grove mechanica, het gebied waarbinnen het biljarten ligt, is het schema slechts bij wijze van spreken bruikbaar, niet als manier om wetenschappelijk, verantwoord te bespreken.
‘Passen’ betekent in dit verband dat de verwachtingen uitkomen die men baseert op het toepassen van dit schema. Er gebeurt ook niets onverwachts binnen het gebied waarop het schema past. Dat is een definitie-kwestie: als er iets onverwachts wordt waargenomen moet de wetenschapper een ander schema, een andere beschrijvingswijze vinden. Zo zijn de afspraken binnen de wetenschap.
Kijken we nu naar beschrijvingen buiten het gebied van de grove mechanica, dan vinden we overal, ja ook in de wetenschappen zoals psychologie en sociologie het genoemde oorzaak-gevolg-schema. Achter het doen en nalaten van de mensen worden oorzaken genoemd, want vermoed. Gevonden worden ze natuurlijk nooit, oorzaken bestaan niet zoals kiezelstenen bestaan, of zoals het noorderlicht bestaat, oorzaken zijn dus niet te vinden, niet aan te treffen.

De centrale vraag “WAAROM GEBEURT DIT?” wordt ook gesteld als het gebeuren een daad is. Dat iemand anders iets doet, is voor mij evenzeer een verschijnsel als dat een ijsschots breekt. Voor dat breken is kracht nodig, zo leert het o-g-schema, een kracht, dat is de oorzaak van een beweging.
Zien we dus iemand niezen, dan is die kracht achter dat niezen een ‘aandrang’ daartoe. Horen we iemand iets zeggen, dan is zijn wil of wens om te praten die kracht. In beide gevallen kan het gebeuren ook natuurkundig / grof mechanisch beschreven worden, dan is er niemand aanwezig in de beschrijving, de beschrijver niet en ook de dader niet: met kracht uitstromende lucht brengt geluid voort: gegeven de bouw van dit menselijke hoofd, zoals bij het biljarten die vlakke tafel gegeven is.
Er zijn ongehoord veel omstandigheden nodig om een oorzaak een gevolg te kunnen laten hebben.

Mensen willen niet over zichzelf (horen en laten) spreken als over een biljartbal, een ding, dat slechts door het ingedeukt worden en aan zijn andere kant weer uitdeuken het op hem uitgeoefende geweld doorgeeft. De ideale biljartbal die helemaal niet in- en uitdeukt heeft zelf helemaal geen funktie, geen werking, geen bijdrage.
Hoe dan ook: het is een willoos ding.
En een ding willen de geciviliseerde mensen niet zijn: willoos ding.
Als ik mij als willoos ding zou willen beschrijven, zouden mij de gegevens evenzeer ontbreken als wanneer ik mij als willer zou willen beschrijven. Ik heb het hier, dat is toch hoop ik duidelijk, niet over mijn ernaar streven te doen wat voor mijn voortbestaan nodig is: het is totale onzin te zeggen dat ik naar adem wil snakken alvorens dat te doen. Mijn snakken naar adem is voor natuurkundigen, afdeling fysiologen bijvoorbeeld, geheel passend te beschrijven zonder dat er iemand bij is, de beschrijver of ik. Het is een ongewild gebeuren, een natuurverschijnsel.
Ook als natuurverschijnselen zijn al lang en breed herkend: het aanleren en het op basis van aangeleerde criteria kiezen tussen soorten voedsel en tussen andere levensmiddelen en tussen leven-onderhoudende gedragingen.
Slechts bij wijze van spreken bestaan ze, al die aangeleerde keuze-criteria achter gedragsgewoonten, bewust of onbewust gebleven of geworden, onbewust gehouden met inspanning (verdrongen) of gelaten (door onverschilligheid).
De mensen (geboren als en voor een verder bestaan als bolletje) zijn door ouderen en leeftijdsgenoten geplet tot schijven die op hun beurt elk bolletje dat zij aantreffen helpen pletten, al is het maar door bezige pletters niet bij hun geweldplegen te hinderen.
Die doorgankelijkheid voor de traditie (het pletten) is de centrale eigenschap.
Het geplet worden is, gegeven die doorgankelijkheid, de schuld van het gebeuren, dat is: de oorzaak. [Het is alleen maar een noemen van een vorm van dat pletten die ertoe bracht te zingen dat het de schuld is van het kapitaal.] Er zijn duizenden dingen (omgangsmanieren met kinderen, wilde dieren en andere natuurgegeven grootheden) aan te wijzen waarvoor de mensen doorgankelijk zijn.
Die doorgankelijkheid en die traditie samen, daar zit het ‘m in. De kracht die dat ooit deed beginnen is net zo ver weg (namelijk buiten bereik) als de kracht die ooit de aarde een maan gaf en nu dus ons eb en vloed.

 

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This