Overwegingen bij mijn boek

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen | Overwegingsopstellen
Trefwoorden: eigen boek

Jaap Schot, mei 1984

OVERWEGINGEN.

Ik schrijf over verschijnselen en ervaringen die voor iedereen toegankelijk zijn. Ik heb geen toegang tot welk bijzonders dan ook.
Wat ik aan bijzonders of ongebruikelijks doe is dit: ik maak het mezelf niet onmogelijk of moeilijk om het gebruikelijke te zien. Vele mensen maken het zich erg moeilijk of onmogelijk om het gebruikelijke en gewone te zien zoals het is. De meeste mensen leven met illusies. Men schijnt dat leuk te vinden.
Ik vat dat leven met illusies op als een ingeroeste, geërfde gewoonte, die tegenwoordig voor de meeste mensen niet langer past bij hun situatie, bij hun welstand. Leven met illusies is een passende manier van reageren voor iemand die in een nare situatie leeft en geen kans ziet deze situatie te veranderen. Wanneer iemand het nu na het zo reageren toch beter krijgt, is het verstandig om alsnog zijn illusies op te geven.

Civilisatie.

Een voorbeeld van moeilijk leefbare omstandigheden is de civilisatie. Uit de civilisatie droomde menigeen graag weg naar het verloren paradijs, de natuur, de tijd voor de zondeval. of naar de hemel na dit aardse tranendal.
Men dacht zich een andere wereld, de hemel en droomde zich daar een oppervorst, die streng en alwetend en rechtvaardig en goed en soeverein en (soms) aanspreekbaar was : God.
Men ontkwam zelf niet aan de situatie van geregeerd worden en gaf de illusies door aan de kinderen. Het middel (de droom, de illusie) overleefde het doel (het wegdromen van de slechte omstandigheden waarin men geleefd werd door medemensen).

VolwassenenEducatie

Mijn boek is bestemd voor volwassenen, die niet in de rol van leerling bezig zijn zodra, zolang en in zoverre ze mijn boek lezen en gebruiken.
De vorm van mijn boek is zo dat het gebruikt kan worden. Mijn boek is een veredeld woordenboek.
Zelfs een gewoon woordenboek draagt al een naam, WOORDENboek, die niet goed de gebruiksmogelijkheden ervan aanduidt. Een woordenboek geeft niet slechts aan of een woord binnen de taal in kwestie kan bestaan en hoe het dan gespeld moet worden. Een verklarend woordenboek geeft al een omschrijving van de begrippen die met de woorden worden benoemd. Vele woordenboeken zijn voorzien van plaatjes, omdat dat niet zelden veel betere middelen zijn om snel aan te geven wat er met het woord in kwestie benoemd wordt. Mijn boek is nog veel meer op de taal als begrippenverzameling gericht dan een gewoon woordenboek. Het is van groot belang te beginnen met aan te duiden waar mijn woorden boek niet mee gevuld is. Ik stel mij bij het schrijven van dit boek niet op als iemand die vondsten en gedachten en vermoedens en ordeningen van anderen gaat doorgeven. Mijn boek gaat alleen over taal. Mijn boek bevat taal en stelt taal beschikbaar. Mijn boek geeft niet alleen maar beschouwingen over taal. Mijn uitdrukkelijke doel met dit boek is het om voor de lezer (die beter gebruiker kan heten) het gebruiken van taal gemakkelijker te maken. Gemakkelijker zonder dat de uitspraken inexact worden. Het hoeft weinig mensen geleerd te worden zomaar wat aan te praten. Mijn boek is wellicht vooral goed bruikbaar voor wie willen uitschrijven wat ze waarnemen en ervaren. Mijn boek is bestemd voor volwassenen maar niet voor wetenschappelijk werkende en schrijvende deskundigen. Mijn boek is bruikbaar voor iedereen bij het uitschrijven van wat hij als ondeskundige meemaakt, beleeft, ondergaat en onderneemt.

HIER EN NU.

meemaken

Het aanwijsbare gebeuren dat wij zelf hier nu mee doen plaatsvinden kunnen wij beschrijven. We moeten wel inzien dat we zelf tijd, aandacht en energie aan dat gebeuren bijdragen, maar zolang we aan het beschrijven ervan bezig zijn geven we niet onze waardering of keuring van het gebeuren in kwestie weer.

schelden, neutraal benoemen en loven.

Mijn boek bevat onder andere steeds pogingen om de gebruiker termen aan te reiken, die voor het schelden, voor het loven en voor het neutraal, objectief, onbetrokken, niet-oordelend beschrijven van gebeurtenissen en verschijnselen bruikbaar zijn.

expressie en formulering en explicitatie

Vooral wanneer iemand nog niet lang zijn gedachten uitschrijft, zijn vaak de woorden die in hem opkomen waarderende woorden (lovend of lakend). Het uitschrijven dat zo iemand nog doet is voor een groot deel expressie van emoties.
Een goede gesprekspartner zou nadat hij naar die emotie-uiting geluisterd had, woorden kunnen aanbieden, die het mogelijk maken om de zaak te bespreken zonder die emoties, zonder die voorkeuren, zonder dat enthousiasme. Die neutrale termen kent de keurende persoon meestal ook wel, maar op het moment van spreken behoren ze slechts tot zijn passieve woordenschat. Er is iemand anders nodig voor de ongeoefende om deze woorden te noemen, anders krijgt hij ze niet in gedachten.
Mijn boek wil deze taak van de goede gesprekspartner vervullen. Goede gesprekspartners zijn zeer schaars. Zich laten kennen, zich uiten, in onderscheid van zichzelf be schrijven. Zich uitschrijven in onderscheid van waarheid formule ren. Objectief, dat is : als een voorwerp, als een ding daar buiten mij.

Wanneer ik scheld en loof, dan kan men mij via mijn tekst leren kennen, men kan immers merken waar ik voor of tegen ben. Van belang is ook hier het onderscheiden van ‘als individu’ en ‘als persoon’ ergens tegen zijn. Als individueel mens kunnen we niet voor onze eigen honger zijn, niet juichen over ons eigen lijden. Dat is al slordig uitgedrukt : onder INDIVIDU versta ik het losse dier, het exemplaar, als solitair, als afgescheiden bekeken. Het losse dier wordt alleen ontvangen en geboren, het geniet alleen, het lijdt alleen zijn eigen pijn, het sterft alleen. Het individu functioneert alleen, men kan tegelijkertijd ademen, maar niet samen, men kan tegelijk kiespijn hebben, maar niet de kiespijn delen.

individu en persoon.

Het onderscheiden aan zichzelf van individualiteit en persoonlijkheid is fundamenteel voor het gebruik van taal. Een groot deel van de taal is slechts als persoon te gebruiken. Anders gezegd : in de gebruikelijke manieren om over werkelijkheid te spreken is het bestaan van personen gesitueerd: persoonlijk bestaan komt voor een groot deel neer op : met de daarvoor geschapen taal spreken over hetgeen je hier en nu gegeven is.
Een heel duidelijk voorbeeld is : de roomse kerk leert haar gelovigen om over ellende die hen overkomt te spreken als over ‘beproevingen’ en over positief aflopende reeksen gebeurtenissen die hen betreffen als over ‘uitredding’. Op die manier,-door het aanbieden van die taal dus-, past men de concrete gebeurtenissen van de beminde gelovige in het verhaal van de kerk. De beminde gelovige leert om te doen alsof God bestaat en met hem bezig is.

Zulke aanwijsbare voorbeelden van persoonlijkheid constituerend taalgebruik gesuggereerd door een aanwijsbare kerk met een aanwijsbare leer, zulke voorbeelden zijn niet de gevaarlijkste. Mijn boek zal bruikbaar zijn om ook van die suggesties tot persoon-zijn te leren herkennen die zonder afzender in omloop zijn.

Mijn boek wordt door mij geschreven met als doel het bestrijden van persoon-zijn en daarmee van de IETSen, dat wil zeggen van dat massale onnodige dat wij allen mee tot stand brengen en waardoor wij allen onder de voet gelopen worden. Worden, niet slechts dreigen te worden. Van die bedoeling van mij hoeft de gebruiker zich niets aan te trekken, dat is een eigenschap van een gebruiksartikel, het is wel voor dit of dat gebruik bedoeld, maar men kan er ook altijd iets anders mee doen.

PLANNEN

Het is niet nodig zich bij het zich uitschrijven te beperken tot het hier en nu voor waarneming en ervaring gegevene. Een menselijke mogelijkheid is ook het maken van plannen, het zich voornemen iets te doen, over enige tijd, het van tevoren zich voorstellen hoe men iets zal gaan doen. Wie een plan maakt spreekt over iets wat er nog niet is. Een plan kan uitvoerbaar zijn of niet. Een plan moeten we heel duidelijk onderscheiden van fantasie en van illusie. Het maken van een plan moeten we heel duidelijk onderscheiden van het dromen van een wensdroom, ook als dat een dagdroom is.

Mijn boek is er voor gebruikers die vooral hun aandacht hebben of brengen bij het waarheidsgehalte van hun gedachten. Wie zich uitschrijft besteedt een ongebruikelijk grote hoeveelheid tijd, aandacht en energie aan het formuleren van zijn gedachten. Gedachten komen in mij op. Ik bestuur mijn gedachten niet. Iets in mij genereert volzinnen. Het in mij gegenereerd laten worden van volzinnen noem ik denken. Ik kan ook wel zonder te denken met een onderwerp bezig zijn ‘in den geest’, zonder handen dus. Ik kan taalvrij mijn kennis van zaken gebruiken.
Voorbeeld : als ik niet zonder steeds te verwoorden wat ik doe zou kunnen typen, dan zou ik nu mijn gedachten niet dit onderwerp kunnen laten betreffen. Ik zou dan steeds moeten denken aan de besturing van mijn handen.

Verzinnen.

Zowel een plan als een fictief verhaal worden verzonnen. Een illusie is een fictief verhaal waar de verzinner zelf in gelooft. De verzinner kan volgens mij niet echt zelf in zijn verzinsel geloven, hij moet zich toch kunnen herinneren dat hij het allemaal zelf verzon. Dat alles maakt echter niets uit. Voor ons die ons uitschrijven, die onze gedachten in volzinnen op papier zetten is alleen van belang dat wij middelen vinden om aan de woorden te herkennen of de volzinnengenerator in ons, die generator die wij aanvankelijk niet beheersen, werkt met taal die ons helpt of met taal die ons doet geloven wat niet waar is en niet bruikbaar.

Zoals mijn computer als hardware met slechts enkele eigen instructies afstand zou kunnen nemen tot al datgene wat hem vanaf diskettes ter verwerking en als geheugeninhoud wordt toegevoerd, zo kan ik als individu afstand nemen tot wat de taal mij aan gedachten suggereert. Dat is fundamenteel voor mijn bedoelingen met mijn boek: de gebruiker de gelegenheid te bieden de volzinnengenerator in hem te ervaren als niet van hem, zoals het voedsel dat wij aan het verteren zijn (binnen hebben) niet van ons is. Zoals de software op de diskettes niet van de computer in kwestie is. Het blijft een beeld, computer staat tot software op diskette zoals individuele mens staat tot de taal die hij leerde, tot de tekstgenerator die in hem werkt als hij denkt, als hem IETS INVALT. De uitdrukking IK DENK is suggestief. Ze suggereert ons dat wij die tekstgenerator zijn, wij zelf. Die tekstgenerator in ons is echter in ons aangebracht door hen die ons onze taal leerden. Wij leerden niet slechts de klanken van de taal, en de regels van de grammatica en van de woordvorming, wij leerden de taal kennen als een verzameling van begrippen en beelden, wij leerden de wijzen van spreken, de vast staande uitdrukkingen. Dat alles, al dat aangeleerde maakt in ons de volzinnen aan die wij uitschrijven en uitspreken. Dat aangeleerde en aangebrachte is het wat ik de tekstgenerator in ons noem. Een van buiten ons als individu afkomstig iets is dat. Dat iets is niet alleen maar ooit aangebracht, het wordt ook ononderbroken onderhouden en veranderd, bij (de stand en gang van zaken die ‘de tijd’ genoemd wordt)gehouden.

Mijn boek is een gebruiksboek. Het is er voor mensen die enige tijd en aandacht en energie voor zichzelf willen besteden. Het is er voor mensen die zichzelf hun eigen tijd en aandacht en energie waard vinden. Mijn boek zal ik vrij houden van alle polemiek. Ik zal er geen publicisten in tegenspreken en ik zal er niet in citeren (ik zal niet napraten),op ware uitspraken kan nooit een auteursrecht rusten. Mijn boek zal niet langer en dikker en uitgebreider zijn dan strikt noodzakelijk is voor volledigheid van argumentatie plus voorbeelden. Ik wil zoveel mogelijk alle wetenschappelijke termen wegwerken. Het lijkt me de moeite waard te proberen het hele boek in ongebruikelijke maar onmiddellijk verstaanbare woorden te proberen te stellen. Ik wil zo weinig mogelijk aansluiten bij de bewustzijnsindustrie. Ik wil de lezer uitleggen dat hij niet alleen maar moet luisteren naar wat ik over en bij mijn ervaringen en waarnemingen zeg, maar dat de lezer kijker en schrijver moet worden om zichzelf zijn boek te schrijven, niet ter publicatie, maar om zijn bewustzijn zich weer toe te eigenen. Ons bewustzijn is ons voor een groot gedeelte afgenomen door de bewustzijnsindustrie, die bestaat uit de school plus de media. Zelfs de meest welwillende ouders zijn niet in de gelegenheid, hiertelande hedentendage om hun kinderen tegen die bewustzijnsindustrie te beschermen. Mijn boek wil ik doorwrocht maken voor wat betreft de formulering , de verwoording, de voorbeelden, de spreekbeelden (analogieën) en een concordantie. Met concordantie bedoel ik een volledige lijst van gebruikte woorden, met verwijzingen naar alle plaatsen waar die woorden gebruikt worden. Ik voeg daar per woord aan toe, of ik stel er voor in de plaats, een verklarend omschrijvinkje. Voor verzamelingen bijeenbehorende begrippen maak ik essays, waarin ik ze in samenhang gebruik. Bij voorbeeld een opstel over kennen, waarin ik weten, waarnemen, van horen zeggen hebben, geloven enz. gebruik. Begrippen kunnen zo in verschillende essays geplaatst worden. die plaatsen worden in de concordantie dan ook weer vermeld.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This