Overzicht blog

Categorieën: Kapitein Veerdonck | Opstellen
Trefwoorden: doorgangspunt | onbewerkte versie | zakgericht

070221overzblogref

=============

Start: woensdag 21 februari 2007 09:29

Vervolg: donderdag 22 februari 2007

=============

wee degene die ogen heeft en weigert te kijken

Mooi gezegd, maar de vraag is of er duidelijk te maken is dat zoiets als dit hier weigeren is aan te treffen. Is wat we ‘weigeren’ noemen niet een woord met slechts gebruiksgewoonten, met name in gebruik bij het beschuldigen? 22-2-2007 13:42|

21 februari 2007 09:29:   

  1. wie een onderwerp beschrijft, schrijft het vermenigvuldigingsproduct van taal en (actuele eigen) waarneming. Geen citeren, geen beschrijven van een afbeelding of een herinnering: hij meldt. Om van beschrijven te kunnen spreken hoeft er geen ontvanger te zijn of te komen. Pas als er een ontvanger is, is er van melden te spreken. A meldt zijn kennis in de vorm van ware tekst aan B.
  2. Als er een vermenigvuldigingsproduct is, dan kan dat via elke factor worden veranderd. Om ware uitspraken buiten publiciteit te houden zijn er dus twee manieren:
    • de taal verpesten
    • de waarneming geheel of gedeeltelijk onmogelijk maken: de zaken ontoegankelijk resp. buiten bereik houden.

Dit zijn manieren om het melden moeilijk tot onmogelijk te maken voor wie zou wíllen melden: de naïeve medemens. Het kind dus, dat leert praten en dan later, zo al niet meteen moet leren zijn mond te houden. Geen groep zonder buitenstaanders, geen groepsleden zonder geheimen voor die buitenstaanders. Geen groep zonder regels en rangschikking / machtsverschillen en dus geen groep zonder geheimen voor de straffende (= bij het overtreden van een grens, het zich niet houden aan een regel mishandelende meerderen). Wie dit feit kent ( ≠ beseft, d.w.z. het ziet als in een spiegel, dat is: met schijnbare afstand, benoemt, beschrijft) is niet langer naïef. Hij is wereldwijs. Waar (intern én onderling)  gerangschikte groepen zijn, daar is de wereld.

  1. De bijbel gaat over het feit dat er buiten de wereld het échte, de aarde, de schepping, de natuur, “het rijk van God”, de hemel is. De wereld is verzonnen, artificieel, van menselijke makelij, onecht, moet tot gelding gebracht worden, ononderbroken, met bedreigen en bedriegen (verleiden, misleiden, verwarren).
  2. Uit kinderen kunnen wereldburgers worden óf vrije mensen. Wereldburgers zijn gebruikte mensen en/of gebruikers van mensen. De ruggegraat (= het overeind, in stand, gaande houdende) van de wereld is de middenklasse mensen, dat zijn groeisels uit kinderen, die mensen gebruikende gebruikte mensen zijn. De klassenbelangentegenstellingen (tussen gebruikten en gebruikten dus) waren het die Marx aanwees als de kernbeweegreden van wat de mensen van de wereld doen, in hun spelen om wat meer ruimte in de wereld. Die klassenbelangentegenstellingen zitten ín de apperceptieve massa aangeleerds van alle wereldlingen die middenklassemensen zijn. Als klasse houden ze als klant (uit op het goedkoopste bij gelijke kwaliteit) hun eigen lonen als gebruikten (= loonafhankelijken) laag.
  3. Een (zo niet DE) geestesziekte die hen daarbij parten speelt is het voor wáár houden van de spelveronderstelling dat de speler een dader is en niet een doorgangspunt van werkingen. Reflectie is hen verboden. Als ze zouden reflecteren = zich als in een spiegel [= als van een afstand, = als van buitenaf, als waren ze een buitenstaander, objectief (onbetrokken)] zelf in hun spelen zouden bezig zien, dan zou hun blindheid genezen zijn.
  4. Het gaat er op mijn onderwijsblog om, aan te tonen dat er een ‘buiten de wereld’ is.
  5. Binnen is er veerdonckeren, buiten is er onderwijzen.
  6. Binnen zijn:
    • chimpo’s
    • zakgericht
    • in debat
    • aan het beoordelen:
      • elkaar en
      • alles wat ze aantreffen en
      • alles waar ze over horen (en hen ook als onderwerp kan dienen, omdat ze rationalisten zijn, – rationalisten dat zijn wie doorpraten zonder aangetroffen onderwerpen aan het beschrijven te zijn-).
  1. Die op elkaar betrokken twistsprekende rangschikkende, elkaar op elke dimensie het overtreffen aanrekenende chimpo’s zijn “persoonlijkheden”, dat zijn invullingen van de spel-ikken, die vlak na de geboorte door registratie van die geboorte worden “uitgereikt”. In het spel “wereldje” / ‘samenlevinkje’ / ‘maatschappijtje’ wordt gedaan alsof er een drager (een dader, een met die naam op het stadhuis benoemde, aangetroffene is, die het dier dat hij is te boven gaat, dus meer “wil” dan hij entelechisch MOET (zoals ionen zich moeten binden en zouten moeten neerslaan en/of uitkristalliseren). In de huidige democratistische vorm van mensenhouderij wordt de daarin centrale keuzevrijheid (met soevereiniteit en aan ‘wat je getekend / óndertekend dus vástzitten = voor de geweren van de sterke arm van de wet staan) tot in het absurde aan de kleinste kinderen toegeschreven. De cultuur (let wel: in de betekenis van moslim- of hindoe- civilisatie) wordt al aan peuters toegeschreven, evenals het hebben van voorkeuren, alsof waarde ervaren niet moet voorafgaan aan waarde verwachten (= lusten, willen herhalen).
  2.  Met ‘Animal Farm’ wordt aangeduid dat chimpo’s zích als gebruiksvee houden, Toonder toont ons de sloven met hun hachjes verlegen. Met ‘Robinson Crusoe’ wordt de lezer de wereld uit gevoerd, door het avontuur van een schipbreuk en het belanden op een eiland zonder andere mensen. Er blijkt een buiten, waar geleefd kan worden: een ecosysteem, de natuur, het milieu. En het blijkt dat er veel móet, ook al is er geen bevel, geen eisende ander. Het nódige moet. Alle onnodigs blijkt niet te moeten, niet te hoeven, overbodig, nutteloos, om te vergeten.
  3. De chimpo die in de Robinsonsituatie terecht komt voelt zich eenzaam, ontworteld. De o-o haalt opgelucht adem. LET OP: HET GAAT OVER DE RobinsonSITUATIE, NIET OVER RobinsonOMSTÁNDIGHEDEN. De o-o’s leven als vreemdelingen en bijwoners tussen de chimpo’s en winkelen in dezelfde winkels en kleden zich onopvallend.
  4. Het invullen van de onderwijsblog als een cursus ‘lezen en schrijven van literatuur’ is een didactische truc.

Ik maak daar geen geheim van. Ik wil onderwijzen. Ik wil aanwijzen dat er een buiten is. En ik wil aanwijzen dat er geen wezenlijk veranderen van de wereld mogelijk is. Wereldverbetering leidt, net als de hervorming van de kerk, tot terugval in de oude vorm van wat men als moordend herkende en waartegen men in opstand kwam.

Het is vele malen één en hetzelfde inzicht, in vele diverse verhalen verteld: slechts wie niet mee doet aan concurrerend en/of in competitie zich en anderen rangschikken, is vrij, leeft met alleen het nodige, is wat God hem maakte: bij wat hij waarneemt sprekend dier. Niet zomaar sprekend over wat hij niet waarneemt en zich niet herinnert (weer zoekt, zoals vrijwel alle dieren dat doen, alle ‘hogere’ dieren in ieder gevál).

  1. Het ‘wereldje’ spelen blijkt niet zomaar te lokken. Zie het geweld dat op de nieuwkomers, de kinderen wordt uitgeoefend om ze tot deelnemen te bewegen. Zie ook de blindheid (ß onbesproken en onbestudeerd houden, Kantiaanse blindheid dus: waarnemen is “blind” zolang je ‘wat verschilt’ niet verschillend kunt benoemen en zonder dat ‘wat je opmerkt’ een naam heeft) die wordt aangemaakt en onderhouden (door het tenietdoen van alle pogingen tot onderwijs: dat is: tot aanwijzen en benoemen).
  2. DE werkwijze van deze tenietdoeners, de conservatoren / propagandisten van de wereld is tegenwoordig: het overstemmen van alle onderwijsgeluid (woordmoord) en het begraven van alles waaraan echts (≈ op het eiland voor Robinson bruikbaars) te leren is, onder speelgoed waaraan niets van dien aard te leren is. 21-2-2007 13:04|1.136 woorden.
  3. donderdag 22 februari 2007 10:56: Ik heb geen enkele neiging gekregen (opgelopen) om aan ‘de wereld’ iets bij te dragen, te behouden of te wijzigen. De wereld is mijn ecosysteem, zoals het grote bomenbos het ecosysteem van de eekhoorn is. Van het wel zijn (het goed gebeuren) van dat ecosysteem ben ik afhankelijk, omdat het de bron van mijn levensvoorwaarden is. Wat ik te doen heb (c) volgt uit het zó-zijn van (≈ de stand en gang van zaken in) mijn ecosysteem (a) én uit mijn entelechie (b) alle drie, a,b, en c, op dát moment. a x b = c. Op ieder moment iets anders. Hoe minder grote fluctuaties, hoe vrediger, hoe beter dus. Maar er kan niet veel vrede zijn, er zijn dieren. Dieren zijn levende wezens die (ten koste) van andere levende wezens moeten leven omdat ze zich niet van niet-levends kunnen onderhouden. Het is niet anders. Punt uit.
  4. Wij mensen kunnen ons nog niet aan dat feit, die stand en gang van zaken onttrekken en streven daar ook niet eens naar. Kunstvoedsel maken, eiwitten en koolhydraten, die nooit door levenden zijn aangemaakt. Technisch kan het niet moeilijk zijn, niemand verwacht dat voor het vormen van eiwitten uit C, H, N en O en eventueel (mijn kennis schiet hier echt tekort) nog het een en ander iets anders nodig zal zijn dat een laboratorium – fabriek en wat katalysatoren: geen ‘adem Gods’, geen LEVENSGEEST. Er is geen biochemie, er is alleen chemie.
  5. Het houden van een wensplaat naast ‘wat gebeurt’ is de meest primitieve uitdrukking voor LEVEN. Primitief is hier: arm aan specifieks. Overal, in alle gevallen te gebruiken.
  6. De entelechie is de oerbron van alle wensplaten, maar dat is de mensen onbekend gemaakt. De entelechie is de ongenoemde levend gekiste. Die kist in kwestie is de persoon. In de bijbel wordt dat duidelijk gezegd, dat diegenen die niet uitverkoren zijn, rondlopende doodkisten zijn. “Laat de doden hun doden begraven” heet het daar.
  7. Het staat niet in de Wet om enige andere reden, dan dat het ‘ten LEVEN’ is. Er is geen god die gediend hoeft te worden, áfgoden hebben ‘gediend worden’ nodig om te zijn. Bedrijven en nationale staten en statenbonden, dat zijn van die afgoden, díe verdwijnen zodra er geen dienaren, gelovigen, nationalisten, geïnspireerden, meer zijn wier txaenz via deze grootheden besteed wordt (≈ stroomt als water door een kanaal of rivier).
  8. De oorzaak van het geloven in goden is het talig primitivisme, het nooit over de taal als over een ding dat anders dan op vorm te analyseren is, hebben gedacht. Het
    • veronderstellen dat er iemand is, als er een eigennaam in gebruik is,
    • veronderstellen dat er iets is, als er een zelfstandig naamwoord in gebruik is,
    • veronderstellen dat er iets gebeurt, als er een werkwoord gesproken wordt,
    • veronderstellen dat er een eigen gedachte, – dus deels een eigen waarneming is, als er een volzin in je opkomt.

Dát is talig primitivisme en dát is de oorzaak van geloof via de taal, geloof “in het Woord”.

   Dit gaat gepaard aan chimpo-zijn. De chimpo ziet niet door de ander heen het Grote Gebeuren (dat bij sommige profeten, – om te kunnen zeggen wat ze verstonden, begrepen, inzagen -,  verpersoonlijkt werd tot ‘de LEVENDE God’). De chimpo ziet de ander als dader, niet als wat hij zelf én die ander beide zijn: doorgankelijke voor het  natuurwetmatig verlopende gebeuren. Dat gaat dan, – maar zonder begrijpen -, bij eenvoudige gelovigen, – zoals die moslimmoeder van die misdadige zoon uit het persbericht jaren geleden -, over in: wat gedaan wordt is óók (net als natuurrampen) de wil van Allah, van de enige, levende, aanspreekbare, persoonlijke, willende, ingrijpende, alles voor ons begrijpende en regelende, voor ons in zijn denken onnavolgbare God. De chimpo neemt kwalijk en is dankbaar. 

  1. De chimpo is betrokken: op de ander en op de afgoden en op de niet als verpersoonlijking verstane Éne God. De aandacht van de chimpo is gericht naar voren en naar opzij, naar búiten, maar niet naar “achter in zichzelf, waar de door hem heen werkende krachten (NEE, NIET HET VERLEDEN, slechts de sporen, de gevolgen in het NU daarvan, van dat verleden) zijn, zijn entelechie. Zeg maar: Maslow. Het antwoord dat Robinson moet vinden: “Wat móet ik nou eigenlijk?”
  2. De chimpo reclaimt zijn txaenz niet. Hij bevrijdt zich niet uit het gebruikt worden door de anderen. Via zijn ama (zijn identiteit, zijn idealen en zijn vanzelfsprekendheden) gaat dat gebruiken tegenwoordig. Je kunt als kind niet zeggen iets te willen worden wat je niet iemand in je buurt (= op televisie) ziet zijn. Welk kind kan zeggen: “ik wil profeet worden” ? Moslimkinderen mógen dat helemaal niet denken. Zal een kind zeggen: ik wil de democratie vervangen door een beter systeem, niet door een slechter systeem dat er al geweest is. Laat staan dat een kind zou kunnen denken of zeggen: ik wil het gesystematiseerde kwijt. Ik wil geen systeem meer om me heen hebben, als ik sterf.
  3. Waar is het geïnstitutionaliseerde onderwijs, waar de begrippen ‘gebeuren’, ‘entelechie’ en ‘ama’ worden aangebracht en gebruikt? Inderdaad: nergens. Op school maken ze chimpo’s af (vervolmaken ze deze, bedoel ik) en bedreigen en pesten ze o-o‘s, die ze als anders herkennen. Maar die o-o’s krijgen niet de begrippenapparatuur, die voor hun reflecteren nodig is, aangereikt. Zij evenmin als de chimpo’s.
  4. Begrippenapparatuur, die voor hun reflecteren nodig is, mogen chimpo’s niet zomaar, zonder vergunning, bezitten, zo min als vuurwapens. Een psychiater met een degelijke opleiding (dus minstens kennis van het wezen van psychoanalyse, dat is: amabestudering)is zo’n chimpo met die apparatuur. Wel, hij heeft een vergunning en wel één waaraan zijn status als geplaatste chimpo vastzit. Hij vormt, – en daar bestaat die regeling van dat (ver)gunnen voor -, geen gevaar voor het systeem (chimpo’s maken uit kinderen).
  5. Er is voor die begrippen geen plaats in het schoolgebeuren, dat tegenwoordig openlijk wordt besproken als het voorbereiden op het geveerdonckt worden. 22-2-2007 12:25 | 2.062 w|| 22-2-2007 12:35| 2.144 w ||
  6. 22-2-2007 13:18: Stel nu vast dat mijn uitleg /opvatting van de boodschap in de bijbel niet verenigbaar is met wat er staat. Wat er staat is dat wat de bijbelschrijvers (Joodse priesters en vóórroomse christenen) schreven en in Uw en andermans bedoelden (resp. kónden bedoelen). Die anderen naast U zijn onder andere de corrigerende overschrijvers en de vertalers. Deze genoemden worden in het gunstigste geval NIET vergezeld van de gebruíkers van deze religie, met als schoolvoorbeeld de roomse kerkleiders.
  7. Wat betekent die vaststelling dat de schrijvers van deze teksten dit niet bedoeld kunnen hebben, waarvoor ik hun begrippen gebruik?
  8. Er zijn hier ter zake:
    • deze (nu dode) aanmakers van deze verhalen en begrippen (wbc’s én wmsgg’s)
    • die voor mij én de lezer waarneembare verschijnselen waar ik het over heb *WETENSCHAP
    • mijn en ’s lezers ama (de splinter in Uw oog, de balk in het mijne, Uw mouche volante, mijn volgroeide staar en andere beelden) die in de weg naar de waarheid zitten, tussen ons en het ZIEN in staan. Wie blind geboren is, had pech, maar wee degene die ogen heeft en weigert te kijken. 22-2-2007 13:44: Hem treft het verwijt dat hij het niet-spel ‘wetenschappelijk in het leven staan (= met álle zintuigen, niet slechts het gehoor en dat dan ook nog gelovig, dat is: ál te zeer te waarschuwen) niet mee speelt, maar het wel wenst te storen en af te wijzen. Hij weigert echt te LEVEN, hij is met instemming chimpo. 22-2-2007 13:47| 2.459 woorden. ||
  9. Tussenvoeging: 22-2-2007 16:57: Ter verdediging van Jezus van Nazareth: dat tekeningetje in ‘De Vrijdenker’ zou beneden peil zijn als er in deze tldistische massa een peil zou gelden. De tekenaar doet alsof Jezus rooms was (de roomse theologie zou hebben gepredikt). Men vertelt als ‘geschiedenis’ dat de Romeinse keizer van toen in 325 of zo de roomse kerk liet aanmaken, voor staatsdoeleinden. Ik was er niet bij. Maar als grappig (of wat dan ook) moet zijn, wat getuigt van ad hoc wel en niet gebruiken van ‘wat verteld wordt’, dan is dat beneden míjn private peil, waarmee dus niemand iets te maken heeft, want de hier vigerende systematisering van waar de bijbel tégen geschreven is (: mensengebruikerij is dat) is tolerantistisch liberalistisch democratistisch. Ontaard toestaan, ontaard vrijheden laten en dat met een werkwijze (om tot voor allen geldende besluiten in naam van  de gezamenlijkheid te komen) die een bespotting is voor alle argumenten die ooit werden aangevoerd vóór de afschaffing van het feodale “bloed”-recht om zulke besluiten te nemen. Het zij allemaal zo. Het is júllie wereld, niet de mijne. Voor míj is het “slechts” mijn ecosysteem. 22-2-2007 17:19||Einde tussenvoeging.
  10. 22-2-2007 17:32: Er is geen eenzijdigheid in nabijheid. Je kunt niet dichter bij de ander zijn dan de ander bij jou. Er waren in de Joodse wetten mensen aangewezen die door hun familiepositie of hun “maatschappelijke” positie t.o.v. die ander bepaalde verplichtingen hadden. Tegenover sommige verplichtingen stonden rechten, niet tegenover álle. Bij God, niet voor alles wat hoort, hoort wat. Dat is de korte formulering.
  11. Je naaste is diegene die zich als je naaste (= de aan jou volgens de Wet verplichte) gedraagt (ageert, handelt, doet). Het komt, zo wordt Jezus van Nazareth in de mond gelegd: op het gedrag (= het gebeuren) aan, dát heeft rechtstreekse gevolgen, de woorden, de wetten, hebben dat niet. ‘Rechtstreekse gevolgen’ is een pleonasme. Er is altijd een vaste en ononderbroken oorzaakgevolgketen tussen wat de ‘oorzaak’ en wat het ‘gevolg’ heet. Er zitten geen gaten vrije wil in de werkelijkheid van de wetenschap. Om te kunnen verwachten mogen er geen gokgaten in de werkelijkheid achter of onder de verschijnselen zitten. Als die er wel zouden blijken te zijn, dan vervalt dat extrapoleren, zoals bij Einstein het vormvaste driedimensionale ruitjespapier voor de ruimte en de rekvrije draad voor de tijd verdwenen, als beeld. Overigens alleen voor zeer uitzonderlijke situaties, de timmerman kan gewoon verder spijkeren.
  12. Het is tot sommige protestanten doorgedrongen dat ze gebeuren, niet doen, geen dader zijn, niet kúnnen doen, niets anders kúnnen dan gebeuren zoals ze gebeuren. Bij díe protestanten, die de bijbel lazen en op dat punt buiten het elders nawerkende bevel van de roomsen17:56|
  13. vrijdag 23 februari 2007 11:20: Ik wil op het Internet hengelen naar lezers van wat ik nu wil verspreiden. Als aas lijkt mij de VORM van een cursus over literatuur bruikbaar. Er zijn immers mensen die daar les over moeten geven, als onderdeel van het schoolvak ‘Nederlands’ én er zijn mensen die een groot schrijver zouden willen worden en/of voor het verdoen van hun tijd wel góede boeken zouden willen kunnen kiezen en ‘goed’ (slim begrijpend en met smaak) zouden willen kunnen lezen.
  14. Déze happigen zouden wellicht bereid zijn mijn opstellen te lezen. Kijk, wat ik schrijf is het vermenigvuldigingsproduct van ‘míjn taal’ en ‘wat ík opmerk’. Ik ga bij wat ik schrijf écht geen rekening houden met welke lezer dan ook, want ik kan die lezer niet kennen. Als ik dus van een woord de betekenis uitleg, doe ik dat alleen om het woordenboek te verbeteren en ‘het algemene gebruik’ van dat woord.
  15. Dát, voor woorden een betere betekenisomschrijving maken, is al tig jaar mijn hobby. Maar elke keer dat ik dat doe, verwijder ik me een beetje van ‘het gewone taalgebruik’. Ík bedoel met het woord dan míjn doordachte betekenis, de gewone taalgebruikers gaan door het ondoordachte te bedoelen.
  16. Het gaat bij mij om alledaagse ‘woorden met slechts gebruiksgewoonten’ (wmsgg’s). Kijk, woorden die ergens de soortnaam voor zijn, daar moet je niet met opstellen alleen over praten: dat wat zo heet, moet er bij gehaald worden: ‘aanschouwelijk onderwijs’ heet dat. Televisie en film voldoen niet, omdat een mier op televisie beeldvullend is en een ijsbeer ook. En scheikunde, natuurkunde en biologie MOETEN (= dat is technisch nodig om volwaardig kennis nemen door de leerlingen mogelijk te maken) MET PRACTICA. Voor vaardigheden is de noodzaak van oefenen ook ieder zinnig mens overduidelijk. Dóen en het gevolg van je doen bestuderen. Wel, schrijven (in de betekenis van ‘tekst die je invalt’ úitschrijvend noteren) is een vaardigheid.
  17. Het volgen van de cursus kost de leerling (= de zich oefenende) dus veel tijd, veel aandacht, veel energie. Het kost hem veel papier en balpen ook, want veel moet, maar niet alles kán ‘met de computer’. Dat zal blijken.
  18. Een voorbeeld van een wmsgg. Het werkwoord ‘bestaan’. Stillezen. Talent. Mooi. Een eerste oefening is om in een oude eigen tekst deze soort woorden met een aparte kleur aan te geven. Kun je iets papier zien kosten, hoe wijs je een kind dat ‘kosten’ aan? Door te wijzen op het opraken van het ongebruikte papier.
  19. Hoe wijs je een kind dat aan?, dát is een kernvraag. 23-2-2007 11:51|
  20. 24-2-2007 1:46: Die andere betekenis van ‘waarheid’ naast die manna, die actuele constateringen, dat is de waarheid OMTRENT de wmsgg’s, NIET ‘dat wat met wmsgg’s (plus grammatica, logica en consistentie/lijnen doortrekken/ extrapoleren) wordt uitgezegd’.

 

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This