Overzicht inhoud boek

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Definitieve boeken | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen
Trefwoorden: censuur | eigen boek

Jaap Schot, 10 april 1985

Motto
Er is geen hoop, want hoop betreft de toekomst.
De toekomst is een waanidee, evenals het verleden.
Als er iets positief genoemd moet worden,
dan moet dat iets zijn dat hier en nu is.
Als er iets positiefs is, dan is dat gelegen
in degenen die buiten de wereld staan.
Buiten de wereld zijn is niet genoeg,
men moet er zelf staan.

  1. Ieder mens ontvangt van buiten de mensheid de bederfelijke waar die zijn leven uitmaakt: zijn tijd, aandacht, energie, vaardigheden en leervermogen. Hij kan hiervan geen voorraden vormen, het is als manna.
  2. Ieder mens heeft als opgaven zelf deze bederfelijke waar te besteden in de ingedeelde levensruimte waarin hij zich aantreft.
  3. Iedere lezer van deze tekst treft zich aan als een gevangene van zijn tijdgenoten; gevangen in de ruimte die zij overlaten door de eindigheid die ze elkaar afdwingen van hun bezitsaanspraken op wat in de wereld bezitbaar is. Bezitbaar, dat is: aan het benutten door anderen te (laten) onttrekken en te (laten) onthouden. Iedereen die niet in het wild leeft, is gevangen in zijn bezit. Hij is gesloten buiten alles wat anderen bezitten.

Dit te beseffen is nodig om geestelijk (als geest) aan deze gevangenschap te ontkomen. Dit beseffen kan alleen tot stand komen door deze stand en gang van zaken zelf te verwoorden. De techniek het voor zich uit te schrijven is er een die het een mens mogelijk maakt zich deze eerste, geestelijke stap naar het verlost zijn te zetten zonder daarvoor een ander nodig te hebben. Het zelf verwoorden in onderscheid van en in tegenstelling tot het nazeggen en geloven is nodig, want: iedereen blijven die dingen vreemd, die hij niet vanuit zichzelf verneemt. (waarbij men dat wat het verleden, het leven, de gebeurtenissen en de anderen (inclusief het vroegere zelf) van je deden worden, niet als zelf dient op te vatten. Het ZELF heeft geen inhoud, elk zelf heeft alleen maar inhoud, sporen van hetgeen was, gebeurde, je overkwam, je werd aangedaan.

’s Mensen ZELF is inhoudsloos, zoals het werkgeheugen van een micro-computer. Elke morgen, als je zo’n computer weer van energie voorziet, is het werkgeheugen functioneel in orde, het kan werken, het kan opnemen en verwerken, het is in working order, maar het is leeg; het is door geen verleden belast en daardoor vrij voor elke toekomst. Zo is het ook met de vrije mens. Zijn verleden is voor hem geen programma of draaiboek voor de nieuwe dag die hem geschonken wordt, maar uitdrukkelijk niet door zijn tijdgenoten. De restanten van zijn verleden, de sporen, wat hij aan vaardigheden heeft geleerd, zijn voor hem GEREEDSCHAP. HET BEZITTEN VAN GEREEDSCHAP VERPLICHT NIET TOT HET GEBRUIK ERVAN. Het zelf verplicht het ZELF tot niets.

  1. Het zich geestelijk verlossen van de druk van het zelf (het eigen verleden) en van de anderen (aangrijpend in hun manipuleren op dat zelf) is slechts een eerste stap naar verlossing. Een volgende stap is het veranderen van doen en (na)laten. Je moet je vrijdenken en vrij maken van doen (uit gewoonte) en van nalaten (vanuit ‘er niet toe komen’, inertie m.a.w., en vanuit niet durven).
  2. Om te overleven is het nodig ONOPGEMERKT TE BLIJVEN tijdens dit zich vrij denken en voor wat betreft gedrag vrij maken. ZELFS DE GROOTST MOGELIJKE HOEVEELHEID GEORGANISEERDE VRIENDEN KAN JE NIET BESCHERMEN TEGEN DE SPONTAAN GESUMMEERDE KRACHTEN DIE VOORTKOMEN UIT HET DOEN EN LATEN DER MENSEN IN DE ALS EEN SYSTEEM WERKENDE WERELD. (zie voor de betekenis van deze term in mijn teksten de indeling, de ‘kaart’ van die levensruimte, die wij allen gemeenschappelijk hebben).

De waarheid heeft geen verdediging en geen verkondiging nodig. De wereld is echter wel vol vijanden van alle waarheid. Publiceren van waarheid omtrent de stand en gang van zaken in de wereld komt neer op het zich aanmelden als gevangene voor de behandelingsinstituten voor afwijkers, die men in de wereld dan daar heeft. In Nazi-Duitsland voor concentratiekampen, in de USSR nu voor psychiatrische klinieken, in de USA voor verblijf als bezitloze in de goot.

  • WAARHEID KAN NIET VIA DE OREN UIT DE MOND VAN EEN ANDER VERNOMEN WORDEN. DAAROM HEEFT HET UITSPREKEN (PUBLICEREN) VAN WAARHEID OOK GEEN ENKEL NUT.
  • WAARHEID EN VRIJHEID KUNNEN GEEN PLAATS VINDEN IN DE WERELD. WAARHEID EN VRIJHEID HEBBEN HUN PLAATS BUITEN DE WERELD, IN HET WILD.

In de vrije wereld is geen censuur omdat men er proefondervindelijk heeft vastgesteld dat van de gehoorde, uitgesproken waarheid geen enkele invloed op het doen en laten van de hoorder uitgaat.
De mensen in de wereld zijn onaanspreekbaar.

Zich in de wereld een andere plaats, andere omstandigheden en andere omstanders wensen, is ongelijk aan: zich buiten de wereld wensen, zich in de wereld niet thuis voelen. De gang van zaken in de wereld berust juist op de inspanningen der velen die ‘zich willen verbeteren’, d.w.z. hun positie in de maatschappij willen veranderen, hogerop willen komen, het verder willen brengen, iets willen bereiken.
Voor ieder individu dat zich in de wereld niet thuis voelt, stelt zich de volgende vraag: “hoe kan en moet ik leven vanuit het wild”, dat wil zeggen, anders geformuleerd: “hoe besteed ik mijn tijd, aandacht enz., in mijn omstandigheden, tussen mijn tijdgenoten, zo doordacht (verlost, verlicht) en zo technisch juist, dat ik, ondanks de mij afgedwongen aanwezigheid in de wereld, ontkom aan het uitbuiten (:ontkom aan het doen zowel als aan het ondergaan daarvan).”

Het ‘uitbuiten’, het leven ten koste van elkaar, is kenmerkend voor de wereld. Men noemt de wereld vaak de ‘samenleving’, maar men roept meteen ook op tot solidariteit, verantwoording op zich nemen, loyaliteit e.d., die voorwaarden voor en eigenschappen van samen leven zijn. Als er reeds een samenleving zou zijn, zou er niet opgeroepen hoeven te worden tot wat samenleven kenmerkt. Tot wat is, hoeft niet te worden opgeroepen.

Wat ik kan is het vermenigvuldigingsproduct van dat waartoe ik in staat ben en dat waartoe ik de gelegenheid heb. Als ik meer dan een ding kan, als ik alternatieven heb, moet ik daaruit kiezen.

Mijn leervermogen stelt mij in staat vaardigheden aan te leren, wanneer ik daartoe de gelegenheid heb (kan nemen, krijg), waarmee ik gelegenheden in de wereld kan aangrijpen, die ik zonder die vaardigheden niet kan aangrijpen. Om gelegenheden aan te grijpen moet ik ze eerst opmerken. Opmerken wordt waarschijnlijker als er gelegenheden gezocht en/of aangewezen worden.

Om optimaal te zien wat ik kan (en daarmee: waaruit ik kan kiezen) is het nodig dat ik mij volledig bewust ben (kan zijn) van wat ik aan tijd, aandacht, energie, leervermogen, vaardigheden, bezit, rechten en geld heb enerzijds en van wat de indeling van mijn levensruimte is anderzijds. Wat ik daarbij moet vermijden is het vullen van mijn ‘span of apprehension’ met uitvergrote details.

Met spreken over mijn ‘span of apprehension’ bedoel ik te wijzen op het feit dat ik maar een beperkte hoeveelheid gegevens tegelijk mij bewust kan hebben en kan verwerken, bewust kan doordenken. Dat bewust doordenken is van belang, omdat bij het onbewust doordenken, zeker aanvankelijk, al datgene een rol meespeelt, wat ik in mijn verleden opdeed.

Ik moet zien wat ik kan doen en kan nalaten (= wat ik niet hoef). Daartoe moet ik mezelf, wat ik heb, zowel als mijn omgeving (inclusief mijn omstanders, mijn naasten, mijn tijdgenoten) kennen. Nogmaals: niet in details slechts, maar juist ook zoals ze er vanaf een afstand, voor buitenstaanders uitzien, in al hun voorspelbaarheid. Zoals ze er uit zien in hun gemeenschappelijke eigenschappen, niet in hun uniekheid; in wat ze huns ondanks, als onderdeeltjes van het als een systeem werkend geheel dat ‘wereld’ heet, veroorzaken, niet in wat ze bewust (zeggen en vaak ook menen te ) willen teweegbrengen.

In de wereld treffen we consumptievrijheid (voor wat betreft mode en vorm ) aan, gesuperponeerd op een draaggolf van consumptiedwang. Voorbeeld: je moet je kleden, maar binnen bepaalde grenzen kun je dat doen zoals je dat zelf wilt.
Ander voorbeeld: men wil je desnoods vrij laten om je tegen ziekten en ongevallen te beschermen of niet, maar dwingt je betalen af voor bescherming tegen andere nationale staten, of je je daar nu door bedreigd voelt of niet.

Het zelf doordenken van wat je kunt betekent het je onttrekken aan de bewustzijnsindustrie. Het betekent ook het je onttrekken aan de zachte terreur, d.w.z het op je gevoel (je gemoed) werken door je naasten in dat wat onder druk van de civilisatie uit de cultuur is geworden (in een verwordingsproces).

Het zelf kiezen van eigen handelen (doen en laten) vanuit eigen inzicht in wat je kunt betekent non-conformisme (in de civilisatie) en het opgeven van ‘gezellig meedoen’ in de ruïnes van de cultuur.

Het zelf kiezen is een opstand zonder zaak. Wie zelf kiest is vrij van alle nastreven. De vrije mens, die vanuit het wild in de wereld leeft, verdedigt de stand en gang van zaken niet en oefent ook geen kracht uit om deze te veranderen. De vrije mens is ook niet bezig voorraden te vormen, een toekomst te bouwen, zich onsterfelijk te maken, andermans leven te leven (door een voorbeeld of een leider te zijn b.v.) of een daad te stellen.
De vrije mens volgt niet en gaat ook niet voor.

Een gezonde samenleving (a sane society) is onmogelijk, onbestaanbaar. Iets goeds kan in de wereld niet bestaan. Waarheid en vrijheid zijn in de wereld onbestaanbaar en onvindbaar.

Vanuit dit inzicht komt de vrije mens er, vanuit het wild levend, wel degelijk toe om binnen die deelname aan de wereld, die hem afgedwongen wordt, te kiezen, anders dan in het wilde weg te handelen.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This