Jaap Schot, 25 december 1984
Mijn onderwerp is de ‘westerse’ civilisatie waarin ik leef.
Samen met de cultuur (het traditionele samenleven) vormt de civilisatie de wereld. De samenleving is een synoniem voor de wereld. Zij het dat er een stoffelijke wereld is, van artefacten, terwijl de samenleving onstoffelijk is. En dus slechts een synoniem is voor de onstoffelijke kant van de wereld.
‘De wereld’ is, als woord, een naam voor twee grootheden:
- de twee verzamelingen geërfde afspraken voor samenleven, en
- voor de cultuur, de traditie, en
- voor de civilisatie, het bestaan van meerdere/mindere, voorrechten enzovoort.
- de gebouwen, de steden, de kunstmatige landschappen, de sporen die de mensen trokken in het veranderen van het aangezicht van de aarde.
Binnen de civilisatie is de maatschappij.
De maatschappij is daar waar men bewust civilisatie speelt. ‘De maatschappij eist’ verwijst als uitdrukking naar de druk die er op de, in de civilisatie, gevangenen onverhuld uitgeoefend wordt. In de maatschappij moet de gevangene dienen voor geld. Dat heet, in een ter verhulling afgesleten verwoording ‘geld verdienen’.
Buiten de wereld zijn:
- de ongerepte natuur
- het paradijs
- de hemel
Voor de passend denkende ingezetene, de burger, de geciviliseerde zijn dat niet-bestaande grootheden. De aangepaste kijkt wel uit zich zulke dingen, buiten de hem gegeven werkelijkheid, bewust te maken. Zoals ook onbruikbaar zijn voor de burger:
- waarheid
- gerechtigheid
- schoonheid
Bij de wereld en bij de civilisatie komen de onderstaande keuzes naar voren:
- Erin gevangen, of erin thuis.
De aangepaste voelt zich thuis in de wereld. De aangepaste is de gebrokene (to break horses) van wil. Hij is vergeten dat hij uit de natuur stamt. Als hij noodgedwongen ooit aan de natuur moet denken, dan doet hij dat als aan een te bestrijden, dreigende grootheid. De bron van zijn ziektes, en de zondebok voor de schaarste in de wereld. De klonterende schaarste. - Informatie verwerken of kennen.
De aangepaste is IETSonderdeel, en meent te weten wat hij van anderen (via de media: t.v., boeken, pers, radio, overlevering) gehoord heeft.
De mens leeft met kennis, de mens kent. De mens weet wat hij heeft horen zeggen en dat hij dat heeft horen zeggen. De mens kent de werkelijkheid van het horen zeggen, en hij leeft daar niet overheen, zoals de aangepaste dat doet.
De aangepaste heeft een mening en die vloeit voort uit het mengen van informatie en ervaring: een kleine 100% informatie en een snufje herinneren aan vluchtig kennen en ervaren dat werd opgedrongen door rampachtige gebeurtenissen. - Geschiedenis, toekomst en dat daar buiten of hier en nu.
De aangepaste, de burger, laat zijn bewustzijn van buitenaf vullen door de media, door de anderen. Zijn bewustzijn wordt gevuld met de geschiedenis van zijn IETSen en hun omgeving, alsmede met hun toekomst, met hun lotgevallen en plannen en met wat die IETSen in het heden overkomt. - ‘Toen, anderen en elders’ of ‘ik, hier, nu’.
- IETSonderdeel of individu.
- Soevereiniteit of vrijheid.
- De IETSonderdelen ontlenen hun mogelijkheden tot veranderen aan de buitenwereld, aan het IETS waarvan ze onderdeel uitmaken.
Wat ze mogen bepaalt wat ze kunnen, wat ze moeten bepaalt wat ze doen. Zij leven niet vanuit hun kracht en vanuit hun in staat zijn, maar vanuit hun macht om te laten doen door anderen, die hen dienen voor geld. Dienen voor geld is wat afgedwongen wordt in ruil voor het later en elders en tegenover anderen op jouw beurt dingen voor je laten doen. Wie dient voor geld, wordt geknecht om op zijn beurt te kunnen knechten (heersen heet dat dan voor hem).
Dienen voor geld heet werken en laten dienen voor geld heet bestellen, opdragen, kopen. Wie zich voor geld laat dienen heet geen heerser maar klant. Er zijn vele, vele tientallen woorden in omloop om de ene centrale interactie heersen/knechten te benoemen. - Soevereiniteit is de verleende ruimte voor onredelijkheid en onaanspreekbaarheid (let op dat is ongelijk aan onverbiddelijkheid).
De aangepaste kan er als soeverein van genieten genade voor recht (zijn woord voor soevereiniteit) te laten gelden.
Binnen de hem door het IETS in naam van zijn IETSgenoten verleende soevereiniteit, moet de aangepaste zelf weten wat hij met zijn macht doet. Alleen wat uitdrukkelijk verboden is, mag niet, ligt dan ook buiten ieders soevereiniteit.
De aangepaste ervaart het hem (of, een ieder) verbodene als een verlokkende mogelijkheid. Vooral als het verbodene ongestraft gedaan wordt door lieden met veel voorrechten (bovenmensen), zal de aangepaste – het IETSonderdeel – ernaar verlangen ook eens dat verbodene te doen.
Wanneer dus een verbod op goede gronden berust, b.v. het verbod om alcoholische dranken te drinken, dan zal er – na het einde van de drooglegging – een orgie van leververnietigend gedrag optreden. Hetzelfde geldt voor het uitbreken van oorlogen. Wat men dan ‘excessen’ belieft te noemen, is gewoon de aangepaste, de ondermens, de gewone burger, de nette meneer, die eindelijk mag moorden, verkrachten enzovoorts. Als hem iets zinnigs of moois in oorlogsomstandigheden voor het eerst mogelijk werd, had hij dat ook met grote waarschijnlijkheid en met veel plezier gedaan.
Vandaar dat ook heldendom en initiatiefrijk optreden en dergelijke de oorlogssituaties kenmerken. - Het IETSonderdeel kent geen goed en kwaad. Het kent slechts geboden en verboden, gepropageerd en afgeraden, goedgekeurd, geroemd en afgekeurd, gelaakt.
- Het IETSonderdeel kent geen vrijheid, geen rede, geen waarheid. Het kent alleen ruimte voor willekeur, soevereiniteit, wat hij recht noemt, wat hij mag. Mag betekent voor hem toegestaan zijn door de anderen, door het IETS. Het IETS maakt uit wat mag en niet mag, wat te koop is, is moreel verantwoord. Wat als confectie gemaakt is, kun je zonder schaamte dragen.
- Het IETSonderdeel, de ‘verfehlte mensch’, het groeisel uit een kind, dat nooit een mens is geworden, maar tot een monster is verknipt, kent geen waarheid. Want het zoekt toestemming en instemming met wat het opmerkt. Het merkt op door een mist van confectiebegrippen heen.
De wetenschappers die dat van hem opmerken, zijn zelf ook IETSonderdelen en leveren dus volstrekt geen alternatief meer bij hun waarnemingen. Ze stellen vast en hun constatering heeft een normerend karakter. Zij menen een natuurwet af te lezen.
Dat is kenmerkend voor IETSonderdelen. Ze maken geen onderscheid tussen de fysieke wereld enerzijds en de wereld der afspraken anderzijds. Voor hen zijn de afspraken (beter: de regels die de wereld als geheel van gedragingen leiden) even concreet en onvernietigbaar als de stoffelijke artefacten die de wereld vormen.
De Wereld wordt als naam voor het stoffelijke geheel van artefacten gebruikt en die wereld is onvernietigbaar, duurzaam.
De Wereld wordt ook als naam voor de omgangsvormen/gewoonten/ voorschriften gebruikt en die worden ook als duurzaam, los van de levenden bestaand ervaren en beschreven. Tenslotte wordt de wereld niet onderscheiden van de aarde. Die truc levert aan de wereld een schijn van natuurlijkheid, van niet artificieel (man-made) zijn.
- De IETSonderdelen ontlenen hun mogelijkheden tot veranderen aan de buitenwereld, aan het IETS waarvan ze onderdeel uitmaken.
- Argument of waarheid.
0 reacties