Publicist en proefpersoon

Categorieën: 2010, 1 januari – 2014, 31 december | Archief | Opstellen | Publiceren
Trefwoorden: mensvee | publiceren | wmsgg's

Jaap Schot, 29 september 2010

‘Melk je data droog’, zo stond als raad in ons leerboek ‘onderzoeksopstellingen om psychologische gegevens te zien te krijgen’ (Zimny heette de schrijver).

Onlangs was er op televisie dat de een of andere zeer succesvolle schrijver*/publicist van columns, heel zijn prullenbak vulde met verworpen versies, voordat ‘de’ column op papier stond en verstuurd werd, ‘naar de krant’. Er werd verteld, door een vriend, dat het uitdrukkelijk níet de bedoeling van deze publicist was, dat ‘de mensen’ er achter kwamen dat er zoveel onvolmaakts ‘uit de pen’ was gekomen, voordat ‘de’ column er was.

|* (was het Jan Blokker? Ik weet het niet meer. Ik merk dat veel anekdotische dingen me ontgaan, mijn brein noteert ze niet in het lange – termijn geheugen.)

Sommige publicisten willen alleen het eindpunt van de weg aanwijzen. Ze gooien de voorbereidende teksten weg. Ze houden geheim het proces dat aan hun product vooraf ging.
Dat is jammer voor de onderzoeker van het productieve (in dit geval: TEKST PRODUCERENDE) denkproces. Die onderzoeker heeft juist niets aan het eindresultaat. Wat de schrijver persoonlijk als resultaat naar voren brengt, is in feite en dus voor de onderzoeker: de resultante.
De resultante van het gebeuren in het lijf, nader: in het denkhoofd, in die delen van de hersenen die actief waren bij dat proces, waarin dat proces plaats vond. Zo hoor ‘je’ daar tegenwoordig over spreken, met die scans en zo. Zo ter zake als het scannen of met warmtegevoelige kijkapparatuur gluren naar wat er nu, – nu ik type en dat doende nieuwe informatie inbreng, opsla -, warm wordt in deze laptop. Die scans zijn duur en elke opname kan in rekening gebracht worden en zo is afschrijving te bekostigen. Maar dat is dan ook de uitputtende verklaring en reden voor het gebruiken.
Slechts in het debat ‘metafysica, spreken met znwmsgg’s, het begrippenapparaat van de heilige juristen, Oude Grieken en staatreligies’ tegen ‘materialistisch redenerende rationalisten’ zijn de scans ARGUMENT.
VOOR HET WETENSCHAP BEDRIJVEN MAAKT HET NIETS UIT of het proces nu gebeurt “in de geest” of “waar iemand met die scan beweging of warmte meet”.
Zelfs goden en demonen die de gedachten influisteren, mogen ze “zien” als ‘substraat’ achter of onder en/of als oorzaak van DE SPOREN, DE TEKSTEN, die wij onderzoeken.

“REFLECTEREN” en “ZELFVERKENNING” / “INTROSPECTIE” noemen ze dat, waar ik aan deed, in plaats van publiceren.
Het probleem waar ik nu (tegenwoordig, de laatste jaren) op stuit, is dat ik er te alleen voor ben. IK BEN TE ALLEEN OM TE OOGSTEN WAT IK ZAAIDE.
Ik bewaarde al die dingen die ‘niet voor publicatie’ waren. Ik publiceerde na mijn pensionering in 1982 verwaarloosbaar weinig en heb geen reden om aan te nemen dat er iemand mijn website of mijn artikeltje in De Vrije Gedachte heeft geLEZEN.
Dat maakt natuurlijk ook helemaal niets uit. Het is modern volksbedrog (vroeger: boerenbedrog) als in verband met de politiek gesproken wordt van de enkeling die het verschil kan maken. Kom nou, één op de zoveel miljoen, dat is bijna net zo doeltreffend als ‘een haan offeren’ of ‘een kaarsje aansteken op het altaar’, een pelgrimstocht maken of bidden. Maar het zijn ook dezelfde posities (formatieplaatsen binnen de organisatiestructuur van de bezettende macht / de overheid plus de collaboratiepartijen, toen NSB, nu ‘de democratische middenpartijen’) in dezelfde civilisaties, vanwaaruit deze bedrieglijke kreten worden geslaakt.
Er is geen enkele veeboerderij waarin welke koe dan ook ‘het verschil kan maken’. Wij worden hier nu als mensvee gehouden. Punt uit, zie elders.

Om data (scores, nagelaten sporen van processen die je interesseren als onderzoeker) droog te kúnnen melken, moet je ze wel hébben en om ze te hebben, moet je ze bewaren. En om ze te verwerken moet je ze bewerken.

Ik bewaarde (en zal binnen afzienbare tijd, bij mijn dood als ‘erfenis in eigendom van een stichting’ nalaten) zowat alles wat ik uitschreef, nadat ik begon te studeren.
Die massa tekst is het ruwe materiaal.
Ik was er bij (met mijn aandacht**, tijdens het reflecteren op wat ik aan het doen was / was geweest), bij dat procesmatig VERANDEREN van de structuur van mijn APPERCEPTIEVE MASSA. ‘Apperceptieve massa’, dat is DAT WAT ER AL AAN AANGELEERDS en daaruit procesmatig gevormds IN MIJ (in hersencellen, in mijn denkhoofd, in mijn geest, in the, c.q. my mind) GRETIG ZIT TE WACHTEN OP ZINTUIGLIJKE GEGEVENS (= GENOMEN KENNIS). Herinnerbaarheden dus, ietsje “beter” dan informatie ‘van horen zeggen’, maar toch: INFORMATIE DIE KENNIS ‘TE LIJF GAAT’ . Voor dat ‘te lijf gaan’ hebben we vele werkwoorden: INTERPRETEREN, TOEJUICHEN, VERWERPEN, ALS (tegen)ARGUMENT OPVATTEN, VERDRINGEN, ALS TRAUMATISCH ERVAREN en er nachtmerries door laten aanmaken, ENZ.

|** Ik was er met mijn aandacht bij, beter misschien: ik ging er met mijn aandacht heen, meteen. Ik lette op, maar HET GEBEURDE, IK DÉÉD (ik dóe) DAT PROCESMATIG VERANDEREN NIET.
DADERS ZIJN NET ZULKE VERZONNEN ‘DINGEN’ ALS GEESTEN EN ZIELEN EN GODEN EN SOEVEREINEN EN PERSONEN. Alle immaterieels is verzonnen. Dat is niet erg en dat is geen schande, maar het is wel nodig die glashelder in de gaten te hebben.
Schoolvoorbeeld van ‘niet in de gaten hebben’ leveren die atheïsten, die niet op mijn artikeltje reageerden met doorkrijgen dat zulk loochenen van het bestaan van de god van de roomsen alleen een voorbeeld kan zijn, – in een doordachte -, van AVERZINSELISME. Als los voorbeeld, zonder dat het als voorbeeld wordt erkend en herkend, is atheïsme een partijstandpunt, verdedigbaar in een debat. Zo onbelangrijk als de concrete bal, waarmee een wedstrijd gespeeld wordt. Debatteren is als voetbal: het onderwerp is (als) de totaal onbelangrijke, ieder moment vervangbare bal.
De enige eis waaraan de bal moet voldoen is aanraakbaarheid. Het onderwerp van een debat moet ‘een te betwijfelen stelling’ zijn.

Het bovenstaande nogmaals, maar nu zonder het aanwijzen ( = als tweede dimensie invoeren, -om te weten waar we zijn-) van zijpaden:
Het denkproces dat leidt tot de meest recente tekst van iemand, is van zeker enig psycholoog het mogelijk voorwerp van wetenschappelijk onderzoek. Om een proces te onderzoeken zijn in tijdsvolgorde gegeven vastgelegde sporen nodig. Zo’n rij van sporen geeft de mogelijkheid veranderen op te merken.
Wie schrijft laat een slakkenspoor achter: ééndimensionaal: een lijn. Wie uitlegt (beschrijft, schrijft bij, dat is: zich bij wat hij schrijft laat leiden door wat hij aan kennis neemt) moet doen wat een tekenaar met zijn potlood doet: telkens weer op eenzelfde punt terug komen via een lijn (1) en telkens nieuwe lijnen beginnen (2). En dan nóg blijft een tekening een tweedimensionale weergave van een drie- of meerdimensionale werkelijkheid, waar de kijker naar moet zoeken OM ER ZELF KENNIS VAN TE NEMEN. Als dat, – het zelf kennis gaan nemen -, niet kan, dient de kijker naar die tekening DIE ONMOGELIJKHEID ZORGVULDIG TE DOORDENKEN (qua implicaties voor zijn verwerking van die genomen kennis: “wat heb ik aan deze kennis?” is één van de vragen die hij moet beantwoorden, om te voorkomen dat beAVROod wordt.

Trefwoord ‘BeAVROen’. ‘BeAVROen’ is: in aanraking brengen met onbruikbaars en daarvan onbruikbare kennis laten nemen. Dit (kunst beschouwen en museumbezoek) heeft dezelfde uitwerking (zeg maar hetzelfde doel) als het meenemen van de kijker naar wedstrijden van kijksporten. Dat doel is: geheugens (–> denkhoofden / breinen / heet bij computers: werkgeheugens) van mensvee vullen met wat voor geen enkel begrijpen van hun eigen actueel gestald zijn en gebruikt worden nuttig kan zijn.
Het is dat ‘dom houden’, dat in dat spotprentje (vermoedelijk uit de 19de eeuw al) als taak van de pastoor wordt aangewezen door de ondernemer die het op zich neemt hen arm te houden. Nou, dát is wel voorbij: er omgeeft ons een óvermaat aan informatie, en ‘de middenklassemensen’ hebben het materieel goed.
Het gaat er nu om de aandacht van het mensvee áf ( = wég) te leiden van het bruikbare gegevene naar het onbruikbare. Werknemers met ‘de lach aan hun kont hangen’ en met mooie “sexy” lijven, worden tot dat doel ingezet. Dat stuit vanwege groot succes op kritiek van diegenen die niet willen horen bij, maar uitsteken bóven, die meerderheid die, kijkcijfervullend, succesvol máken. Voor hén is er de AVRO: DE KUNSTEN, HET GECULTIVEERDE. Dat verheffende is door Albert Heijn nu tot onderwerp van ‘tot imitatie aansporen’ gemaakt. Het gratis tijdschrift heet ‘Allerhande’ en zet de klanten aan tot thuis de koks nadoen, die nu in de (betere) restaurants het Franse hof van Lodewijk XIV voor de burgerman naspelen (N. Elias), zoals op televisie op bizarre wijze tot een spelletje met strevende jonge ondernemers is gemaakt. Mijn god, wat een wereld, wat een tijd, wat een ‘geest der eeuw’.

TERUG NAAR DE HOOFDWEG:
Door de aangemaakte en bewaarde sporen van het proces dat mij bracht tot de teksten van tegenwoordig, ben ik nu in het bezit van studiemateriaal voor die genoemde (zeker enig) psycholoog voor wie het mogelijk kan dienen als voorwerp van wetenschappelijk onderzoek.

Dat proces is het voorwerp van onderzoek, niet deze ene proefpersoon die ik (op eigen initiatief) van mijzelf gemaakt heb.

Ik ben te oud (heb te weinig energie) en heb geen positie of netwerk om dat ‘droogmelken’ van de aanwezige gegevens (scores, uitschrijfsels, sporen) zonder hulp te doen. Ik bied dit geheel dus aan, ik zoek er een erfgenaam voor en wil er graag aan meedoen, in de vorm van ‘die vragen beantwoorden die opkomen’. Dat antwoorden kan nog enige tijd en dat is een voordeel. Voor mij zit aan het aan mij gesteld krijgen van vragen die ik beantwoorden kan het voordeel dat mijn leven er wat levendiger van wordt. Dat kan makkelijk en is een bijwerking van ‘ingeschakeld worden’.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This