Jaap Schot, 23 januari 2007
- Het gaat over onderwijs en wel over onderwijs aan volwassenen. Nee, ‘volwassen’ is ongelijk aan ‘lichamelijk volgroeid’ of ‘21’. Die peuter met dat vingertje is volwassen. Hij heeft (neemt) het initiatief en is ergens aan bezig, verdoet zijn tijd maal aandacht maal vaardigheden maal energie enz. niet. Die peuter met dat vingertje is volwassener dan vele, vele leerlingen in onze scholen: die peuter néémt onderwijs. Die peuter is net zo wijs als die neger uit ons grote avonturenverhaal “Onder kapitein Veerdonck”.
- Iedereen heeft van nature, natuurgegeven de functie (taak) van onderwijsgevende.
- De natuurlijke, natuurgegeven taak, ik bedoel dus niet: de ‘maatschappelijke, toegewezen, betaalde functie.
- Als door de natuur daarvoor bestemde onderwijsgevende spreek ik de lezer van deze weblog aan. Ik spreek de lezer dus aan als de moederende, als degene waar die peuter bij terecht kan, waar iedereen die onderwijs néémt bij terecht kan, degene die hij is. Als we iemand ergens aan bezig aantreffen, dan is hij vrijwel altijd bereid te vertellen wat we écht willen weten, wat we zoals die kleuter willen weten, op die eenvoudige, schuldeloze wijze. Die kleuter is er niet op uit het constructiegeheim van de sprekenden te achterhalen en hen dan van hun spreektijd te beroven. Ze dóen dat wel, die kinderen die leren praten.
- Maar wat je onderwijst, dat raak je niet kwijt, integendeel:
- van onderwijzen leer je zelf heel erg goed wat je doet en wat je (niet) weet en veronderstelt: de vragen van wie onderwijs néémt wijzen je er op
- die steeds weer nieuwe onderwijsnemende kinderen houden je in training: zonder mensen in de buurt vergeet je de helft van je woordenschat en van je kennis en vaardigheden.
Terzijde: De peuter heeft de toepassing nog niet in het vizier, zijn plezier ligt in het leren, in het (gaan) kunnen en in het “auto” roepend bij iedere passerende auto, in het dóen. Hij leert niet teneinde straks dat roepen te doen. Hij roept (ook, mede) teneinde een reactie van de volwassene op te roepen(?). Vraagteken, want om het zeker te weten, moet je het geval voor geval uitzoeken: hoe reageert de peuter op jouw reactie op (resp. negatie van) zijn roepen?
Algemeen geformuleerd: in hoeverre is (geval voor geval kan verschillen) leren een vorm van omgaan met de onderwijzende. En in hoeverre is doen een interactie (dus: kunnen tonen, vertonen, laten zíen)? Weer: geval voor geval kan verschillen. Maar het is van belang het geval voor geval te wéten.
Het doen (het vaardig bezig zijn) moet ophouden ‘kúnnen tonen, vertonen, laten zíen’ te zijn. Er is een zaak waarmee de vaardige vaardig omgaat. Het ‘tónen te kunnen’ kan ertoe leiden, dat die zaak geheel buiten de aandacht komt en/of blijft.
Dan is de vaardigheid tot een tak van sport geworden. Tot één van die talloze dimensies waarop de in de civilisatie verdoolden zich met elkaar meten.
Toen de reparaties klaar waren en het schip weer zeewaardig, bleken bij het inschepen er toch een tiental slaven zich niet gemeld te hebben en bij zoeken op het eiland werden ze niet gevonden. Veerdonck wilde er niet te veel tijd aan verliezen en ‘nam zijn verlies’. Hij vroeg na wie die slaven waren en wat ze geleerd hadden. Toen gaf hij opdracht om op het strand, ver boven de vloedlijn potten en pannen en messen en bijlen en het gereedschap dat de gevluchten hadden leren gebruiken voor hen neer te zetten. Dat ging niet ten koste van de scheepsuitrusting, want er was een grote hoeveelheid als koopwaar voor in de kolonie aan boord. “Want”, zo zei hij, ziende de niet begrijpende uitdrukking in hun gezichten tot de officieren: “Er staat geschreven: ‘een vaardige is zijn gereedschap waardig’.”
Die avond kwam dominee Waardelader bij Veerdonck langs. Laat in die avond, want hij had uren zitten zoeken in zijn bijbel. Wáár stond er “de vaardige is zijn gereedschap waardig” of woorden van gelijke strekking. Hij had het echt niet kunnen vinden. En hij verwachtte er toch vragen over, binnenkort of over lange tijd.
“Waar kan ik dat vinden?”
“Oh, in mijn aantekeningen van een paar jaar geleden. Het viel me toen in en het klinkt niet slecht, er zit wat in.”
Het gezicht van Waardelader zou door romanschrijvers worden beschreven. Ik kan dat niet. De man wist niet wat hij moest denken. Er viel hem eerst niets in, maar dan werd hem volledig bewust dat hij daar niets mee kon.
“Kijk”, ging Veerdonck toen maar zelf verder: “het is waar of het is niet waar. Als het waar is, is het waar ook al staat het niet in de bijbel. En als het niet waar is, dan zou het ook niet helpen als het wel in de bijbel stond. Maar er is hier natuurlijk niet te spreken van waar en onwaar. Het is al of niet wijs de vaardige zijn gereedschap te gunnen en het niet buiten zijn bezit te brengen of te houden. Probeer maar wat met die verhalen over volle graanschuren en de vele goederen van de rijke jongeling. Maar ik zal je mijn helemaal niet heilige overwegingen laten weten: als ik ooit nog eens hier zou komen, zaten daar al of niet deze vluchtelingen en hun afstammelingen. Voor hen ben ik nú een Schenker, een Goede. Voor een paar potten en bijlen een enorme hoop goodwill. Public Relations.
En ook onder de vracht spreekt dit zich rond, niets blijft geheim. Ze zullen me om dit gebaar met wat spullen niet haten.”
“Kijk”, vervolgde onze hoofdpersoon, “verstandelijk overwegen leidt nooit tot kwaad doen. En in de bijbel wordt uitdrukkelijk verwezen naar het gedrag van de heidenen (gojim?, mensen van de wereld, geciviliseerden, toepassers van wat Machiavelli uitschreef) als voorbeeld. “Zij maken zich vrienden onder de mensen.” Wat een mens van nut is voor zijn entelechie, dat herkent en benoemt hij als ‘goed’.”
“Het wordt even puzzelen”, zie Waardelater, “maar ik kom er wel uit. Lukt het niet in één preek, dan neem ik er twee voor. Ik ga er een nachtje over slapen.”
“Doe dat, welterusten.”
“Welterusten, …… (volgde de voornaam van Veerdonck, die we voorlopig nog niet vrijgeven).
Zie wat ik hier doe: ik frommel een gedachte in ons verhaal. ‘Ons’ verhaal: want dát is de truc: als het eenmaal lukt om zo’n verhaal te beginnen, dan kun je er als onderwijzer allerlei dingen die je kwijt wilt (behandelen wilt, zeggen wilt, wilt uitleggen, onder de aandacht wilt brengen) in onder brengen.
Zolang je dat aan het doen bent, leeft het verhaal ook voor jóu: het zit aan je vast, jij hoort het ook voor het eerst. En je hebt heel erg bewust wat je al vertellend, doet, wat je ‘brengt’, wat je ermee gedaan wilt zien worden, wat je ermee bedoelt, wat je er mee nastreeft.
Als je een verhaal hergebruikt, een volgend leerjaar, is het anders voor jou dan voor hen.
Je kúnt een eigen verhaal zeer wel hergebruiken, daar niet van. Je weet wat de schrijver bedoelde. En als je dát er bij vertelt, zoals ik nu doen bij dit verse verhaal, dan is dat leerzaam.
Platte lieden, die hun natuurlijke onderwijstaak niet op zich nemen, schrijven boeken waar ze bij zeggen dat iedereen er in mag lezen wat hij wil.
Dat is heel smerig. Ik keur dat ten zeerste af. Het is de houding van ál die mediavullers, al die lui die tussen de reclameblokken en op de achterkant van de advertenties de lezer boeien en emotioneren in plaats van onderwijzen.
Wij hebben elkaar onderwijzend nodig. Er is dat mooie verhaal over onze hersencellen waarin in DNA geschreven geheugeninhouden niet in één of zelfs maar weinige, maar in vele cellen zijn opgeslagen. Daardoor kunnen onze hersens veel versterf van cellen verdragen.
Zo moeten wij het ook doen met wat er in onze maatschappij (samenleving) bekend is (gekend wordt, ervaren is, door sommigen).
Onderwijzen is gericht op het begunstigen van de entelechie van de leerling. Ervaring geven, exacter gelegenheid tot het opdoen (= ongedaan ontstaan) daarvan.
Zelfs bij het Veerdonckeren van slaven is het nog de vraag of het wel zo verstandig is alle aandacht aan het heel duur maken van enkele begaafde slaven te besteden. Misschien is het wel winstgevender om veel middelmatig vaardigen aan te maken.
In ieder geval is het pure winst als het menselijk gebruiksvee onderling gaat onderwijzen. Dát moeten de varkens op de boerderij der dieren in ieder geval snappen.
Het onderling onderwijzen tot onderdeel van het Veerdonckeren maken, is dan ook zeer aan te bevelen aan ‘de regering’. Privatiseer het onderwijzen door als staat (gezamenlijkheid) het ‘tonen te kunnen’ te kopen. Om de vijf jaar betaal je als staat gewoon iedereen voor wat hij bewijst te kunnen. Als de industrie, het bedrijfsleven, sommige dingen boven andere nagestreefd wil zien, dan staat het haar vrij bij te betalen, er boven op dus (niet: een deel ervan).
Zoals alle veelgebruikte woorden versleet ‘Veerdonckeren’, tot verdonkeren. Verdonkeren is, zoals we in het verhaal gezien hebben, dus, in tegenstelling tot het verlichten, níet op het voordeel voor de entelechie van de leerling gericht. Verdonkeren is het opvoeren van de verkoopwaarde (← gebruikswaarde) van de stukken menselijk gebruiksvee. Wat nog geen vakopleiding/ specialistische vorming is, is voorbereiding, ontvankelijkmaking daarvoor.
Wij indoctrineren nu (door sport) dat het overtreffen van anderen het meest prijzenswaardige gedrag is (daar geven we een schoolcijfer 10 voor). Moeitevol zitten we te zeuren dat de mensen voor hun gezondheid (→ onze besparing op de kosten daarvoor, zogenaamd, maar alleen het wegvallen van werkkrachten in gebruik is schadelijk voor de industrie. Die koopkracht die niet naar medicijnen gaat, gaat naar andere bedrijfstakken en daarop parasiteren via andere aandelen in hun portefeuille dezelfden. Dat hele gepraat over besparen op wat dan ook is geneuzel om de mensen een onderwerp voor te spiegelen waar het regeren over zou gaan.)
- Wat we nodig hebben is de door geen schaamte geremde doordenking van kapitein Veerdonck. Die schaamteloze (= politiek incorrecte) conceptualisering en doordenking van ‘het opzetten van scholen’ binnen het vigerende systeem (= systematisering van het binnensoortelijk parasiteren/ txaenzvampirisme).
- Dat eindelijk ter zake komen en niet oordelen teneinde niet beoordeeld te worden, is één ding, het ophouden in telegramstijl te spreken (→ te denken → te kennen) is het tweede. Onlangs hoorde ik een deskundige over leraren praten als over enthousiast zijn voor hun vak en graag met kinderen willen werken. Dat past op Mengele ook. Neem er héél even de NODIGE tijd, aandacht, energie, enz. voor om te zeggen wat je wilt aanduiden. Dit zijn woorden, die zo nuttig zijn als ANWB-borden met ‘stad’ of ‘dorp’ er op.
- Hoe word ik een perfecte leraar? Wees perfect en handel natuurlijk. Dat is een ander voorbeeld, uit een context waarin behartenswaardige dingen werden bedoeld. Dit soort vragen vinden we in ontelbare boeken over de wijsheid van het Oosten en zo. Als je het wéét, ként, dan kun je dit lezen en ermee instemmen. Maar je komt via deze uitspraak nergens, laat staan daar waar je die tot instemmen leidende ervaring op kunt doen.
- Het grote tekort is niet dat aan tot onderwijzen bereid zijnde (1) en in staat zijnde (2) mensen, maar het gebrek aan:
- Onbedorven leergierigen en
- Onderwijs-leer-uren.
- Er is wél een “economisch” verbod op het schenken van onderwijs en op het nemen van kennis van dingen in je omgeving.
- Het schoolgebouw en de voor het onderwijzen nodige spullen (projectoren, computers, enz.) zijn niet het bezit (eigendom) van ‘wie willen onderwijzen en (resp.) leren’.
- Er is artikel 461 W.v.S.
- Er is géén vrijheid tot , onderwijs: de middelen en de gebruikelijkheid, het ‘gewoon zijn’ ontbreken.
- Kennis wordt ‘macht’ genoemd, maar dat is een ongelukkige uitdrukking. Niet alleen dat niet kennis je verder (“hoger op in de maatschappij”) brengt, maar kennissen (1), maar ook dat kennis en inzicht geen greep op het gekende levert (geeft, meebrengt) (2). [Het woord ‘macht’ wordt hier, in deze ‘staande uitdrukking’ (k=m) helemáál in de alledaagse slordige betekenis gebruikt.]
Als we weer even terug gaan naar Veerdonck en de zijnen, dan moeten we ons afvragen of de slaven daar ongehinderd elkaar konden gaan zitten onderwijzen (in hun vrije tijd, “na schooltijd”). De daar opgebouwde onderwijsorganisatie zou door dat eigen initiatief de greep verliezen op de verandering / uitgroei van de voorraad mensenmateriaal (‘Human resources’, bedoeld voor de verkoop en onder bewerking). De tegenzin tegen dat greepverlies, die in dat verhaal bij die mensen te verwachten valt, is ook bij ons hier nu in deze werkelijkheid te verwachten. [De aandacht van de lezer brengen bij die evenwijdigheid is, – zo was natuurlijk al lang duidelijk -, de hele bedoeling met dat verhaal.]
Er is hier nu vrijheid om te ondernemen, daar valt ook het opzetten van onderwijs onder. Maar iedereen ziet dat het hier gaat om het veroorzaken van een geldstroom als tegenstroom voor ‘om den brode’ en ‘onder buitenbesturing’ bestede tijd [maal aandacht maal energie maal vaardigheden enz. (txaenz dus)]. Met andere woorden om het gebruiken van opgeleide slaven in zelfbezit. Dat hele verhaal van de afschaffing van de slavernij en de invoering van algemeen kiesrecht en al die andere schijn van verworvenheden, komt daar op neer: op het tot zelfbezitters maken van allen, los van elkaar. De proletariër bezat nog zijn kinderen, zoals de heer zijn slaven, maar ook dat is over. Alle mensen worden vrij en gelijk geboren. Nu ja, in het Engels staat er nog ‘mannen’ i.p.v. mensen, dat kwam vele ondertekenaars érg goed uit. Stel dat er ‘uit mensenvrouwen geborenen’ had gestaan. Het klinkt niet en je zit met al die vrouwen als gelijkberechtigd begónnen, dat impliceert dat het ontnemen van die rechten gebeurd is. Vandaar dat dát daar ook niet staat. Dat hele geneuzel met en over die rechten is één grote misplaatste leugen, als het niet zo’n smerig gebeuren was, dat ermee wordt verhuld, dan was het een klucht.
Hoe word ik een perfecte leraar? Wees perfect en handel natuurlijk.
Laten we het voorlopig maar op ‘goed’ bij leraar in plaats van ‘perfect’ houden. Dan kunnen we ook ‘perfect zíjn’ vervangen door iets mét inhoud. ‘Wees perfect’ vervangen we dan door: zie duidelijk (‘zie’ = heb een verhaal zoals dat over Veerdonck in gebruik) waar je aan bezig bent. ‘Zien’ is hier: jezelf bezig zien, maar niet in een spiegel, maar zonder spiegel áls in een spiegel. ‘Reflectie’ heet dat wel, in filosofenjargon, ‘onder filosofen’. Merkwaardig genoeg heeft ‘bespiegelend overdenken’ een wat dromerig – romantische knusse ondertoon (voor mijn taalgevoel). De bespiegelend overdenkende komt er niet toe op te merken dat het gebruiken (maar nog net niet sláchten) van andere mensen, exemplaren van dezelfde diersoort, als vee voortduurt. Dat alleen van vorm en juridische formuleringen er om heen veranderd zijn. Er is nu meer extensieve mensenveehouderij, zoals in Argentinië en zo de runderen ook ‘vrij grazen’ en slechts even om gebrandmerkt te worden en daarna pas kort voor de slacht worden beroofd van hun vrijheid.
Het thuis op de boerderij en onder voortdurend toezien en verzorgen houden van het vee in kwestie is afgeschaft, het heeft zijn vrijheid gekregen. Maar het ‘mensen als gebruiksvee houden’ is ononderbroken (zie Orwell’s ‘Animal Farm’) door welke revolutie dan ook: de Franse Revolutie en/of de ‘communistisch’ genoemde revolutie. En we zien de omvang van de veestapel toenemen als ‘de vrouw’ als zelfstandig geld verdienende deelneemster het maatschappelijk leven binnengeroepen wordt. Dát is door de (om het systeem van slaven houden te behouden ingestelde) propaganda verzonnen, als vórm van ‘ophouden vrouwen als bezit, slavin dus, van haar vader en daarna echtgenoot te zien’. ‘De vrouw’ krijgt een vrijheid erbij. Gevangenen hebben vele vrijheden, de vrije mens heeft er maar één, de echte, enige, ondeelbare.
Mijn weblog gaat over het schrijven en lezen van literatuur.
- Ik laat de lezer zien hoe ik het verhaal over Veerdonck aanmaak en vooral uitbreid, met wat ik wil aanduiden.
- Ik laat zien hoe het verhaal te gebruiken is om de ongerustheid van de opvarenden tegenover de levende vracht te voelen.
- Ik wijs naar ‘Animal Farm’, om de aandacht van de lezer naar een schrijver met een bedoeling te laten gaan
- Ik stel de lezer voor de bijbel ook eens zó, zonder geloof te lezen.
- Ik wijs naar Skinner ‘Walden II’ als illustratie dat ook het hebben van een naam (faam, reputatie) niet helpt, tegen de propaganda die via sport de mensen alleen stelt, tot enkelingen (i.t.t. door hun entelechie maal hun kennis geleide individuen) maakt.
- De mensen in onze “samenleving” zijn slaven in zelfbezit, die onder andere vrijheden die vrijheid hebben, die door de VVD-ers zo wordt toegejuicht: de vrijheid om met op basis van hun eigendom (vooral hun txaenz) geleend geld te streven naar het onvoordelig voor de ander met wie dan ook diensten te ruilen (werk voor werk). Dat ruilen dat door dat geld tot kopen en verkopen wordt, noemt men in het Duits ‘wirtschaften’. Dit is: pogen op de soortgenoot te parasiteren (want dát is het hoogst bereikbare: het “leven” als die man met die gekochte prinsentitel op een eigen cruiseschip, gevolgd door de ‘Privé’ e.d. (de gele pers? Vagelijk meen ik dát ooit als naam voor die paparazziwerkgevers gehoord te hebben).
- De mensen in onze “samenleving” zijn slaven in zelfbezit, geboeid door de ononderbroken voortdurende, alles overstemmende propaganda. Propaganda die niet uitdrukkelijk zegt waar ze voor is, maar hen aanzet tot gedrag, dat uiting is van de door haar gewenste instelling. Zoals de roomse en andere civilisatiereligies hun mensen gebaren (kaarsjes opsteken en kruisjes slaan en bedevaarten maken) (1) en onverstaanbaar (in het Latijn, Arabisch, een of andere verlopen taal, al of niet mompelend) wensen, het zogenaamde bidden (2) aanleren en als gewoonte laten behouden, zo heeft ‘de wereld’ zijn sport. De mensen in de wereld worden door die propaganda voor de wereld aangezet tot zich met elkaar meten en streven zoveel mogelijk anderen te overtreffen. Wie dát doet is (slaaf) ván de wereld. Het is de bedoeling van de propaganda dat de betrokkenen (de gelovigen en de slaven in zelfbezit, zich zelf opzwepend, zogenaamd ambitieus) dit niet in de gaten hebben. Álles in haar macht doet de propaganda om ‘reflectie’ (= het zichzelf zonder spiegelgebruik, dus niet als bewegend voorwerp, maar als zich gedragende bezig zien) te voorkómen. Dáártoe is al dat boeiende, al die “muziek”, ja, ook al die seks. Ja, ook de ‘hedendaagse’ literatuur van de boekenlijsten op de scholen is deel van die propaganda.
- De mensen die onder die propagandaregen lopen, zijn er aan gewend en velen voelen zich er wél bij. Dat waarneembare feit dringt tot de vraag: “Wat is er dan tégen?”
- Vragen in de buurt zijn dan:
- “Wat hebben de mensen in vrijheid, in die door jou zo genoemde échte, enige, ondeelbare vrijheid, dan wel gepresteerd aan verbetering van hun leefomstandigheden?”
- “Wat was hún welvaart?”
- “Wat was hún wetenschap?”
- “Wat was hún kunst?”.
Ik wil niet anders doen dan de lezer aan te moedigen de wáre, op feiten en sporenduidingen gebaseerde antwoorden op die vragen te zoeken.
Wie daar geen zin in heeft, kan zich afvragen waaróm niet. Hij kan het ook nalaten zich dat af te vragen. Eén van die vele, vele vrijheden is het hebben van meningen die niet ván gevoelen (een synoniem van ‘mening’) tot gedachte worden ómgevormd. Het omvormen van eigen gevoelens tot gedachten is een gevaarlijke bezigheid en de propaganda is er fel op tegen. Een onder woorden gebracht (dus niet slechts benóemd) gevoel, is tot een voorwerp van bestudering geworden, er is bij te spreken, het is bespreekbaar. Dan spreekt het niet langer vanzelf. Reflectie is onvermijdelijk: het klinkt, – zoals álles wat je in woorden denkt -, in je hoofd, “voor je geestesoor”, alsof een ander het zegt. Je hóórt het, ook al spreek je het nog niet uit. Schrijf je het uit, dan is het nog erger. Dan is die tekst een voorwerp, dat ook de ander die lezen kan, gegeven is.
Iedereen kent het feit dat het zeer moeilijk is met woorden een bericht over te brengen. Maar zelfs deze moeilijkheden stellen de propaganda niet gerust: zij dringt er op aan met gevoelens (meningen) niets anders te doen dan ze te laten vertegenwoordigen.
Meningen zijn niet aangeboren, ze zijn aangeleerd. Voor gewoonten, gedragskeuzecriteria, is hetzelfde waar. Aanleren dóe je niet, dat gebeurt, dat overkómt je. Je raakt daardoor aangepast aan je leefomgeving.
Dat is ook de reden waarom je die niet dient te verlaten.
X. heeft uitstekend leren leven zonder grote botsingen in het ouderlijk huis, maar het gebruiken van dat daar toen aangeleerde op zijn werk en in zijn gezin, dat hij begon met een vreemde, uit een heel andere omgeving (gezin) brengt hem in grote moeilijkheden. Iedere lezer heeft zijn eigen voorbeelden bij de hand.
0 reacties