Jaap Schot, 15 november 1984
Wat ik mijn eventuele lezers te bieden heb is: een goedkope uitweg uit hun vals en ongelukkig bewustzijn.
Wie niet dwaalt heeft geen gids nodig die hem de weg naar buiten wijst. Wie niet ziek is heeft geen arts nodig. Slechts voor wie beseffen het nodig te hebben dus kan mijn remedie helpen.
Mijn remedie bestaat uit het uitschrijven van wat je invalt en dan doen en laten in overeenstemming met wat je uitschrijft.
Uitschrijft, in de onvoltooid tegenwoordige tijd, want het uitschrijven doe je niet eens voor altijd en om het resultaat dat het geschrevene is. Uitschrijven is het laten functioneren van het eigen brein als vuller van het eigen bewustzijn.
Door te functioneren verandert het brein.
Zodra, zolang en in zoverre het brein verandert, zal het ook het doen en laten anders sturen, anders doen zijn.
Het veranderde brein zal het ervaren (opvatten) van de werkelijkheid anders doen zijn. Uitdrukkelijk stel ik vast dat er geen pogingen gedaan moeten worden tot zelfoverwinning of tot zelfverandering.
Uitdrukkelijk, ononderdrukt zelfzijn, in dit geval het laten functioneren van het brein leidt onontkoombaar tot verandering, die niet gepland dient te worden en vooral niet gekeurd.
Er is geen bevoegde instantie in iemand laat staan buiten hem om zijn brein te keuren. Er is geen ideale of anderszins voorgeschreven manier om MIJ te zijn. Ik moet er van uit gaan dat ik ben zoals ik ben en dat de werkelijkheid mij zolang ik de kracht heb haar dat af te dwingen zal moeten aanvaarden zoals ik ben. Wat ik niet hoef te aanvaarden is dat ik vanbuitenaf bestuurd word. Dat geldt, of dat besturen nu via de opvoedingsresultaten uit mijn verleden gebeurt of via druk van anderen (dreiging en geweldpleging) hier en nu.
Mijn brein stuurt mijn denken, mijn doen en laten (mijn gedragskeuze) en mijn ervaren, opvatten, het bepaalt wat ik voel bij wat ik doe en bij wat mij overkomt.
Als ik mijn brein ontdoe van de in mijn verleden er om aangebrachte omhulsels, dan bevrijd ik mezelf.
De gebruikelijke vraag van de mens die aan bevrijding toe is, is: “Wat kan ik doen?”, die vraag is minstens aan te vullen met “Wat kan ik nalaten?” en met “wat ligt binnen mijn macht, wat mag ik van de anderen?” en met “waartoe heb ik de kracht, wat kan ik tegen hun wil doorzetten?”.
Zowel doen als nalaten kan vaak slechts gebeuren tegen de wil van sommige anderen. Die anderen zullen druk uitoefenen tegen het van gedrag veranderen.
Om die druk van die anderen te weerstaan is het nodig dat degene die van gedrag verandert zeker is van zichzelf.
Een vast geloof is een surrogaat voor die zekerheid.
Een vast vertrouwen op een geestelijk leidsman is een surrogaat voor die zekerheid.
Er is geen reden naar die zekerheid te verlangen. Die zekerheid heeft ieder mens al, maar niet ten aanzien van alles wat hij doet en laat.
Hoe aan zekerheid te komen omtrent doen en laten dat ik gedwongen (op buitenbesturing) en uit gewoonte doe?
Antwoord: doorbreek de gewoonte, laat na het bevel te gehoorzamen en let op wat er gebeurt.
Niet zelden zal men zich een gevoel van bedreigd-worden bewust worden, men zal angstig worden, al voordat er iemand reageert op het veranderde gedrag. Die angst berust op verwachtingen en verwachtingen berusten op het verleden. Het verleden is voorbij en of ook nu en hier deze verandering van gedrag nog een aanval door anderen op de veranderende ten gevolge zal hebben is onzeker.
Nog onzekerder is het of de aangevallen veranderende nu in staat zal zijn de aanval af te slaan.
Zelfs als de aanval plaats vindt en de veranderende alsnog moet gehoorzamen heeft hij iets gewonnen, namelijk zekerheid omtrent de redenen waarom hij dit gedrag vertoont resp. dit nalaat.
Zijn redenen zijn nu duidelijk buiten hem, dat wil zeggen dat hij geen reden heeft om zich conform de eisen van de anderen te gedragen zodra, zolang en in zoverre hij ervoor kan zorgen dat hij niet betrapt wordt.
Zo zal ook de reden voor conformistisch gedrag een andere worden. Het conformistisch gedrag wordt van blijkgeven eender te willen zijn tot zich camoufleren.
0 reacties