Jaap Schot, 30 november 1986
Uiteenzetting van een conceptgroep rondom het begrip VRIJHEID
Vrijheid komt slechts in de natuur, dat wil zeggen buiten cultuur en buiten civilisatie voor. Robinson Crusoe op z’n eiland alleen is vrij van alle actuele sociale druk. Sociale druk via zijn herinnering kan hij nog als reden voor zijn doen en laten uit gerwoonte opgeven. Wie vrij is is daarmee nog niet almachtig. Robinson heeft minder belemmeringen doordat er geen omstanders zijn, hij heeft ook tot minder bezigheden gelegenheid: hij kan niet praten met anderen, niet vrijen en zo voorts. Het is niet zo dat iemand die vrij is niets meer hoeft: er zal bijvoorbeeld adem gehaald, gedronken en geslapen moeten worden. Van mogen of niet mogen kan echter geen sprake zijn. Het is ook niet zo dat wie alles mag van zijn tijdgenoten vrij is, hij is absoluut soeverein, dat is heel wat anders. Wie vrij is zal geen reactieve wensen hebben, slechts wat nodig is als middel voor zijn leven en welzijn zal hij willen totstandbrengen, veroorzaken, doen. Daarnaast wil hij voorzien in het dan nog nodige functioneren als lichaam en als geest: spelend. Spelhandelingen zijn als middel om er in te functioneren nodig, niet deze specifieke spelhandelingen en niet deze specifieke spelregels. De druk van noodzaak zit achter het kiezen van spel, niet achter het kiezen van dit spel. De vrije mens speelt niet om te winnen of uit te blinken maar om in het spelen te functioneren. Wie vrij is heeft geen bindingen. Wie vrij is wordt niet door anderen, actueel of via opvoedingsresultaten (instructies) in hem belemmerd, maar hij is niet zonder remmen.
Het maakt niets uit,
– het blijft onvrijheid
-, waar het bevel vandaan komt,
– uit zelfbestuur van de enkeling, een eigengemaakt plan, autonomie, eigen baas zijn,
– van een “meerdere”,
– van een sterkere (bijvoorbeeld iemand met een vuurwapen, die met verminking en dood kan dreigen)
– van de velen opzij, naast je, democratisch
– van een enkele persoon, een dictator
– vanuit je trauma’s, de herinneringen aan de mores die ze je geleerd hebben toen je daar toen de zwakkere was, onder doodsdreiging,
– vanuit zelfverzonnen ideeen en wanen, inclusief de tweedehands, zoveelstehands, traditionele bedenksels zoals stamreligies (de God van Israel) of civilisatiegodsdiensten (islam, christendom, hindoeisme, shintoisme).
De vrije levende wezens zijn niet almachtig, ze hoeven wel degelijk wat, ja van alles: ze moeten volledig en harmonisch functioneren, dat is: hun organen (lichaamsdelen en hun lichaam als geheel, inclusief hun denkende hersens) wat te doen laten hebben. Daartoe moeten ze spelen waar ze dat functioneren niet ten geschenke krijgen bij het voorzien in wat ze nodig hebben (eten, slaap, gezelschap enz.) in omgang met hetgeen om hen hen gegeven is, hun omgeving, hun omgegevenheid.
De vrije levende wezens zijn zwakker gebleken (individueel en als samenlevende soort, dan de georganiseerde geciviliseerden, dat bleek proefondervindelijk. De massa in civilisatie kent geen luiheid, weet niet van ophouden met veroveren, in bezit nemen en doden en vernietigen, wanneer in het nodige voor aller leven en welzijn is voorzien. Die luiheid zou wel optreden als er geen hongerende, behoeftige, het nodige nog niet hebbende onder(ste) laag in de civilisatie was. De luiheid, het van ophouden weten dus, zou optreden bij elk individu (zelfs bij het tot persoon gereduceerde). Door spontane summatie van dat van ophouden weten zou de civilisatie van ophouden weten. Dat te voorkomen is inzet van het spel der ongelijke verdeling binnen de civilisatie. Wie de armoe, de echte nood, het niet hebben van het nodige voor leven en welzijn wil uitbannen zal een einde aan de civilisatie moeten willen. Dat willen bestaat uit (of zo men wil: in) het zelf ophouden geciviliseerd te zijn, dus ophouden zich geciviliseerd (vergelijkend, luxe consumerend, concurrerend, bezittend, toppresterend enz.) te gedragen. Eerst zijn, dan, zich uitend, gedragen.
ANARCHIE, daaronder verstaan geciviliseerden ongeregelde interactie van een massa soevereinen. Dat is inderdaad chaos. De samenleving van de nationale staten is zo’n anarchie. Tegen zijn ze en ze vinden dat er dus geen ongeregeldheid moet zijn. Ik zeg: er moet geen soevereiniteit zijn, maar vrijheid. Waar vrijheid is, is geen willen, maar slechts: nodig moeten, van nature, van binnen uit, in een vorm die van omgegevenheid (omgeving, omstandigheden) afhangt, die daarop in speelt. Waar vrijheid is, is nooit: moeten van een ander, nooit bevolen krijgen.
Het besef is verdwenen van het bestaan van de aarde, van wat buiten de wereld is, wat er was en is en zijn zal naast en buiten civilisatie en cultuur, het ongerepte, het godgevene, de natuur. De natuur is niet het milieu van de civilisatie en het is ook niet de grondstof, het spul waarvan de civilisatie iets mag en / of moet maken naar haar soevereine keuze, in een haar door de God van de civilisatie, die ook talenten uitdeelt om mee te woekeren, gegeven soeverein beschikkingsrecht over alles wat zwakker is. Grenzeloos, remmeloos, talrijk als het zand der zee, plaagsgewijs voortijveren, dat is de opdracht van de civilisatiegod, die ze onder dezelfde naam laten optreden als de scheppergod (wiens geknutsel de geciviliseerden ijverig verbeteren en veredelen en vernietigen) en de stamgod (de God van Israel) die de vijanden, de mensen van andere volken en partijen voor de ogen van de stam vernietigde.
Ondanks de poging, de uittocht uit de civilisatie (exodus uit Egypte), de ongerepte natuur in (zo kenmerkend voor de vertalende geciviliseerden vertaald als ‘woestijn’, zelfs niet als ‘woestenij’) zijn de geknechten knechten gebleven, ook toen ze bij hun heren vandaan waren, zoals Robinson Crusoe Engelsman bleef en geen vrij mens werd zodra en zolang hij alleen was. De knechtschap was en is geinternaliseerd, zit binnen in hen vast. De vleespotten van Egypte, daar verlangden ze naar terug, naar de troostende extraatjes, naar de troostende luxe-consumptie. Ook uit hun kinderen werden geen vrije mensen. Ik kan me natuurlijk nog enig optimisme inpraten en vaststellen dat ze onder leiding wegtrokken, niet wetend wat ze deden, geen eigen plan uitvoerend, een plan om zich van hun knechtschap te ontdoen, in eigen zijn en /of in het zijn van hun kinderen en / of kleinkinderen.
Ik kan mezelf zeggen: als we nu weten dat we aan de civilisatie moeten ontkomen en niet slechts aan deze of gene kleine verzameling als zodanig herkende nadelen, dan kan het misschien slagen. Ik kan zeggen: tot nu toe was er censuur en daarom schreef niemand tegen de civilisatie als geheel, openlijk.
Ach ja, ik kan zoveel zeggen. Alleen: geloof, hoop en liefde ontbreken me. Ik geloof er niet in, ik geloof niet in de massa van mijn tijdgenoten. Een miljoen medestanders, dat is toch niet weinig, en 1 op de 4000 ` 5000 mensen is het met mij eens en is voor mijn part bereid alle hen ter beschikking staande tijd, aandacht, energie en vaardigheden “”aan die zaak te offeren””. Op voorhand een vruchteloos pogen dus. Jan en alleman zijn nu juist toe aan het op hun beurt consumeren van luxe. Die laten zich echt niet ompraten of dwingen.
0 reacties